Page 242 of 304

Motorruimte.............................................................................. 6-2
Algemene controles ................................................................. 6-4
Voorzorgsmaatregelen bij het onderhoud .............................. 6-5
Oliepeil controleren .................................................................. 6-6
Koelvloeistof controleren en verversen .................................. 6-9 Luchtfilter vervangen ............................................................ 6-12
Ruitenwissers ruitenwisserbladen ........................................6-12
Ruitensproeierreservoir bijvullen ..........................................6-15
Vloeistofpeil automatische transmissie controleren ............ 6-16
Het remsysteem controleren ................................................ 6-18
Onderhoud airconditioning ................................................... 6-20
Vervangen van het interieurluchtfilter .................................. 6-21
Zekeringen controleren en vervangen ................................ 6-22
Accu controleren ................................................................... 6-25
Vloeistofpeil stuurbekrachtiging ............................................6-27
Aftappen van water in het brandstoffilter ............................ 6-28
Gloeilamp vervangen ............................................................ 6-29
Vermogen .............................................................................. 6-39
Beschrijving zekeringhouder ................... .............................6-40
EENVOUDIG ONDERHOUD
6
6
Page 245 of 304

6EENVOUDIG ONDERHOUD
4
o Werking van de verlichting
o Werking van de ruitenwissers
o Werking van de claxon
o Werking van de aanjager (enairconditioning, indien gemonteerd)
o Werking en toestand van de
stuurinrichting
o Werking en toestand van de
spiegels
o Werking van de richtingaanwijzers
o Werking van het gaspedaal
o Werking van de remmen, incl. de
handrem
o Werking van de automatische transmissie, incl. het parkeer-mechanisme
o Toestand en werking van de
stoelverstelling
o Toestand en werking van de veiligheidsgordels
o Bediening van de zonnekleppen
Als bij deze controles onregelmatigheden/onjuistheden worden aangetroffen, moet de hulpvan een Hyundai dealer worden ingeroepen.
G020B01A-AXT
Buitenzijde
onderstaande punten moeten maandelijks worden gecontroleerd:
o Carrosserie van de wagen
o Toestand van de velgen en bevestiging van de wielmoeren
o Toestand van het uitlaatsysteem
o Toestand en werking van de verlichting
o Toestand van de voorruit
o Conditie van de ruitenwissers
o Conditie van de lak en eventuele corrosie
o Vloeistoflekkage
o Toestand van portier en motorkapscharnieren
o Bandenspanning en conditie van de banden (incl. reservewiel)
G020C01TG-AXT
Interieur
De volgende punten moeten worden
gecontroleerd voordat met de wagen wordt gereden:ALGEMENE CONTROLES
G020A01NF-AXT Motorruimte onderstaande punten moeten regelmatig worden gecontroleerd:
o Motoroliepeil en conditie
o Transmissie oliepeil en conditie (5 A/T)
o Remvloeistofpeil
o Koelvloeistofpeil
o Peil in sproeierreservoir
o Toestand van V-riem
o Toestand van koelvloeistofslangen
o Toestand van luchtfilterelement
o Toestand van uitlaatsysteem
o Vloeistoflekkage (op of onder componenten)
o Peil en conditie van stuurbekrach- tigingsvloeistof
o Laat onmiddellijk repareren als
motortrillingen optreden
o Beperk het aantal startpogingen tot
3 als de motor niet aanslaat
Page 263 of 304

6EENVOUDIG ONDERHOUD
22PEDAAL VAN PAR- KEERREM CONTROLEREN
ZG200A1-AX
Een zekering vervangen
HNF4004
Een zekering smelt zodra het circuit vanaf de accu overbelast raakt,waardoor schade aan de bedrading wordt voorkomen (dit kan worden veroorzaakt door een kortsluiting inhet systeem). In dit geval moet de storing door een Hyundai dealer worden opgespoord, het systeemworden gerepareerd en de zekering worden vervangen. De zekeringen bevinden zich in een houder naast deaccu. ZEKERINGEN CONTROLEREN EN VERVANGEN
G185A01TG-GXT De slag van het parkeerrempedaal
moet regelmatig worden gecontroleerd. Als het parkeerrempedaal speling vertoont als de parkeerrem isingeschakeld, dan moet de parkeerrem door de Hyundai dealer worden afgesteld.
! LET OP:
Als het parkeerrempedaal niet juist
is afgesteld, dan kan de auto gaan rollen als op een helling is geparkeerd.OHD076023
5. Verwijder het interieurfilter.
6. Plaats de onderdelen in omgekeerde volgorde van verwijderen.
N.B.: Plaats het nieuwe interieurfilter met inachtneming van het merkteken “AIR FLOW È È
È È
È ”. Als het filter is
omgekeerd, zal het systeem veel lawaai produceren en zal het filter minder effectief zijn.
Page 285 of 304

6EENVOUDIG ONDERHOUD
44
BEVEILIGDE CIRCUITS
Schakelaar bestuurders-/passagiersstoelverwarming Instrumentenpaneel, ESP-schakelaar, Boordcomputer, Aut. key-lock regeleenheid, Gierhoeksensor, Multifunctionele schakelaar Airco-regeleenheid, Regeleenheid stuurverstelling, Lichtdimmer, Elektrisch dimbare spiegel, MotorschuifdakRelais PTC-verwarming, BrandstoffilterrelaisSigarettenaanstekerBCMPDM Koplamprelais, Relais gasontl.lampen, Actuator koplampverst., Koplampsproeierrelais Airco-regeleenheid, Aanjagerrelais, AanjagermotorDiagnosestekker, Airco-regeleenheid, Instrumentenpaneel, Multifunct. schakelaar, Regeleenheid stuurverst., BCM, Portierschakelaar, Interieurverl., Dorpelverl. L/R, Portierverl., IMS regeleenheid Niet gebruiktRuitensproeierrelais, Wisserrelais (hoge snelheid), Ruitenwissermotor Zekering (GEHEUGEN, AUDIO-1)
WAARDE 10A 10A 10A 10A 20A 15A 10A10A10A 15A 15A 25A30A
BENAMING
S/HTR
MODULE-2
A/CON
DIESEL
C/LIGHTER
T/SIG
PDM-1 H/LP
A/CON SW
MEMORY
PIC
WIPER
POWER CONN
Page 287 of 304

7EMISSIE REGELSYSTEEM
2
ZH010B1-AX
1. Carterventilatieysteem Het gesloten carterventilatiesysteem is ontworpen teneinde te voorkomen dat carterdampen in de atmosfeerterecht komen. Dit systeem zorgt er voor dat het carter via het luchtfilter wordt geventileerd. Deze verse luchtvermengt zich met de carterdampen waarna deze lucht via de positieve carterventilatieklep naar hetinlaatsysteem van de motor wordt teruggevoerd.Actief koolfilter Als de motor niet "Draait", ontstaat
brandstofdamp in de tank, die in het actief koolfilter geabsorbeerd en opgeslagen wordt. Als de motor"Draait", wordt de brandstofdamp opgeslagen in het actief koolfilter, afgezogen via de elektrisch bediendeklep.
Elektrisch bediende klep De elektrisch bediende klep wordt
"Gestuurd" door de Elektronische Bedieningseenheid; als de motorkoelvloeistoftemperatuur laag is,en tijdens stationair draaien van de motor is de klep gesloten, waardoor géén brandstofdamp in de inlaatbuisvan het luchtinlaatsysteem komt. Nadat de motortemperatuur op
bedrijfsniveau is gekomen, engedurende normaal rijden, wordt brandstofdamp door de geopende klep naar de luchtinlaatbuis afgevoerd.UITSTOOT BEHEERSSYSTEEM
ZH010A1-FX Uw Hyundai is uitgerust met een uitstoot beheerssysteem om te voorzien in alle eisen van de voor uwland van toepassing zijnde overheidseisen. Er zijn drie uitstoot beheerssystemen, ni.:
(1) Carterdamp beheerssysteem
(2) Brandstofdamp beheerssysteem
(3) Uitlaatgas beheerssysteem Om er zeker van te zijn dat dit regelsysteem optimaal blijft functioneren moet uw wagen overeenkomstig hetonderhoudsschema in deze handleiding door een Hyundai dealer worden onderhouden. ZH010C1-AX
2. Beheersingssysteem
Dampuitstoot
Het beheersingssysteem van de
dampuitstoot is ontworpen om te voorkomen dat brandstofdampen ontsnappen naar de buitenlucht.
Page 289 of 304

7EMISSIE REGELSYSTEEM
4
H020D01S-GXT ;Voor een dieselmotor Alle Hyundai automobielen met
dieselmotor zijn voorzien van een oxidatiekatalysator. Deze vermindertde hoeveelheid koolmonoxide, koolwaterstoffen en roetdeeltjes in het uitlaatgas.
o Let op bij het parkeren dat de
wagen niet boven brandbare stoffen zoals gras, papier, bladeren of textiel, staat.
o Raak de katalysator of enig ander deel van het uitlaatsysteem niet aan als de motor draait.
o Vergeet niet dat uw Hyundai dealer uw wagen het best kanonderhouden.
o Een heet uitlaatsysteem kan
brandbare materialen in branddoen vliegen.Vermijd contact tussen de autoen brandbare materialen zoalsgras, planten, papier, bladeren, enz. door niet in de nabijheid daarvan te parkeren of te rijden,of de motor stationair te laten draaien. Roetfilter (Indien gemonteerd) Het roetfilter (DPF) verwijdert het roet
dat door de auto wordt uitgestoten. In tegenstelling tot een gewoon
luchtfilter verbrandt en verwijdert het DPF-systeem automatisch het verzamelde roet overeenkomstig derijomstandigheden. Met andere woorden het actieve verbranden door het motorregelsysteem en de hogeuitlaatgastemperatuur die optreedt bij het rijden met normale tot hoge snelheid, verwijderen het verzamelderoet. Wanneer echter gedurende een lange
tijd langzaam wordt gereden, wordtals gevolg van de lage uitlaatgastemperatuur het verzamelde roet niet automatisch verwijderd. Indat geval bevindt de hoeveelheid roet zich buiten de detectiegrens, zal er geen roetoxidatie worden uitgevoerddoor het motorregelsysteem en gaat mogelijk het storingslampje knipperen.