Page 65 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-28
6
weg op een koele en droge plek. LET
OP: Draai voordat u de accu verwij-
dert de sleutel naar “OFF” en haal
dan eerst de negatieve kabel en
daarna de positieve kabel los.[DCA16302]
2. Als de accu langer dan twee maanden
wordt opgeborgen, moet het soortelijk
gewicht van de elektrolyt minstens
eens per maand worden gecontro-
leerd; laad de accu dan indien nodig
steeds volledig bij.
3. Laad de accu volledig bij alvorens te
installeren.
4. Controleer na installatie of de accuka-
bels correct zijn aangesloten op de ac-
cupolen en kijk of de ontluchtingsslang
de juiste ligging heeft, in goede condi-
tie verkeert en niet verstopt of afge-
kneld is. LET OP: Als het
ontluchtingsslangetje zo wordt ge-
plaatst dat het frame wordt blootge-
steld aan elektrolyt of gas uit de
accu, kan externe en structurele
schade aan het frame ontstaan.
[DCA10601]DAUM2600
Zekeringen vervangen Het zekeringenkastje bevindt zich achter
paneel A. (Zie pagina 6-7.)
Vervang een zekering als volgt als deze is
doorgebrand.
1. Draai de contactsleutel naar “OFF” en
schakel het betreffende elektrische cir-
cuit uit.
2. Verwijder de doorgebrande zekering
en breng een nieuwe zekering met de
voorgeschreven ampèrewaarde aan.
WAARSCHUWING! Gebruik geen
zekeringen met een hogere ampera-ge dan aanbevolen om ernstige
schade aan het elektrische systeem
en mogelijk brand te voorkomen.
[DWA15131]
3. Draai de contactsleutel naar “ON” en
schakel het betreffende elektrische cir-
cuit in om te zien of de apparatuur
werkt.
4. Als de zekering direct opnieuw door-
brandt, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrisch systeem te controleren.
1. Zekeringenkastje
2. Reservezekering
3. Hoofdzekering
4. Koplampzekering
5. Zekering signaleringssysteem
6. Zekering ontstekingssysteem
7. Zekering radiatorkoelvin
Voorgeschreven zekeringen:
Hoofdzekering:
20.0 A
Zekering ontstekingssysteem:
7.5 A
Zekering signaleringssysteem:
7.5 A
Koplampzekering:
15.0 A
Zekering radiatorkoelvin:
5.0 A
U22BD2D0.book Page 28 Monday, August 9, 2010 10:14 AM
Page 66 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-29
6
DAU45213
Koplampgloeilamp vervangen De koplamp op dit model heeft een halo-
geen gloeilamp. Vervang de koplampgloei-
lamp als volgt als deze is doorgebrand.LET OP
DCA10650
Pas op en zorg dat de volgende onderde-
len niet worden beschadigd:
Koplampgloeilamp
Raak het glas van de koplampgloei-
lamp niet aan zodat dit vetvrij blijft,
anders kan de doorzichtigheid van
het glas, de lichtintensiteit en de le-
vensduur nadelig worden beïn-
vloed. Wrijf eventuele
verontreinigingen en vingerafdruk-
ken op het gloeilampglas weg met
een doekje gedrenkt in alcohol of
thinner.
Koplamplens
Plak geen kleurfolie of stickers op
de koplamplens.
Gebruik geen koplampgloeilamp
met een hoger wattage dan is voor-
geschreven.
1. Verwijder het koplamppaneel samen
met de koplampunit door de bouten te
verwijderen en het geheel omhoog te
trekken zoals afgebeeld.
2. Maak de koplampstekker los en ver-
wijder dan de gloeilampkap.3. Haak de gloeilamphouder los en ver-
wijder dan de defecte gloeilamp.
4. Breng een nieuwe koplampgloeilamp
aan en zet deze dan vast met de gloei-
lamphouder.
5. Breng de gloeilampkap aan en sluit
dan de koplampstekker aan.1. Raak het glas van de gloeilamp niet aan.
1. Bout
1
1
1. Koplampstekker
2. Gloeilampkap
1. Gloeilamphouder
U22BD2D0.book Page 29 Monday, August 9, 2010 10:14 AM
Page 67 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-30
6
6. Monteer het koplamppaneel (samen
met de koplampunit) door het geheel
in de oorspronkelijke positie te plaat-
sen en dan de bouten aan te brengen.
7. Vraag indien nodig een Yamaha
dealer de koplamplichtbundel af te
stellen.
DAUM2610
Gloeilamp in remlicht/achterlicht
vervangen 1. Verwijder het paneel B. (Zie pagina
6-7.)
2. Verwijder de lampfitting (samen met
de gloeilamp) door deze linksom te
draaien.
3. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze in te drukken en linksom te
draaien.
4. Plaats een nieuwe gloeilamp in de fit-
ting, druk deze in en draai rechtsom tot
hij stuit.
5. Breng de lampfitting aan (samen met
de gloeilamp) door deze rechtsom te
draaien.
