
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-4
3
DAU11061
Vrijstandcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11081
Controlelampje  grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11255
Waarschuwin gslampje olieniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.OPMERKING Bij een voldoende hoog olieniveau kan
het waarschuwingslampje soms toch
knipperen bij rijden op een helling of
bij plotseling afremmen of optrekken,
er is dan echter geen sprake van een
storing. 
Dit model is ook uitgerust met een
zelfdiagnosesysteem voor het circuit
van het waarschuwingslampje olieni-
veau. Als het waarschuwingscircuit
voor het olieniveau een probleem aan-
geeft, wordt de volgende cyclus her-
haald totdat de storing is opgeheven:
Het waarschuwingslampje olieniveau
knippert tien keer en dooft dan gedu-
rende 2.5 seconden. Als dit zich voor-
doet, vraag dan een Yamaha dealer
de machine te controleren.
DAU1142E
Waarschuwin gslampje 
koelvloeistoftemperatuur “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Verminder als dit
gebeurt onmiddellijk de belasting van de
motor. Als de melding “HI” knippert in de
weergave koelvloeistoftemperatuur, stop
de machine dan, stop vervolgens de motor
en laat de motor afkoelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan. Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
LET OP
DCA10022
Laat 
de motor niet  draaien terwijl d eze
oververhit is.OPMERKING Bij machines met een of meer radia-
torkoelvinnen schakelt de radiator-
koelvin automatisch in of uit op basis
van de koelvloeistoftemperatuur in de
radiator.
 Als de motor oververhit raakt, staan
op pagina 6-46 nadere instructies ver-
meld.
U1CWD4D0.book  Page 4  Thursday, July 31, 2014  9:56 AM 

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-10
3
Zelfdia gnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagno-
sesysteem voor diverse elektrische circuits.
Als in een van deze circuits een storing
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden en
geeft het display een foutcode weer.
Als het display foutcodes weergeeft, noteer
deze dan en vraag een Yamaha dealer om
het voertuig te controleren.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem.
Als in de circuits van het startblokkeersy-
steem een storing wordt gedetecteerd,
gaat het controlelampje startblokkering
knipperen en geeft het display een foutco-
de weer.
OPMERKINGAls het display foutcode 52 weergeeft, be-
treft dit mogelijk een storing in het trans-
pondersignaal. Als deze fout zich voordoet,
probeer dan het volgende.1. Start de motor met behulp van de co- deersleutel.OPMERKINGHoud andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden
gestart.2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeer-
sleutel en beide standaardsleutels
naar een Yamaha dealer en laat de
standaardsleutels opnieuw coderen.
LET OP
DCA11591
Wanneer het  display een foutco de aan-
g eeft, moet  de machine zo spoe dig  mo-
g elijk wor den  gecontroleer d om
motorscha de te voorkomen.
1. Weergave foutcode
2. Controlelampje startblokkering
3. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
ABS
1
2
3
U1CWD4D0.book  Page 10  Thursday, July 31, 2014  9:56 AM 

