Introductie
6
1
CONTROLELAMPJES IN HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel
Controlelampje grootlicht
Controlelampjes richtingaanwijzers
Controlelampje mistlampen vóór*
Waarschuwingslampje ABS
Waarschuwingslampje parkeerrem
en remvloeistofniveau
Oliedruklampje
Controlelampje
motormanagement
Controlelampje CRUISE SET*
Waarschuwingslampje laag
brandstofniveau
❈ Zie voor meer informatie deel Instrumentenpaneel in hoofdstuk 4.
Waarschuwingslampje laadsysteem
Controlelampje laag niveau
ruitensproeiervloeistof*
Waarschuwingslampje open
portier
Controlelampje KEY OUT*
KEY
OUT
* indien van toepassing
Controlelampje CRUISE*
Controlelampje ESP*
Controlelampje ESP OFF*
Controlelampje
startblokkeersysteem*
A050000ABK-EE
Waarschuwingslampje AIRBAG
Waarschuwingslampje te hoge snelheid*120km/h
Waarschuwingslampje open
achterklep
Controlelampje achterlicht*
Kenmerken van uw auto
58
4
D150323ABK-EE
Controlelampje ESP
(voertuigstabiliteitsregeling)
Het controlelampje EPS gaat branden op het moment dat het contact in stand
ON wordt gezet en moet na ongeveer 3
seconden weer doven. Als de
voertuigstabiliteitsregeling is
ingeschakeld, registreert dit systeem de
rijomstandigheden. Zolang deze normaal
zijn, blijft het controlelampje ESP uit.
Zodra het systeem registreert dat de
wielen door willen gaan slippen, wordt de
voertuigstabiliteitsregeling geactiveerden gaat het controlelampje ESP knipperen.
Maar als het ESP-systeem defect is, gaat
het controlelampje branden en blijft aan. Laat de auto controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer. D150324ABK-EE
Controlelampje ESP OFF
Het controlelampje EPS OFF gaat
branden op het moment dat het contact
in stand ON wordt gezet en moet na
ongeveer 3 seconden weer doven. Druk
op de schakelaar ESP OFF om de
voertuigstabiliteitsregeling uit te
schakelen. Het controlelampje ESP OFF
gaat branden om aan te geven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Als u de parkeerrem gebruikt om de auto tot stilstand te brengen met het ESP-
systeem in de stand-bystand terwijl de
remmen niet goed werken, wordt het
ESP-systeem uitgeschakeld en gaat hetcontrolelampje ESP OFF mogelijk
gedurende ongeveer 5 minuten branden. D150325ABH
Controlelampje CRUISE
(indien van toepassing)
Controlelampje CRUISE
Het controlelampje gaat branden
wanneer het cruise control-systeem
wordt ingeschakeld.
Het controlelampje CRUISE in het
instrumentenpaneel gaat branden als de
cruise control-schakelaar op het
stuurwiel wordt ingedrukt. Het controlelampje gaat uit als de
schakelaar nogmaals wordt ingedrukt.
Raadpleeg voor meer informatie over het
gebruik van de cruise control "Cruisecontrol-systeem" in hoofdstuk 5.
OPMERKING
Gebruik de parkeerrem niet om deauto tot stilstand te brengen. Doe dit alleen in een noodgeval.
CRUISE
459
Kenmerken van uw auto
Controlelampje SET
Het controlelampje gaat branden als de functie
(SET- of RES+)van de cruise
control is ingeschakeld. Het controlelampje SET in het
instrumentenpaneel gaat branden als de
cruise control-schakelaar
(SET- of RES+)wordt ingedrukt.
