67
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
HULPVERWARMING
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De auto kan als optional worden uitgerust met twee
verschillende typen autonome verwarming: één die volledig
automatisch werkt of één die geprogrammeerd kan worden.
AUTOMATISCHE UITVOERING
De extra verwarming wordt automatisch ingeschakeld als de
motor wordt gestart en afhankelijk van de buitentemperatuur
en de koelvloeistoftemperatuur. De verwarming schakelt
altijd automatisch uit.
BELANGRIJK Als in periodes met lage buitentemperaturen
het systeem inschakelt, controleer dan of het brandstofniveau
boven het reserveniveau staat. Als dit niet het geval is, kan
het systeem blokkeren en moet u zich tot het Fiat
Servicenetwerk wenden.
De extra verwarming verbruikt, hoewel in
geringe mate, evenals de motor brandstof.
Om mogelijke vergiftiging en verstikking te
voorkomen, mag de extra verwarming nooit, ook
niet voor een korte periode, worden ingeschakeld in
een afgesloten ruimte zoals een garage of
werkplaats die niet is uitgerust met een
afzuigsysteem voor uitlaatgassen.
ATTENTIE!
PROGRAMMEERBARE UITVOERING
De extra verwarming werkt volledig onafhankelijk van de
werking van de motor en zorgt ervoor dat:
❒het interieur van de auto wordt opgewarmd bij uitgezette
motor;
❒de ruiten worden ontdooid;
❒de koelvloeistof van de motor en vervolgens de motor
zelf voor het starten wordt opgewarmd.
Het systeem bestaat uit:
❒een dieselbrander voor het verwarmen van de
koelvloeistof, met een geluidgedempte uitlaat;
❒een doseerpomp verbonden met de brandstofleidingen
van de auto voor brandstoftoevoer naar de brander;
❒een warmtewisselaar verbonden met de slangen van het
koelsysteem van de motor;
❒een regeleenheid verbonden met het verwarmings-
/ventilatiesysteem van het interieur, die de automatische
werking ervan mogelijk maakt;
❒een elektronische regeleenheid voor controle en regeling
van de in de verwarming geïntegreerde brander;
❒een digitale timer A-fig. 61 voor het handmatig
inschakelen van de verwarming of om het inschakeltijdstip
te programmeren.
037-128 DUCATO LUM NL 7ed 6/22/10 2:39 PM Page 67
❒op een dalende helling: de auto stilstaat op een helling van
meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt rem- en
koppelingspedaal en als de achteruit is ingeschakeld.
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid van het ESP
ervoor dat de wielen geremd blijven, totdat het
noodzakelijke motorkoppel is bereikt om weg te rijden (of
maximaal 2 seconden), zodat u meer tijd heeft om uw
rechter voet van het rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen. Als u na 2 seconden niet bent weggereden,
schakelt het systeem automatisch uit en wordt de remdruk
geleidelijk verlaagd.
Tijdens deze fase kunt u een typisch geluid horen. Dit geluid
betekent dat de auto ieder moment in beweging kan komen.
Storingsmeldingen
Bij een storing in het systeem brandt het
waarschuwingslampje
á(zie hoofdstuk “Lampjes en
meldingen”).
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is geen handrem;
verlaat dus nooit de auto zonder de handrem aan te trekken,
de motor uit te zetten en de eerste versnelling in te
schakelen. STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ESP wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld, gaat het lampje áop het instrumentenpaneel
continu branden en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) (zie het hoofdstuk “Lampjes en
meldingen”). Bovendien gaat ook het lampje in de ASR-knop
branden. Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
117
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De prestaties van het ESP-systeem mogen
de bestuurder er niet toe verleiden onnodige
en onverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl
moet altijd zijn aangepast aan het wegdek, het zicht
en het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de
verkeersveiligheid ligt altijd en overal bij de
bestuurder van de auto.
ATTENTIE!
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit in het ESP geïntegreerde systeem helpt bij het wegrijden
op een helling.
Het systeem schakelt automatisch in als:
❒op een stijgende helling: de auto stilstaat op een helling
van meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt rem- en
koppelingspedaal en versnellingsbak in vrij of als een
andere versnelling dan de achteruit is ingeschakeld.
Voor de juiste werking van het ESP- en ASR-
systeem is het noodzakelijk dat de banden
van alle wielen van hetzelfde merk en type zijn. De
banden moeten in perfecte conditie zijn en de
voorgeschreven afmetingen hebben.
ATTENTIE!
037-128 DUCATO LUM NL 7ed 6/22/10 2:40 PM Page 117
DPF-ROETFILTER (DIESEL PARTICULATE
FILTER)
Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate Filter) is een
mechanisch filter in het uitlaatsysteem dat de partikels in het
uitlaatgas van dieselmotoren opvangt.
Het roetfilter vangt bijna de totale hoeveelheid roetdeeltjes
op, waardoor voldaan wordt aan de huidige/toekomstige
wettelijke normen.
Tijdens het normale gebruik van de auto registreert de
inspuitregeleenheid een aantal gegevens met betrekking tot
het gebruik (gebruiksduur, type traject, bereikte temperatuur
enz.) en berekent de hoeveelheid verzameld roet in het filter.
Omdat het filter de roetdeeltjes verzamelt, moet het
periodiek worden geregenereerd (schoongemaakt) door de
roetdeeltjes te verbranden.
De regeneratieprocedure wordt geregeld door de
regeleenheid van de motor op basis van de hoeveelheid
opgevangen roetdeeltjes en de bedrijfsomstandigheden van
de auto.
