Page 57 of 164
4
!
Rijden
55
Als uw auto gesleept moet worden, moet de selectiehendel in de stand Nstaan. Zie het hoofdstuk "Praktische informatie".
Stilzetten van de auto
Selecteer de stand Pom de motor af te zetten.
U moet altijd de parkeerrem aantrekken om te
voorkomen dat de auto wegrolt.
De sleutel kan alleen uit het contactslot wordengehaald als de selectiehendel in de stand Pstaat.
Page 58 of 164

Zicht
56
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
De lichtschakelaar heeft verschillende standen om de verlichting van de auto aan de
omstandigheden aan te passen en zo een goed
zicht voor de bestuurder te garanderen:
- parkeerlicht: om gezien te worden,
- dimlicht: voor een optimaal zicht zonder medeweggebruikers te verblinden,
- grootlicht: voor een optimaal zicht
op wegen waar het omgevingslichtonvoldoende is.
Aanvullende verlichting
Uw auto is voorzien van aanvullende verlichting
voor specifieke rijomstandigheden:
- mistachterlicht: voor een optimale
zichtbaarheid van achteren als het zicht minder dan 50 m is,
- mistlampen vóór: voor extra zicht bij slecht
weer,
- dagrijverlichting: voor een beterezichtbaarheid van uw auto overdag.
Ring voor de selectie van de
stand van de hoofdverlichting
Draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te zetten.
Automatische verlichting.
Alleen parkeerlicht.
Dimlicht o
f grootlicht.
Grootlichtschakelaar
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
van dim- naar grootlicht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een
lichtsignaal geven door de hendel naar u
toe te trekken.
Verklikkerlampjes
Een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat degeselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Uit.
Page 59 of 164

5
i !
Zicht
57
Mistlampen vóór en achter
Ringschakelaar voor het inschakelen van demistlampen.
De mistlampen werken in combinatie met het parkeerlicht, het dimlicht en het grootlicht.
Mistlampen vóór en mistachterlicht Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, zijn demistlampen vóór en het mistachterlichtverblindend voor medeweggebruikers
en daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen vóór en het mistachterlicht uit te zetten zodra zeniet meer nodig zijn.
Vergeten verlichting
Als het contact is afgezet en hetbestuurdersportier wordt geopend,klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de verlichting wordt uitgeschakeld.
)
Draai de ring één keer naar voren om de
mistlampen vóór in te schakelen.
) Draai de ring twee keer naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen. ) Draai de ring één keer naar achteren omhet mistachterlicht uit te schakelen. )
Draai de ring twee keer naar achteren om
de mistlampen vóór uit te schakelen.
De ring springt automatisch terug in zijn
oorspronkeli
jke positie.
Het mistachterlicht wordt automatischuitgeschakeld wanneer u het dimlicht /grootlicht
vóór uitschakelt.
Page 60 of 164

i
i
i
Zicht
58
Dagrijverlichting
Specifieke verlichting voor overdag, waardoor
de auto extra goed zichtbaar is.De dagrijverlichting gaat automatisch branden
zodra u de motor star t en er geen andere
verlichting is ingeschakeld.
Deze verlichting kan niet uitgeschakeld worden. Als de rin
g in de stand AUTO
staat, wordt
het parkeerlicht en het dimlicht automatisch
ingeschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving onvoldoende is.
De verlichting wordt uitgeschakeld als delichtsterkte van de omgeving weer voldoende is.
De sensor bevindt zich aan de onderzijde vande voorruit.
Automatische verlichting
Automatisch uitschakelen
Als de lichtschakelaar in de stand"dim-/grootlicht" staat, wordt het dim-/grootlicht
automatisch uitgeschakeld als de sleutel uit
het contact wordt ver wi
jderd, en wanneer het
bestuurdersportier wordt geopend
terwijl
het contact in de stand "LOCK" of "ACC" staat.
Er klinkt een geluidssignaal om de bestuurder
te waarschuwen.
Stand "0": basisinstelling.
Kopampen
verstellen
Verstel de koplampen met halogeenlampen
afhankelijk van de belading van uw auto
om verblinding van medeweggebruikers te
voorkomen. 0. Alleen bestuurder of bestuurder +
1 passa
gier voorin.1 of 2.4 personen (inclusief bestuurder).3.4 personen (inclusief bestuurder) +maximaal toegestane belading. 4. Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
De dagrijverlichting bevindt zich in dezelfde behuizing als die van demistlampen vóór, maar voor deze verlichting worden wel specialegloeilampen gebruikt.
Het gebruik van dagrijverlichting is in dewegenverkeerswet omschreven.
Bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor voldoende licht waarnemen en zullen de lichten niet automatisch wordeningeschakeld. Dek de lichtsensor niet af, de bijbehorende functies worden dan nietmeer bediend.
Page 61 of 164