Het controlelampje SET brandt niet als
de cruise control-schakelaar (CANCEL)
is ingedrukt of als het systeem is
uitgeschakeld. D150327ABH
Waarschuwingszoemer "sleutel in
contactslot" (indien van toepassing)
Zonder Smart Key-systeem
Als het bestuurdersportier wordt geopend en de contactsleutel zich nog in
het contactslot bevindt (stand ACC of
LOCK), zal de waarschuwingszoemer
"sleutel in contactslot" klinken. Dit om te
voorkomen dat u de auto afsluit en de
sleutel in het contactslot laat zitten. De
zoemer klinkt totdat de sleutel wordt
verwijderd, het contact in stand ON wordt
gezet of het bestuurdersportier wordtgesloten. Met Smart Key-systeem
Als het bestuurdersportier wordt
geopend en de Smart Key zich nog in de
auto bevindt terwijl de startknop in de
stand ACC staat of nog in de Smart Key-
houder is geplaatst terwijl de startknop inde stand OFF staat, zal de
waarschuwingszoemer "sleutel in
contactslot" klinken. De zoemer klinkt
totdat de Smart Key uit de houder wordt
verwijderd of het bestuurdersportier
wordt gesloten. D150330AEN
Waarschuwing te hoge
snelheid (indien van
toepassing)
Waarschuwingslampje te hoge snelheid
Als u harder dan 120 km/h rijdt, gaat het
waarschuwingslampje voor een te hoge
snelheid knipperen. Dit dient om te
voorkomen dat u te hard rijdt.
Waarschuwingszoemer te hoge snelheid
Als u harder dan 120 km/h rijdt, klinkt
gedurende ongeveer 5 seconden de
waarschuwingszoemer voor een te hoge
snelheid. Dit dient om te voorkomen dat
u te hard rijdt.
SET120km/h
5
Vóór het rijden / 5-3
Standen contactslot / 5-5
Toets ENGINE START/STOP / 5-8Handgeschakelde transmissie / 5-13Automatische transmissie / 5-17Remsysteem / 5-24
Cruise control-systeem / 5-35Brandstofbesparing / 5-39
Rijden onder speciale rijomstandigheden / 5-41
Rijden in de winter / 5-45 Massa van de auto / 5-50
Rijden met een aanhanger / 5-51
Rijden met uw auto
535
Rijden met uw auto
E090000ABH
De cruise control stelt u in staat een
bepaalde rijsnelheid te programmeren
die de auto vervolgens aanhoudt, zonder
dat u de voet op het gaspedaal hoeft tehouden.
Dit systeem is ontworpen om bij een
snelheid van meer dan 40 km/h en
minder dan 180 km/h in werking tetreden.✽✽AANWIJZING
Tijdens de normale werking van de
cruise control zal deze na ongeveer 3
seconden in werking treden wanneer de
toets SET wordt ingedrukt of opnieuw
wordt ingedrukt nadat geremd is. Dezevertraging is normaal.
CRUISE CONTROL-SYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
WAARSCHUWING
Als de cruise control ingeschakeld blijft (controlelampje CRUISE in
het instrumentenpaneel blijft
branden), kan de cruise control
mogelijk onbedoeld worden
geactiveerd. Zet de cruise control
uit (controlelampje CRUISE UIT)
wanneer de cruise control niet
gebruikt wordt, om te voorkomendat u onbedoeld een snelheidinstelt.
Gebruik het cruise control-systeem alleen indien de verkeersdrukte en
de weersomstandigheden dattoelaten.
(Vervolg)
(Vervolg)
Gebruik de cruise control nooitwanneer niet veilig met een
constante snelheid gereden kan
worden, bijvoorbeeld bij
filerijden, op gladde wegen (door
regen, ijs of sneeuw), bochtige
wegen of op bergwegen met een
hellingspercentage van meer dan6%.
Houd bij het gebruik van het cruise control-systeem de
rijomstandigheden extra in acht.
Let op bij het gebruik van het cruise control-systeem bij het
afrijden van hellingen, omdat derijsnelheid kan toenemen.
Rijden met uw auto
36
5
E090100ABK Rijsnelheid instellen:
1. Druk op de toets CRUISE ON-OFF op
het stuurwiel om de cruise control in te
schakelen. Het controlelampje
CRUISE in het instrumentenpaneel
gaat branden.
2. Versnel tot de gewenste snelheid, die hoger moet zijn dan 40 km/h en lagerdan 180 km/h. 3. Beweeg de combischakelaar (1)
omlaag (naar SET-) en laat deze los bij
de gewenste snelheid. Hetcontrolelampje SET in het
instrumentenpaneel zal gaan branden.
