.
Inhoudsopgave
Instrumentenpaneel 18
Controlelampjes 19
Energievoorraadindicator 26
Verbruiks-/energieopwekkingsindicator 27
Kilometerteller 28
Dagteller 28
Dimmer dashboardverlichting 29
Onderhoudsindicator 29
Actieradiusindicator 30
Controle tijdens het rijdenEerste kennismaking
Sleutel met afstandsbediening 31
Ruitbediening 34
Portieren 35
Bagageruimte 36
Klep
jes laadsystemen 37
Toegang tot de auto
Voorstoelen 38
Achterbank 40
Buitenspiegels 42
Indeling interieur 44
Ver war min
g en ventilatie 47
Airconditioning 49
Achterruitverwarming 51
Comfort
Starten - afzetten van de auto 52
Handbediende parkeerrem 53
Selectiehendel 54
Rijden
Lichtschakelaar 56
Automatische verlichting 58
Koplampen verstellen 58
Ruitenwisserschakelaar 59
Plafonnier 60
Zicht
Eerste kennismaking
8
Cockpit
1.
Stuur-/contactslot. 2.
Ruitenwisserschakelaar. 3.
Voor r uitont waseming.
4.
Dashboardkastje. Schakelaar passagiersairbag. 5.
Hendel voorklep.
6.Parkeerrem.
7. Selectiehendel. 8.12V- aansluiting.9.
Bediening ver warming / airconditioning. 10.Noodoproep of hulpoproep. 11.
Schakelaar alarmknipperlichten.12 .Middelste ventilatieroosters.13.Autoradio.
.Eerste kennismaking
13
Veiligheid voor alle inzittenden
1.
Open het dashboardkastje.2.Steek de sleutel in de schakelaar.3.Selecteer de stand:"ON"(inschakelen) wanneer een passagier op
de voorstoel zit of een kinderzitje voor ver voer
met het gezicht in de rijrichting is bevestigd, "OFF"
(uitschakelen) wanneer een
kinderzitje voor ver voer met de rug in de rijrichting is bevestigd.
Airbag voorpassagier
Met behulp van de twee ringen Atussen de
rugleuning en de zitting van de zitplaats kunt u een ISOFIX-kinderzitje bevestigen.
De ring B aan de bovenzijde van de rugleuningis bestemd voor de bovenste riem,
TOP TETHER
genaamd.
ISOFIX-bevestigingen
77
Kinderbeveiliging
A.
Geblokkeerd.
B. Vrijgegeven.
6
8
65
Controle tijdens het rijden
18
Instrumentenpaneel De klokken en controlelampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over de werking van de auto.
1.Indicatorlaadtoestand tractiebatterij.rWeergave stand selectiehendel.2.Verbruiks-/energieopwekkingsindicator.3.Snelheidsmeter.4.
Display.
A.Kilometerteller.B.Dagteller (Tr aject A of B).C.Dimmer dashboardverlichting.D.Onderhoudsindicator (in kilometers totde volgende onderhoudsbeurt).E.Onderhoudsindicator (in tijd tot de
volgende onderhoudsbeurt).F.Actieradiusindicator.
5.Bedieningsknop display. Achtereenvolgens weergeven van de
verschillende functies.
Nulstelling van de geselecteerde functie(dagteller of onderhoudsindicator).
Instellen van de lichtsterkte van deverlichting.
Raadpleeg de desbetreffende paragraaf voor
meer informatie.
Klokken
Display
Controle tijdens het rijden
20
Controlelampjes ingeschakelde functies
De volgende lampjes op het instrumentenpaneel geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Richtingaanwijzer linksKnipper t, metgeluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaagbeweegt.
Richtingaanwijzer rechtsKnippert, metgeluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
AlarmknipperlichtenKnipper t, metgeluidssignaal. De schakelaar voor dealarmknipperlichten op het dashboard is ingedrukt.De richtin
gaanwijzers links en rechts en de bijbehorende controlelampjes knipperen tegelijkertijd.
Parkeerlichten/of dimlichtBrandt constant. Het parkeerlicht en/of het dimlicht is
ingeschakeld.
Mistlampen vóórBrandt constant. De mistlampen vóór zijn
ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om demistlampen vóór uit te schakelen.
MistachterlichtBrandt constant. Het mistachterlicht is ingeschakeld.Draai de ring naar achteren om het mistachterlicht uit
te schakelen.
GrootlichtBrandt constant. De lichtschakelaar is naar u toe getrokken.Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelennaar dimlicht.
Controle tijdens het rijden
22
Controlelampjes uitgeschakelde functies
De volgende lampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
PassagiersairbagBrandt constant, op demiddenconsole
.De schakelaar in het dashboardkastjestaat in de stand "OFF".De frontairbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
Zet de schakelaar in de stand " ON" om de frontairbagaan passagierszijde in te schakelen. Bevestig in ditgeval op deze zitplaats geen kinderzitje met de "rug inde rijrichting".Controleer altijd de status van de passagiersairbag
voordat u de motor start.
ESP/ASRBrandt constant. De ESP/ASR-schakelaar op het
dashboard (bestuurderszijde) is
ingedrukt.
Het E
SP/ASR is uitgeschakeld.
ESP: Electornic Stability Program.
ASR: Anti Spin Regeling.Druk de E
SP/ASR-schakelaar op het dashboardnogmaals in om het ESP/ASR weer in te schakelen.De systemen worden automatisch opnieuw
ingeschakeld bij het starten van de auto.
1
Controle tijdens het rijden
29
Onderhoudsindicator
Druk na het aanzetten van het contact een paar keer achter elkaar op de knop A
tot de
onderhoudsindicator in de gewenste eenheden wordt aangegeven. De informatie wordt op twee manieren
aangegeven:- het aantal nog af te leggen kilometers,
- de resterende tijd in maanden tot deeerstvolgende beurt.
Werking
1.
De indicator geeft aan dat er nog 1000 km
of 1 maand resteer t tot de eerstvolgendeonderhoudsbeurt. 2.De indictator geeft aan dat de termijn tot het eerstvolgende onderhoudsbeurt is
verstreken.
Elke keer als u het contact aanzet, verschijnt de onderhoudssleutel enkele seconden
om aan te geven dat u op korte termijn eenonderhoudsbeurt moet laten uitvoeren.3.Na het uitvoeren van de onderhoudsbeurt is de indicator gereset en wordt het aantal
af te leggen kilometers/de resterende
termijn tot de volgende onderhoudsbeurt
opn
ieuw aangegeven.
De onderhoudsindicator
geeft aan hoever u nog ver wijderd bent van de eerstvolgende
onderhoudscontrole volgens het onderhoudsschema van de fabrikant.
Dit wordt berekend vanaf de laatste nulstelling
van de onderhoudsindicator. Deze informatie kan op twee manieren wordenaangegeven:
U kunt de lichtsterkte van dedashboardverlichting handmatig aanpassen
aan het licht van de omgeving.
Druk op de knop A en houd de knop dan
ingedrukt om de lichtsterkte in te stellen op
"dag" of "nacht" ongeacht of de verlichting van
de auto is ingeschakeld of niet.
De lichtsterkte neemt elke keer als er op de
kno
p Awordt gedrukt, in stapjes toe.
Druk, wanneer de verlichting het maximale niveau heeft bereikt, nogmaals op de knop om naar het minimale niveau te gaan.
Laat de knop Alos zodra u de gewenste
lichtsterkte hebt bereikt.
De instelling wordt opgeslagen zodra u de knop Aloslaat en blijft behouden als het contact instand OFF gezet wordt.
Dimmer dashboardverlichting