6. Monteer het paneel.
DAU24204
Gloeilamp in richtingaanwijzer
vervangen 1. Verwijder de lamplens van de richtin-
gaanwijzer door de schroeven te ver-
wijderen.
2. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze in te drukken en linksom te
draaien.
3. Plaats een nieuwe gloeilamp in de fit-
ting, druk deze in en draai rechtsom tot
hij stuit.
4. Monteer de lamplens door de schroef
aan te brengen. LET OP: Draai de
schroef niet te vast, hierdoor kan de
lens breken.
[DCA11191]
1. Gloeilampfitting remlicht/achterlicht
1. Schroef
2. Lamplens richtingaanwijzer
U22BD2D0.book Page 30 Monday, August 9, 2010 10:14 AM
Page 68 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-31
6
DAUM2620
Gloeilamp in kentekenverlichting
vervangen 1. Verwijder het paneel B. (Zie pagina
6-7.)
2. Verwijder de lampfitting (samen met
de gloeilamp) door deze naar buiten te
trekken.
3. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze uit te trekken.
4. Steek een nieuwe gloeilamp in de fit-
ting.
5. Breng de lampfitting aan (samen met
de gloeilamp) door deze vast te druk-
ken.
6. Monteer het paneel.
DAU45222
Parkeerlichtgloeilamp vervangen Vervang een parkeerlichtgloeilamp als volgt
als deze is doorgebrand.
1. Verwijder de koplampunit. (Zie pagina
6-29.)
2. Verwijder de parkeerlichtlampfitting
(samen met de gloeilamp) door deze
uit te trekken.
3. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze uit te trekken.
4. Steek een nieuwe gloeilamp in de fit-
ting.
5. Bevestig de parkeerlichtlampfitting
(samen met de gloeilamp) door deze
in te drukken.
6. Breng de koplampunit aan.
DAU24350
Ondersteunen van de motorfiets Dit model is niet voorzien van een midden-
bok, neem daarom de volgende voorzorgs-
maatregelen in acht bij het verwijderen van
het voor- en achterwiel of bij het uitvoeren
van ander onderhoud waarbij de motorfiets
rechtop moet staan. Controleer of de motor-
fiets stabiel en horizontaal staat alvorens
onderhoud te verrichten. Onder het motor-
blok kan een stevige houten kist gezet wor-
den voor extra stabiliteit.
Onderhoud aan het voorwiel
1. Stabiliseer de achterzijde van de mo-
torfiets met een motorstandaard of, als
geen andere standaard voorhanden
is, door een krik te plaatsen onder het
frame aan de voorzijde van het achter-
wiel.
2. Breng het voorwiel los van de grond
met gebruik van een motorfietsstan-
daard.
Verwijderen van het achterwiel
Breng het achterwiel los van de grond met
een motorfietsstandaard of, als deze niet
voorhanden is, door een krik te plaatsen on-
der beide zijden van het frame aan de voor-
zijde van het achterwiel, of onder beide
uiteinden van de achterbrug.
1. Gloeilamp kentekenverlichting
1. Parkeerlichtgloeilamp
U22BD2D0.book Page 31 Monday, August 9, 2010 10:14 AM
Page 69 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-32
6
DAU24360
Voorwiel
DAUM2632
Om het voorwiel te verwijderen
WAARSCHUWING
DWA10821
Zorg dat de machine veilig wordt onder-
steund, zodat deze niet kan omvallen.1. Draai de klembouten van de voorwie-
las los en draai dan de wielasbouten
en vervolgens de remklauwbouten los.
2. Licht het voorwiel van de grond vol-
gens de werkwijze op pagina 6-31.
3. Verwijder de houder van de snelheids-
sensorkabel door de schroef los te ha-
len (alleen WR125R).
4. Verwijder de remklauw door de bouten
los te halen.
5. Trek de wielas naar buiten, verwijder
de snelheidssensor door deze uit te
trekken en verwijder dan het wiel. LET
OP: Bekrachtig de rem niet nadat de
remklauwen zijn verwijderd, hier-
door worden de remblokken tegen
elkaar geknepen.
[DCA11051]
DAUM2640
Aanbrengen van het voorwiel
1. Breng het wiel omhoog tussen de
vorkpoten.2. Monteer de rijsnelheidssensor aan de
wielnaaf.
OPMERKINGControleer of de nokjes aan de rotor van de
rijsnelheidssensor in de sleuven in de wiel-
naaf vallen; de sleuf in de rijsnelheidssen-
sor moet over de aanslag op de vorkpoot
zijn geschoven.3. Steek de wielas naar binnen.
4. Laat het voorwiel zakken zodat dit op
de grond rust.
5. Duw het stuur enkele malen stevig op
en neer om te controleren of de voor-
vork correct werkt.
6. Monteer de remklauw door de bouten
aan te brengen.
1. Klembout voorwielas
2. Wielas
3. Houder snelheidssensorkabel
1. Remklauw
2. Remklauwbout
1. Rijsnelheidssensor
U22BD2D0.book Page 32 Monday, August 9, 2010 10:14 AM
Page 70 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-33
6
OPMERKINGKijk of er voldoende afstand tussen de rem-
blokken is voordat de remklauw over de
remschijf wordt gemonteerd.7. Monteer de houder van de snelheids-
sensorkabel door de schroef aan te
brengen (alleen WR125R).
8. Zet de wielas, de voorwielasklembou-
ten en de remklauwbouten vast met
het voorgeschreven aanhaalmoment.
DAU25080
Achterwiel
DAUM2661
Verwijderen van het achterwiel
WAARSCHUWING
DWA10821
Zorg dat de machine veilig wordt onder-
steund, zodat deze niet kan omvallen.1. Draai de borgmoer los en draai de stel-
moer voor kettingspanning los aan
beide zijden van de achterbrug.
2. Draai de wielasmoer los.
3. Licht het achterwiel van de grond vol-
gens de werkwijze op pagina 6-31.
4. Verwijder de asmoer en de linkerstel-
plaat van de aandrijfketting.5. Druk het wiel naar voren en haal dan
de aandrijfketting van het achtertand-
wiel.
OPMERKING
Als het verwijderen van de aandrijfket-
ting problemen oplevert, verwijder dan
eerst de wielas en breng het wiel vol-
doende omhoog om de ketting van het
achtertandwiel te kunnen halen.
De aandrijfketting hoeft niet te worden
gedemonteerd om het achterwiel te
verwijderen en aan te brengen.
6. Ondersteun de remklauw en til het wiel
iets op. Trek dan de wielas eruit sa-
men met de rechter stelplaat van de
aandrijfketting. Aanhaalmomenten:
Wielas:
58 Nm (5.8 m·kgf, 42 ft·lbf)
Klembout voorwielas:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
Remklauwbout:
30 Nm (3.0 m·kgf, 22 ft·lbf)
1. Wielasmoer
2. Stelmoer spanning aandrijfketting
3. Borgmoer
1. Wielas
U22BD2D0.book Page 33 Monday, August 9, 2010 10:14 AM
Page 71 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-34
6
OPMERKINGEen rubber hamer is handig om de wielas
los te tikken.7. Verwijder het wiel. LET OP: Bekrach-
tig de rem niet nadat het wiel met de
remschijf is verwijderd, hierdoor
worden de remblokken tegen elkaar
geknepen.
[DCA11071]
DAUM2652
Om het achterwiel aan te brengen
1. Breng de aandrijfketting aan op het
achtertandwiel.
2. Monteer het wiel, de stelplaten van de
aandrijfketting en de remklauwsteun
door de wielas vanaf de rechterzijde
erin te steken.OPMERKING
Monteer de stelplaat van de aandrijf-
ketting met het “N” merkteken aan de
linkerzijde. Het merkteken moet naar
buiten zijn gekeerd.
Controleer of de sleuf in de remklauw-
steun over de aanslag op de achter-
brug is geplaatst.
Kijk of er voldoende afstand tussen de
remblokken is voordat u het wiel aan-
brengt.
3. Breng de wielasmoer aan.
4. Laat het achterwiel zakken zodat dit op
de grond rust.
5. Stel de spanning van de aandrijfket-
ting af. (Zie pagina 6-21.)
6. Draai de wielasmoer vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
DAU25871
Problemen oplossen Yamaha motorfietsen ondergaan een gron-
dige inspectie voordat ze vanaf de fabriek
op transport gaan, maar tijdens gebruik
kunnen toch storingen optreden. Proble-
men in de brandstof-, compressie- of ont-
stekingssystemen kunnen bijvoorbeeld de
oorzaak zijn van slecht starten of een afna-
me in motorvermogen.
In de volgende storingzoekschema’s is een
snelle en gemakkelijke werkwijze weerge-
geven om deze vitale systemen zelf te kun-
nen controleren. Ga met uw motorfiets
echter wel naar een Yamaha dealer als re-
paraties nodig zijn, hier zijn vakkundige
monteurs aanwezig die beschikken over het
benodigde gereedschap en de ervaring en
vakkennis om het nodige onderhoud aan de
motorfiets correct te verrichten.
Gebruik uitsluitend originele Yamaha ver-
vangingsonderdelen. Niet-originele onder-
delen lijken misschien op Yamaha
onderdelen maar zijn toch vaak van minde-
re kwaliteit en hebben een kortere levens-
duur, zodat dan later mogelijk toch dure
reparaties nodig zijn.
1. Borging
2. Sleuf
Aanhaalmoment:
Wielasmoer:
90 Nm (9.0 m·kgf, 65 ft·lbf)
U22BD2D0.book Page 34 Monday, August 9, 2010 10:14 AM
Page 72 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-35
6
WAARSCHUWING
DWA15141
Rook niet tijdens het controleren van het
brandstofsysteem en let erop dat er
geen open vuur of vonken in de omge-
ving zijn, inclusief waakvlammen van
geisers of ovens. Benzine en benzine-
dampen kunnen vlam vatten of explode-
ren, met ernstig letsel of schade aan
eigendommen tot gevolg.U22BD2D0.book Page 35 Monday, August 9, 2010 10:14 AM