5
Zicht
59
Ruitenwisserschakelaar
De ruitenwissers voor en achter zorgen voor een optimaal zicht voor de bestuurder, ongeacht de weersomstandigheden.
Handmatige bediening
Ruitenwissers vóór
De ruitenwisserschakelaar bestaat uit schakelaar A
en ring B
.
één keer wissen.
uit.
interval
(wissnelheid handmatigin te stellen).
la
ge snelheid.
hoge snelheid.
B
. Ringschakelaar voor instellen van de
interval van de ruitenwisser. ) Draai aan deze ring om de frequentie
van de interval van de ruitenwissers te
verhogen of te verlagen.
A. Selecteer de wissnelheid met deschakelaar:
Ruitensproeiers voor
Trek de hendel naar u toe: de ruitensproeiers
treden in werking en na enige tijd worden ook de ruitenwissers ingeschakeld.
Ruitenwisser achter
C. Selectiering ruitenwisser achter:
uit.
int
erval.
D
e ruitenwisser wist twee keer en schakelt
ver volgens naar de intervalstand, met een
interval van enkele seconden.
wissen met ruitens
proeier.
Houd de rin
g in deze stand om de
ruitensproeier en de ruitenwisser enige
tijd in te schakelen.
Page 62 of 164
Zicht
60
Plafonnier
Stand 1 "ON"
De plafonnier brandt constant.
Stand 2 "●"
De plafonnier gaat bij het openen van een portier of de achterklep branden; als u het portier of de achterklep sluit, gaat de verlichtingin enkele seconden geleidelijk uit.
De plafonnier gaat meteen uit als u de por tieren en de achterklep sluit en de auto direct
daarna van binnenuit of met behulp van de afstandsbediening vergrendelt.
Stand 3 "OFF"
De plafonnier is permanent uit.
Page 63 of 164

6
i
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
61
Algemene informatie met betrekking tot kinderzitjes
Volg voor een optimale veiligheid de volgende
adviezen op:
- conform de Europese wetgeving dienen kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner dan 1,50 m in gehomologeerde, aan
het lichaamsgewicht aangepaste kinderzitjesop met veiligheidsgordels of
ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen
te worden vervoerd * , -de veiligste plaats voor het vervoeren
van een kind is volgens de statistieken
een plaats op de achterbank van uw
auto,
- kinderen tot 9 kg moeten zowel
voor- als achterin met de rug in de rijrichting worden vervoerd.
PEUGEOT beveelt u aanT kinderen op deachterzitplaatsenvan uw auto te vervoeren:-
met de rug in de rijrichting
tot 2 jaar, -
met het gezicht in de rijrichtingvanaf 2 jaar. Hoewel PEUGE
OT bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan
veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.
*
De regels voor het ver voeren van kinderen
zijn per land verschillend. Informeer hiervoor naar de wetgeving in uw land.
Page 64 of 164
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
62
Kinderzitje op de passagiersstoel voor
"Met de rug in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje voor het
ver voeren met de rug in de rijrichting opde passagiersstoel voor wordt geplaatst, rmoet de airbag aan passagierszijde zijn
uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan kan
het kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken
.
"Met het gezicht in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met het gezicht inde rijrichting op de passagiersstoel voor
wordt geplaatst, moet de stoel in de middelste
stand van de voor-/achterwaartse verstelling
worden gezet met de rugleuning rechtop en
ma
g de airbag aan passagierszijde niet wordenuitgeschakeld.
Middelste stand