Het ATC-systeem achterin bevindt zich in de hemelbe-
kleding in het midden van de auto. (afb. 48)
Druk op de knop Rear Temperature Lock op hetUconnect Touch™ scherm. Hierdoor wordt het
pictogram "Temperatuur achterin geblokkeerd" in de
temperatuurregelknop achterin uitgeschakeld.
Stel de regelknoppen voor de aanjager, temperatuur en modus achterin af voor het grootste comfort.
De ATC wordt geselecteerd door de aanjagerknop achterin linksom te draaien naar de stand AUTO.
Zodra de gewenste temperatuur wordt aangegeven,
zorgt het systeem dat dit comfortniveau wordt bereikt
en automatisch wordt gehandhaafd. Zodra het systeem eenmaal volgens uw comfortniveau is ingesteld, hoeven
de instellingen niet opnieuw te worden aangepast. U
ervaart het meeste gebruiksgemak wanneer u het sys-
teem automatisch zijn gang laat gaan. OPMERKING:
De temperatuurinstellingen hoeft u
niet aan te passen voor een warm of koud voertuig.
Het systeem kiest zelf automatisch de temperatuur, de
luchtdistributie en de aanjagersnelheid om zo snel
mogelijk te voorzien in comfort.
AANJAGERKNOP ACHTERIN
U kunt de aanjagerknop achterin handmatig instellen
op de stand "off" of op elke gewenste aanjagersnelheid
door de knop van laag naar hoog te draaien. Zo kunnen
de passagiers achterin de luchthoeveelheid regelen die
naar het achtercompartiment van de auto wordt ge-
voerd.
Lucht stroom het automatische luchtre-
gelsysteem achterin via een inlaatrooster
binnen. Dit rooster bevindt zich aan de
rechterzijde in het bekledingpaneel achter de 3e
zitrij. De luchtroosters achterin bevinden zich aan
de rechterzijde in het bekledingpaneel van de 3e
zitrij. Zorg dat u het luchtinlaatrooster of de
ventilatieroosters niet blokkeert door voorwer-
pen of anderszins. Het elektrisch systeem kan zo
overbelast raken en de aanjagermotor beschadi-
gen.
(afb. 48) Onderdelen ATC-regeling achterin
1 - Aanjagersnelheid 3 - LUCHTDISTRIBUTIE achter
2 – Temperatuur achter 4 - Blokkering temperatuur
achterin 69
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
PASSEERSIGNAAL
U kunt met uw koplampen een lichtsignaal geven aan
een ander voertuig door de multifunctionele hendel
heel even naar u toe te trekken. Hierdoor wordt het
grootlicht ingeschakeld tot u de hendel weer loslaat. BINNENVERLICHTING
De interieurverlichting wordt ingeschakeld wanneer
een portier wordt geopend.
Om te voorkomen dat de accu leegraakt, wordt de
interieurverlichting automatisch uitgeschakeld 10 mi-
nuten nadat u de contactschakelaar in de stand LOCK
hebt gezet. Dit gebeurt als de interieurverlichting met
de hand werd ingeschakeld of als er een portier open-
staat. Dit geldt ook voor de verlichting in het hand-
schoenenkastje, maar niet voor de verlichting in de
bagageruimte. Als u de interieurverlichting weer wilt
inschakelen, zet u de contactschakelaar in de stand ON
of zet u de schakelaar van de interieurverlichting uit en
daarna weer aan. DIMMERKNOP
De dimmerknop maakt deel uit van de koplampscha-
kelaar en bevindt zich aan de linkerzijde van het instru-
mentenpaneel. (afb. 52)
Door bij ingeschakelde parkeerlichten of koplampen de
linker dimschakelaar naar boven te draaien neemt de
intensiteit van de instrumentenverlichting toe.
INTERIEURVERLICHTING INSTELLEN
Draai de dimmer helemaal omhoog naar de tweede
klikstand om de interieurverlichting in te schakelen. Alsde dimmerknop in deze stand staat, blijft de interieur-
verlichting branden.
INTERIEURVERLICHTING VOLLEDIG
UITSCHAKELEN (OFF)
Draai de dimschakelaar geheel naar beneden in de
stand OFF. De interieurverlichting gaat nu niet meer
branden als u een portier opent.
FUNCTIE LANGZAAM RIJDEN
(INSTRUMENTENVERLICHTING
OVERDAG)
Draai de dimmer omhoog naar de eerste klikstand.