Tijdens de regeneratie kan het volgende worden
waargenomen: een beperkte toerentalverhoging, inschakeling
van de elektroventilateur, een beperkte toename van de rook
uit de uitlaat en een hogere temperatuur bij de uitlaat. Dit
zijn geen storingen en deze situatie heeft geen invloed op het
milieu of het gedrag van de auto.
Als de bijbehorende melding op het display verschijnt, zie dan
het hoofdstuk “Lampjes en meldingen”.BESCHERMING VAN HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor dieselmotoren zijn:
❒oxidatiekatalysator;
❒uitlaatgasrecirculatie-systeem (EGR);
❒roetfilter (DPF).
128
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Onder normale bedrijfsomstandigheden
bereikt het roetfilter (DPF) hoge
temperaturen. Parkeer daarom niet boven
brandbare materialen (gras, droge bladeren,
dennennaalden enz.): brandgevaar.
ATTENTIE!
Onder normale bedrijfsomstandigheden
bereikt de katalysator hoge temperaturen.
Parkeer daarom niet boven brandbare materialen
(gras, droge bladeren, dennennaalden enz.):
brandgevaar.
ATTENTIE!
037-128 DUCATO LUM NL 7ed 6/22/10 2:40 PM Page 128
TREKKEN VAN AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens of caravans moet de
auto uitgerust zijn met een trekhaak van een goedgekeurd
type en een adequate elektrische installatie. De montage van
de trekhaak moet door gespecialiseerd personeel worden
uitgevoerd. Ook moet documentatie worden overhandigd
m.b.t. het rijden met een aanhanger.
Monteer zo nodig speciale en/of extra achteruitkijkspiegels,
waarmee u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.
Let er op dat het maximum klimvermogen van de auto door
het gewicht van een aanhanger of caravan wordt beperkt.
Ook de remweg wordt langer en u hebt meer tijd nodig om
in te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen om te
voorkomen dat u constant moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaak rust, moet
worden afgetrokken van het laadvermogen van de auto. Om
er zeker van te zijn dat u het maximum toelaatbaar
aanhangergewicht niet overschrijdt (aangegeven op de
typegoedkeuring), moet u er rekening mee houden dat het
maximum betrekking heeft op het totale gewicht van de
aanhangwagen of caravan, inclusief accessoires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor auto's met
aanhanger gelden. U mag in geen geval harder rijden dan 100
km/h.
Wij raden het gebruik aan van een geschikte stabilisator op
de koppeling van de aanhanger. GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt de motor
niet de optimale bedrijfstemperatuur. Hierdoor neemt niet
alleen het brandstofverbruik toe (van 15 tot aan 30% in
stadsverkeer), maar ook de uitstoot van uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek
Op een drukke weg, bijvoorbeeld bij filerijden, waarbij
overwegend lage versnellingen worden gebruikt, of in de stad
waar zich veel verkeerslichten bevinden, zal het
brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn. Bochtige trajecten,
bergwegen en een slecht wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorwegovergangen), is het
raadzaam de motor uit te zetten.
154
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
147-160 DUCATO LUM nl 7ed 6/22/10 2:51 PM Page 154
F0N0078mfig. 184
Modificaties of reparaties aan de
elektrische installatie die niet correct
worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt
gehouden met de technische specificaties van het
systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs
brand veroorzaken.
ATTENTIE!
Halogeenlampen bevatten gas onder druk.
Bij breuk kunnen er glassplinters
wegschieten.
ATTENTIE!
BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de koplamp een beetje
beslagen zijn: dit duidt niet op een defect, maar is een
natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt wordt door een lage
temperatuur en de luchtvochtigheidsgraad, en verdwijnt snel
als de koplampen worden ingeschakeld. De aanwezigheid van
druppels aan de binnenzijde van de koplamp duidt
daarentegen op het binnendringen van water: wendt u tot het
Fiat Servicenetwerk.
TYPEN GLOEILAMPEN fig. 184
Op de auto zijn verschillende typen gloeilampen gemonteerd:
A Glasfittinglampen: deze zijn voorzien van een klemfitting.
Verwijder de lamp door de lamp uit de houder te
trekken.
B Gloeilampen met bajonetfitting: verwijder de lamp uit de
houder door hem iets in te drukken en linksom te
draaien.C Buislampen: verwijder de lamp door hem uit de
veercontacten los te maken.
D-E Halogeenlampen: verwijder de lamp door de borgveer
los te haken uit de zitting.
186
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
173-206 DUCATO LUM NL 8ed 27-10-2010 16:27 Pagina 186
F0N0333mfig. 236
H Max. toelaatbare achterasbelasting
I Motortype
L Code van de carrosserie-uitvoering
M Nummer voor onderdelen
N Correctiewaarde voor uitlaatrookgasmeting.
231
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
TECHNISCHE GEGEVENS
IDENTIFICATIEGEGEVENS
Wij raden u aan om nota te nemen van de
identificatiegegevens. De volgende identificatiegegevens zijn
op de typeplaatjes ingeslagen:
❒Typeplaatje met identificatiegegevens
❒Chassisnummer
❒Plaatje met informatie over de carrosserielak
❒Motorcode.
TYPEPLAATJE MET IDENTIFICATIEGEGEVENS
fig. 236
Dit plaatje is aangebracht op de fronttraverse in de
motorruimte en bevat de volgende gegevens:
B Toelatingscode
C Identificatiecode van het autotype
D Chassisnummer
E Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto
F Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto met
aanhanger
G Max. toelaatbare voorasbelasting
231-276 DUCATO LUM NL 9ed 15-04-2011 8:45 Pagina 231