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15952
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te  maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10272
Een onvol doen de vertrouw dhei d met  de
b ed ienin gselementen kan lei den tot ver-
lies van d e controle, met mo gelijk een
on geval of letsel tot g evolg.
DAU47152
OPMERKINGDit model is uitgerust met:
 een hellingshoeksensor, waarbij de
motor afslaat bij kanteling. Het display
geeft in dat geval foutcode 30 weer,
maar dit betreft geen storing. Draai de
sleutel naar “OFF” en vervolgens naar
“ON” om de foutcode te wissen. Als u
dat niet doet zal de motor niet starten,
ondanks dat de motor wordt aange-
zwengeld als u op de startknop drukt.
 een automatische motorstop. De mo-
tor stopt automatisch als deze 20 mi-
nuten stationair draait. Het display
geeft in dat geval foutcode 70 weer,
maar dit betreft geen storing. Druk op
de startschakelaar om de foutcode te
wissen en de motor opnieuw te star-
ten.
DAU51792
De motor starten Door het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
 De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
 De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
Zie pagina 3-21 voor meer informatie.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en controleer of de noodstopschakelaar
op “ ” is gezet.
De volgende waarschuwingslampjes
en het controlelampje moeten enkele
seconden oplichten en dan uitgaan.
 Waarschuwingslampje olieni-
veau
 Waarschuwingslampje koelvloei-
stoftemperatuur
 Waarschuwingslampje motor-
storing
 Controlelampje startblokkeringLET OP
DCA17671
Als  de  boven genoem de waarschu-
win gs- of controlelampjes niet g aan
b ran den wanneer d e sleutel naar “ON”
wor dt  ged raai d, of als een waarschu-
U1CWD4D0.book  Page 1  Thursday, July 31, 2014  9:56 AM 

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
5
wings- of controlelampje niet uit gaat, zie
d an pa gina 3-3 voor een controle van het
circuit van het  betreffen de waarschu-
win gs- of controlelampje.
Voor modellen met ABS:Het ABS-waarschuwingslampje moet
gaan branden als het contactslot op
“ON” wordt gezet en weer uitgaan zo-
dra met een snelheid van 10 km/h 
(6 mi/h) of hoger wordt gereden.
LET OP
DCA17682
Als het ABS-waarschuwin gslampje niet
g aat  bran den en weer uit gaat zoals hier-
b oven  beschreven, zie d an pagina 3-3
voor een controle van het circuit van het
waarschuwin gslampje.2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand. Het vrijstandcontrolelampje
moet gaan branden. Als dit niet ge-
beurt, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrische circuit na te kijken.
3. Start de motor door de startknop in te
drukken.
Als de motor niet wil starten, laat dan
de startknop los, wacht een paar se-
conden en probeer het dan opnieuw.
Iedere startpoging moet zo kort mo- gelijk duren om de accu te sparen.
Laat de startmotor nooit langer dan 10
seconden achtereen draaien.
LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl 
de motor no g
kou d is, d it verkort  de levens duur van d e
motor!
DAU16673
SchakelenDoor de versnellingen te schakelen kunt u
het beschikbare motorvermogen doseren
bij het wegrijden, optrekken, tegen een hel-
ling oprijden etc.
De schakelstanden worden getoond in de
afbeelding.OPMERKINGOm de versnellingsbak in de vrijstand te
schakelen wordt het schakelpedaal enkele
malen ingetrapt totdat het einde van de
slag bereikt is, waarna het pedaal iets
wordt opgetrokken.1. Schakelpedaal
2. Vrijstand
1
N
2 3
4
5
6
1
2
U1CWD4D0.book  Page 2  Thursday, July 31, 2014  9:56 AM 

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-21
6
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op
het midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band  spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band
onmiddellijk door een Yamaha dealer wor-
den vervangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.
WAARSCHUWING
DWA10472
 Laat sterk versleten  ban den  door
een Yamaha  dealer vervan gen. Rij-
d en op een machine met versleten
b an den is niet alleen ver boden,
maar  dit heeft ook een averechts
effect op  de rijsta biliteit, waar door
u  de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
 De vervan gin g van on der delen van
wielen en remmen, inclusief  ban-
d en,  dient te wor den over gelaten
aan een Yamaha d ealer, die over  de
no dig e vakkun dig e kennis en erva-
rin g b eschikt om  dit te d oen.
 Rijd niet te snel  direct na het ver-
wisselen van een  ban d. Het b and-
oppervlak  dient eerst te zijn
in gere den v
 oordat het zijn optimale
ei genschappen verkrij gt.
Ban deninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless banden
en bandventielen.
Banden verouderen, zelfs als ze niet of
slechts sporadisch zijn gebruikt. Scheuren
in het rubber van het loopvlak en de wang
van de band, soms in combinatie met ver-
vorming van het karkas, zijn een teken van
veroudering. Oude banden moeten worden
gecontroleerd door bandenspecialisten om
na te gaan of ze geschikt zijn voor verder
gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10482
 Monteer altij d voor- en achterb an-
d en van hetzelf de merk en type.
Verschillen de  ban den kunnen het
1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale  ban dprofiel diepte (voor en 
achter):
1.6 mm (0.06 in) 
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
U1CWD4D0.book  Page 21  Thursday, July 31, 2014  9:56 AM 