Met deze functie worden alle tekstweergaven, zoals de
kilometerteller, het EVIC (indien aanwezig) en de radio,
beter verlicht wanneer de parkeerlichten of koplampenbranden.
(afb. 52)
Dimschakelaar
76
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Als de achterruitwisser is ingeschakeld wanneer het
contactslot in de stand LOCK wordt gezet, keert de
ruitenwisser automatisch in de ruststand terug. Wan-
neer u de motor weer wordt gestart, zal de wisser
weer gaan werken volgens de stand van de schakelaar.
Schakel de achterruitwisser uit als u
door een autowasstraat rijdt . Er kan
schade aan de achterruitwisser worden
veroorzaakt als de achterruitwisser ingeschakeld
blijft .
(Vervolgd)(Vervolgd)
Laat bij koud weer de achterruitenwisser eerst
in de beginstand terugkeren vóór u het contact
uitzet en zorg dat de achterruitenwisserschake-
laar uitstaat . Als u de schakelaar van de achter-
ruitenwisser niet uitzet en de wisser vastvriest aan
de ruit , kan de wissermotor beschadigd raken
wanneer de auto weer wordt gestart .
Verwijder altijd opeengehoopte sneeuw als dit
verhindert dat de wisserbladen terugkeren naar
de ruststand. Wanneer u de ruitenwisserschake-
laar uitzet en de wisserbladen kunnen niet terug-
keren naar de ruststand, kan dit schade toebren-
gen aan de achterruitenwissermotor.
ACHTERRUITVERWARMING De knop van de achterruitverwarming bevindt
zich op het bedieningspaneel van de klimaatre-
geling. Druk op deze knop om de achterruitverwar-
ming en de zijspiegelverwarming (indien aanwezig) in te
schakelen. Een controlelampje in de knop gaat branden
om aan te geven dat de achterruitverwarming aan staat.
De achterruitverwarming wordt na ongeveer 10 minu-
ten automatisch uitgeschakeld. OPMERKING: Gebruik de achterruitverwarming
uitsluitend terwijl de motor draait, om ontladen van de
accu te voorkomen.
(afb. 57) Achterruitwisser/-sproeier bedienen
82
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
KEYLESS ENTER-N-GO
Het Passive Entry-systeem biedt verbeteringen ten
opzichte van het systeem met afstandsbediening (RKE)
en is een functie van Keyless Enter-N-Go. Met deze
functie kunt u de portieren van uw auto vergrendelen
en ontgrendelen zonder dat de vergrendel- of ontgren-
deltoets op de RKE-afstandsbediening hoeft te wordeningedrukt. OPMERKING:
Passive Entry kan ON/OFF (aan/uit) worden gepro-
grammeerd, raadpleeg "Uconnect Touch™ instellin-
gen" in "Uw auto" voor meer informatie.
Als u handschoenen draagt of als de portierhand-
greep met Passive Entry is natgeregend, is het mogelijk
dat de handgreep minder gevoelig wordt en daardoor
langzamer ontgrendelt.
Als de auto wordt ontgrendeld met de RKE-
afstandsbediening of Passive Entry en er wordt binnen
60 seconden geen portier geopend, worden de portie-
ren weer vergrendeld en het alarmsysteem ingescha-
keld (indien aanwezig).
Ontgrendelen vanaf de bestuurderszijde:
Houd een geldige afstandsbediening met Passive Entry
binnen 1,5 m van de handgreep van het bestuur-
dersportier en pak deze handgreep vast om het be-
stuurdersportier automatisch te ontgrendelen. De ver-
grendelknop aan de binnenzijde van de portieren zal
omhoog komen wanneer het portier wordt ontgren-
deld. (afb. 86)OPMERKING:
Als "Unlock All Doors 1st Press"
(ontgrendel alle portieren na één keer drukken) is
ingesteld, worden alle portieren ontgrendeld wanneer
u de handgreep van het bestuurdersportier vastpakt.
Raadpleeg voor het kiezen tussen "Unlock Driver
Door 1st Press" en "Unlock All Doors 1st Press",
"Uconnect Touch™ instellingen" in "Uw auto" voor
meer informatie.