Haal uw voet van het gaspedaal. De
snelheid wordt nu automatischaangehouden.
Op steile hellingen kan de snelheid van
de auto tijdelijk iets hoger of lagerworden.
E090200ABK
Rijsnelheid verhogen
Volg één van de volgende procedures:
Beweeg de combischakelaar (1) omhoog (naar RES+) en houd deze
vast. De auto zal accelereren. Laat de
schakelaar los op het moment dat de
gewenste snelheid is bereikt.
Beweeg de combischakelaar (1) omhoog (naar RES+) en laat deze
onmiddellijk weer los. De rijsnelheid zal
iedere keer als u de combischakelaar
op deze manier omhoog beweegt(naar RES+) met 2,0 km/h of 1,6 km/htoenemen.
OBK059029NOBK059031NOBK059030N
11
537
Rijden met uw auto
E090300ABK
Rijsnelheid verlagen:
Volg één van de volgende procedures:
Beweeg de combischakelaar (1)omlaag (naar SET-) en houd deze vast.
De auto mindert geleidelijk snelheid.
Laat de schakelaar los op het moment
dat de gewenste snelheid is bereikt.
Beweeg de combischakelaar (1) omlaag (naar SET-) en laat deze
onmiddellijk weer los. De rijsnelheid zal
iedere keer als u de combischakelaar
op deze manier omlaag beweegt (naar
SET-) met 2,0 km/h of 1,6 km/hafnemen. E090400ABK Tijdelijk accelereren met
ingeschakelde cruise control:
Trap het gaspedaal in als u tijdelijk
sneller wilt gaan rijden terwijl de cruise
control is ingeschakeld. De cruise control
wordt niet uitgeschakeld en de
rijsnelheid die oorspronkelijk was
ingesteld blijft behouden.
Laat het gaspedaal los om weer terug te
keren naar de oorspronkelijke rijsnelheid.
Als u de combischakelaar omlaag
beweegt (naar SET-) bij een hogere
snelheid, zal de rijsnelheid opnieuw
worden ingesteld.
E090500ABK
Schakel de cruise control op één
van de volgende manieren uit:
Trap het rempedaal in.
Zet de selectiehendel in stand N
(automatische transmissie).
Druk op de toets CANCEL op het stuurwiel.
Verlaag de snelheid tot een snelheid die 15 km/h (9 mph) lager is dan de snelheid die in het geheugen isopgeslagen.
Verlaag de snelheid tot een snelheid die lager is dan ongeveer 32 km/h (20mph).
Verhoog de rijsnelheid tot een snelheid die hoger is dan ongeveer 200 km/h.
OBK059032NOBK059031N
1
Rijden met uw auto
38
5
Bedien de parkeerrem. Bedien tijdens
het rijden de parkeerrem niet, behalve
in een noodgeval.
Door deze handelingen wordt de werking
van de cruise control onderbroken (het
controlelampje SET op hetinstrumentenpaneel gaat uit), maarwordt het systeem niet uitgeschakeld.
Om de werking van de cruise control te hervatten drukt u op schakelaar RES+op het stuurwiel. De cruise control keert terug naar de eerder door u ingestelde
snelheid.
E090600ABH
Terugkeren naar ingestelde
rijsnelheid (boven 40 km/h (25 mph)):
Als de ingestelde rijsnelheid op een
andere manier dan met de schakelaar
CRUISE ON/OFF is onderbroken en het
systeem nog is geactiveerd, wordt demeest recente ingestelde snelheid
hervat wanneer de combischakelaar (1)
omhoog (naar RES+) wordt bewogen.
De ingestelde snelheid wordt echter niet
hervat wanneer de snelheid minder isdan 40 km/h (25 mph). E090700ABH
Schakel de cruise control op één
van de volgende manieren uit:
Druk op de toets CRUISE ON-OFF
(het controlelampje CRUISE in het
instrumentenpaneel gaat uit).
Zet de motor uit.
In deze beide gevallen wordt het systeem uitgeschakeld. Volg de aanwijzingen onder “Rijsnelheid
instellen” op de vorige bladzijde om decruise control opnieuw in te schakelen.
OBK059030N