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-22
6
wegge dra g van d e machine veran-
d eren, wat kan lei den tot een on ge-
val.
 Controleer altij d of  de ventiel dopjes
stevi g zijn  bevesti gd om zo lucht-
lekka ge te voorkomen.
 Gebruik uitsluiten d d e hierna ver-
mel de  ban dventielen en luchtven-
tiel buisjes om  bij ho ge rijsnelhe den
een te lag e ban dspanning  te voor-
komen.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieron-
der vermelde banden door Yamaha goed-
gekeurd voor dit model.
WAARSCHUWING
DWA10601
Deze motorfiets is uit gerust met specia-
le  ban den  die  geschikt voor zeer ho ge
rijsnelhe den. Let op het vol gen de om
d eze  ban den zo effectief mo gelijk te
kunnen  geb ruiken.
 Gebruik  bij vervan gin g uitsluiten d
het voor geschreven type  ban den.
Bij an dere  ban den is het risico op
een klap ban d b ij zeer ho ge rijsnel-
he den niet  denkb eeldig .
 Gloe dnieuwe  ban den  bie den op
sommi ge typen we gdek relatief
weini g g rip tot dat
 ze zijn “in gere-
d en”. Het is  dan ook verstan dig  d e
eerste 100 km (60 mi) na dat een
nieuwe  ban d is aan geb racht rusti g
te  blijven rij den en pas  daarna  de
rijsnelhei d te verho gen.
 Voor dat met ho ge snelhei d wor dt
g ered en moeten  de  ban den zijn op-
g ewarm d.
 Pas  de  ban dspanning  steeds aan
vol gens  de rijomstan dig he den.
DAU21963
GietwielenLet ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
 Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging, kromheid of andere scha-
de. Laat in geval van schade het wiel
door een Yamaha dealer vervangen.
Probeer het wiel nooit zelf te repare-
ren, hoe klein de reparatie ook is. Ver-
vang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
 Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgeba-
lanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren of
kan een slechte wegligging en een
verkorte levensduur van de banden
tot gevolg hebben.
Voor
ban d:
Maat: 120/70 ZR17M/C (58W)
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/BT021
DUNLOP/ROADSMART
Achter ban d:
Maat: 160/60 ZR17M/C (69W)
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/BT021
DUNLOP/ROADSMART
VOOR en ACHTER:
Bandventiel:TR412
Luchtventielbuis:
#9100 (origineel)
U1CWD4D0.book  Page 22  Thursday, July 31, 2014  9:56 AM 

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-25
6
Voor modellen met ABS
Het remlicht, dat wordt geactiveerd door
het rempedaal en de remhendel, moet op-
lichten nét voordat de remmen aangrijpen.
Laat de remlichtschakelaars indien nodig
door een Yamaha dealer afstellen.
DAU22393
Controleren van voor- en achter-
rem blokkenDe remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU22421
Rem blokken voorrem
Elk voorremblok heeft een eigen slijtage-in-
dicatorgroef, zodat het remblok kan wor-
den gecontroleerd zonder de rem te
demonteren. Let op de slijtage-indicator-
groef om de remblokslijtage te controleren.
Wanneer een remblok zover is afgesleten
dat de slijtage-indicatorgroef vrijwel is ver-
dwenen, vraag dan een Yamaha-dealer de
remblokken als set te vervangen.
DAU46292
Rem blokken achterrem
Elk achterremblok is voorzien van slijtage-
indicatorgroeven, zodat het remblok kan
worden gecontroleerd zonder de rem te
hoeven demonteren. Let op de slijtage-in-
dicatorgroeven om de remblokslijtage te
controleren. Wanneer een remblok zover is
afgesleten dat een slijtage-indicatorgroef
bijna zichtbaar is, vraag dan een Yamaha-
dealer de remblokken als set te vervangen.
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
11
1. Slijtage-indicatorgroef remblok1
1
U1CWD4D0.book  Page 25  Thursday, July 31, 2014  9:56 AM 

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-34
6
DAU50291
AccuDe accu bevindt zich onder het zadel. (Zie
pagina 3-17.)
Dit model is voorzien van een VRLA (Valve
Regulated Lead Acid)-accu. De elektrolyt
hoeft niet te worden gecontroleerd en er
hoeft geen gedistilleerd water te worden
bijgevuld. Het is echter wel nodig om de ac-
cukabelverbindingen te controleren en, in-
dien nodig, vast te zetten.
WAARSCHUWING
DWA10761
Elektrolyt is g iftig en  gevaarlijk om-
d at het zwavelzuur b evat, een stof
d ie ernsti ge  bran dwon den veroor-
zaakt. Vermij d contact met  de hui d,
o gen of kle din g en b escherm uw o
gen altij d b ij werkzaamhe den na-
b ij accu’s. Voer als vol gt EERSTE
HULP uit als er lichamelijk contact
is  geweest met elektrolyt.
 UITWENDIG: Spoel overvloe dig
met water.
 INWENDIG: Drink  grote hoeveel-
he den water of melk en roep  di-
rect  de hulp in van een arts.
 OGEN: Spoel g ed urend e 15 mi-
nuten met water en roep  direct
me dische hulp in.
 Accu’s pro duceren het explosieve
waterstof gas. Hou d  daarom von-
ken, open vuur, si garetten e. d. uit
d e  buur
t van d e accu en zor g voor
vol doen de ventilatie  bij accula den
in een af gesloten ruimte.
 HOUD DEZE EN ALLE ACCU’S BUI-
TEN BEREIK VAN KINDEREN.
Om  de accu op te la den
Vraag zo snel mogelijk een Yamaha dealer
de accu te laden als deze ontladen lijkt te
zijn. Vergeet niet dat de accu sneller ontla-
den raakt als de machine is uitgerust met
optionele elektrische accessoires.
LET OP
DCA16522
Voor het opla den van een VRLA (Valve
Re gulate d Lea d Acid )-accu is een speci-
ale accula der (met constante spannin g)
vereist. Bij  geb ruik van een conventione-
le accula der raakt  de accu b eschadigd .Om  de accu op te  ber gen
1. Verwijder de accu als het voertuig lan-
ger dan een maand niet wordt ge-
bruikt, laad hem volledig bij en zet dan
weg op een koele en droge plek.  LET
OP:  Draai voor dat u d e accu verwij-
d ert  de sleutel naar “OFF” en haal
d an eerst  de ne gatieve ka bel en
d aarna  de positieve ka bel los.
[DCA16303]
2. Als de accu langer dan twee maanden
wordt weggeborgen, moet deze min-
stens eenmaal per maand worden ge-
controleerd; laad de accu dan indien
nodig steeds volledig bij.
3. Laad de accu volledig bij alvorens te installeren.  LET OP: Draai voor dat u
d e accu plaatst d e sleutel naar
“OFF” en sluit vervol gens eerst  de
positieve ka bel en  daarna  de neg a-
tieve kab el aan.
 [DCA16841]
1. Accu
2. Negatieve accukabel (zwart)
3. Positieve accukabel (rood)12
3
U1CWD4D0.book  Page 34  Thursday, July 31, 2014  9:56 AM