Ontgrendelen vanaf de passagierszijde:
Houd een bijbehorende afstandsbediening met Passive
Entry binnen 1,5 m van de handgreep van het voorste
passagiersportier en pak deze handgreep vast om alle
vier portieren en de achterklep automatisch te ont-
grendelen. OPMERKING: Alle portieren en de achterklep wor-
den ontgrendeld wanneer de handgreep van het voor-
ste passagiersportier wordt vastgepakt, ongeacht de
(afb. 86) Handgreep van het bestuurdersportier vastpakken 103
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
gewenste ontgrendelinstelling van het bestuurderspor-
tier ("Unlock Driver Door 1st Press" (ontgrendel alle
portieren na één keer drukken) of "Unlock All Doors
1st Press" (ontgrendel alle portieren na één keer druk-
ken)).
Achterklep openen
Houd een geldige afstandsbediening met Passive Entry
op minder dan 1 meter van de achterklep en vergrendel
of ontgrendel de auto door te drukken op de knop
linksonder van het profiel dat zich op de achterklep
onder de ruit bevindt. (afb. 87)
Onbedoeld vergrendelen van RKE-
afstandsbediening met Passive Entry in de auto
voorkomen
Om te voorkomen dat een afstandsbediening met
Passive Entry onbedoeld wordt ingesloten in de auto, is
het Passive Entry-systeem uitgerust met een automa-tische portierontgrendelingsfunctie, die in werking
treedt wanneer de contactschakelaar in de stand OFF
staat.
Als een van de autoportieren is geopend en de portier-
paneelschakelaar wordt gebruikt om de auto te ver-
grendelen, zal het voertuigsysteem, na het sluiten van
alle portieren, controleren of er binnen of buiten de
auto geldige afstandsbedieningen met Passive Entry
aanwezig zijn. Als een van afstandsbedieningen met
Passive Entry wordt gedetecteerd binnen de auto en er
geen andere geldige afstandsbedieningen met Passive
Entry worden gedetecteerd buiten de auto, ontgren-
delt het Passive Entry-systeem automatisch alle portie-
ren en zal er drie keer een claxonsignaal klinken (bij de
derde poging worden ALLE deuren vergrendelen en
kan de afstandsbediening met Passive Entry worden
ingesloten in de auto).
Portieren vergrendelen
Aan de buitenzijde van de handgrepen op de voorpor-
tieren zijn LOCK-knoppen (vergrendelknoppen) aan-
gebracht. (afb. 88)
Houd een van de afstandsbedieningen met Passive
Entry binnen 1,5 m van de handgreep van het
bestuurders- of passagiersportier en druk op de knop
LOCK van de handgreep om alle vier portieren en de
achterklep te vergrendelen.(afb. 87)
Knop achterklep ontgrendelen/vergrendelen
104
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
OPMERKING:
Nadat u de knop LOCK hebt ingedrukt, moet u twee
seconden wachten voordat u de portieren kunt ver-
grendelen of ontgrendelen met een Passive Entry-
portierhandgreep. Op deze wijze kunt u controleren
door aan de portiergreep te trekken of de auto is
vergrendeld, zonder dat de auto reageert en de portie-
ren ontgrendelt.
Het Passive Entry-systeem werkt niet als de batterij
van de afstandsbediening leeg is.
De portieren kunnen ook worden vergrendeld met de
toets LOCK toets op de RKE-afstandsbediening of de
vergrendelknop aan de binnenzijde van de portieren.RAMEN
ELEKTRISCH BEDIENDE RAMEN
Met de ruitbediening op het bekledingspaneel van het
bestuurdersportier kunt u alle portierruiten bedienen.
(afb. 89)
Op het bekledingspaneel van elk van de portieren
bevindt zich een ruitbediening voor het openen en
sluiten van de portierruit. De ruitbediening werkt al-
leen als de contactschakelaar in de stand ON/RUN of
ACC staat. OPMERKING:
Bij auto's die zijn uitgerust met
Uconnect Touch™, blijven de schakelaars van de elek-
trisch bedienbare ruiten nog maximaal 10 minuten
werken nadat de contactschakelaar in de stand OFF is
gezet. Door het openen van een voorportier wordt(afb. 88) Vergrendelknop op de buitenhandgreep
(afb. 89)Schakelaars voor elektrische ruitbediening 105
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
(Vervolgd)
Het is gevaarlijk om te blijven rijden wanneer
het waarschuwingslampje van het remsysteem
brandt . De remwerking kan aanzienlijk achter-
uitgaan of de auto wordt tijdens remmen minder
stabiel. Het duurt dan langer om de auto tot
stilstand te brengen en u houdt de auto moeilij-
ker onder controle. Dit kan leiden tot een onge-
val. Laat de auto onmiddellijk controleren.
Antiblokkeersysteem (Anti-Lock Brake
System, ABS)
Dit systeem helpt de bestuurder het voertuig onder
controle te houden in ongunstige remomstandigheden.
Het systeem regelt de hydraulische remdruk om het
blokkeren van de wielen te voorkomen. Bovendien
helpt het bij het voorkomen van slippen tijdens het
remmen op een glad wegoppervlak. Raadpleeg "Anti-
blokkeerremsysteem (ABS)" in "Uw auto/Elektronisch
remsysteem" voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
Het ABS-systeem kan niet voorkomen
dat de auto onderhevig is aan de natuur-
kundige wetten en kan evenmin zorgen voor
meer grip op het wegdek.ABS kan geen ongeluk-
ken voorkomen, ook niet de ongelukken die wor-
den veroorzaakt door te hoge snelheden in boch-
ten, het rijden op een zeer glad wegoppervlak of
aquaplaning. Gebruik de mogelijkheden van een
auto met ABS nooit op een roekeloze of gevaar-
lijke wijze waardoor de veiligheid van de bestuur-
der of anderen in gevaar wordt gebracht .
116
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
ELEKTRONISCH REMSYSTEEM
Uw auto is uitgerust met een geavanceerde elektroni-
sche remkrachtregeling die gewoonlijk ESC wordt ge-
noemd. Dit systeem bestaat uit een antiblokkeersys-
teem (ABS), remassistent (Brake Assist System (BAS)),
tractieregelsysteem (Traction Control System (TCS)),
elektronische kantelbeveiliging (Electronic Roll Mitiga-
tion (ERM), elektronische stabiliteitsregeling (Electro-
nic Stability Control (ESC)) en stabilisatieregeling voor
aanhangers (Trailer Sway Control (TSC)). Deze syste-
men werken samen zodat de auto stabiel en bestuur-
baar is bij verschillende rijomstandigheden.
Antiblokkeersysteem (Anti-Lock Brake
System, ABS)
Het antiblokkeersysteem (ABS) zorgt voor extra voer-
tuigstabiliteit en meer remwerking als er geremd moet
worden. Het systeem gaat automatisch pompend rem-
men in moeilijke remsituaties, om zo het blokkeren van
de wielen te voorkomen.
Wanneer u sneller rijdt dan 11 km/u hoort u mogelijk
ook een zacht klikkend geluid, samen met wat geluid uit
de motor. Deze geluiden horen bij een zelftest die het
systeem uitvoert om te controleren of het ABS naar
behoren functioneert. Deze zelftest wordt steeds uit-
gevoerd na het starten van de motor, zodra de auto een
snelheid van 11 km/u bereikt.
ABS wordt geactiveerd onder bepaalde rijomstandig-
heden en remcondities. ABS grijpt mogelijk in als deauto over ijs, sneeuw, grint, kuilen, spoorrails of losse
rommel rijdt of wanneer u een noodstop maakt.
Wanneer het ABS-systeem actief is, kunt u dit als volgt
merken:
De ABS-pompmotor draait (deze kan nog korte tijd
aan blijven nadat de auto al stilstaat),
De hydraulische magneetkleppen maken klikgelui- den,
Pulsering van het rempedaal en
het rempedaal daalt iets of kan iets verder ingetrapt worden nadat de auto tot stilstand is gekomen.
Dit zijn normale eigenschappen van het ABS-systeem.
WAARSCHUWING!
Het ABS-systeem bevat geavanceerde
elektronica die onderhevig is aan storin-
gen van een onjuist geïnstalleerde of krachtige
radiozendinstallatie. Dergelijke storingen kun-
nen zorgen dat de ABS-werking geheel wegvalt .
Dergelijke apparatuur mag uitsluitend door be-
voegde vakmensen worden geïnstalleerd.
Pompend remmen heeft op het ABS-systeem
een averechtse uitwerking. De effectieve rem-
kracht wordt hierdoor verminderd en het risico
van een ongeval neemt toe. Pompend remmen
verlengt de remweg. Wanneer u wilt remmen of
stoppen, trapt u gewoon stevig het rempedaal in.
(Vervolgd)117
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD