146
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Bedenk dat als de contactsleutel in stand
MAR staat, ook bij uitgezette motor de
airbags geactiveerd kunnen worden als de auto
wordt aangereden door een andere auto. Daarom
mogen, ook als de auto stilstaat, absoluut geen
kinderen op de passagiersstoel voor worden
geplaatst. Als de contactsleutel echter in stand
STOP staat, wordt bij een ongeval geen enkel
beveiligingssysteem (airbag of gordelspanners)
geactiveerd; als een systeem niet in werking treedt,
betekent dit niet dat het systeem niet goed werkt.
ATTENTIE!
Laat bij diefstal of een poging tot diefstal,
bij beschadiging of als de auto bij een
overstroming onder water is geweest, het
airbagsysteem door het Fiat Servicenetwerk
controleren.
ATTENTIE!
Als u de contactsleutel in stand MAR draait,
gaat het lampje
F(met de frontairbag
aan passagierszijde ingeschakeld) enkele seconden
knipperen, om u eraan te herinneren dat de airbag
aan passagierszijde bij een botsing wordt
geactiveerd. Hierna moet het lampje doven.
ATTENTIE!
De stoelen mogen niet met water worden
afgenomen of met stoom worden gereinigd
(met de hand of in een automatisch wasapparaat).
ATTENTIE!
De frontairbag treedt in werking als de
botsing zwaarder is dan een botsing waarbij
alleen de gordelspanners worden geactiveerd. Bij
aanrijdingen die tussen deze twee drempelwaarden
in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking.
ATTENTIE!
Rijd altijd met beide handen op de
stuurwielrand, zodat bij het in werking
treden van de airbag, het systeem niet wordt
gehinderd door obstakels. Rijd niet met voorover
gebogen lichaam maar ga goed rechtop zitten en
steun tegen de rugleuning.
ATTENTIE!
Haak geen harde voorwerpen aan de
kledinghaakjes en aan de steunhandgrepen.
De airbag is geen vervanging voor de
veiligheidsgordels, maar een aanvulling. Omdat de
frontairbags niet worden geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheid, bij zijdelingse aanrijdingen
en als de auto van achter wordt aangereden of over
de kop slaat, worden in deze gevallen de inzittenden
uitsluitend door de veiligheidsgordels beschermd. De
gordels moeten dus altijd gedragen worden.
ATTENTIE!
129-146 DUCATO LUM NL7ed 6/22/10 2:44 PM Page 146
MOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒draai de contactsleutel in stand MAR: op het
instrumentenpaneel gaan de controlelampjes
men Ybranden;
❒wacht tot de lampjes Yen mgedoofd zijn. Hoe
warmer de motor, hoe sneller de lampjes doven;
❒trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal
in te trappen;
❒draai de contactsleutel in stand AVV direct nadat het
lampje
mgedoofd is. Als u te lang wacht, zijn de
voorgloeibougies weer afgekoeld. Laat de sleutel los
zodra de motor is aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de
sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start.
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektronische startblokkering:
zie bij startproblemen de paragraaf “Fiat CODE” in het
hoofdstuk “Wegwijs in uw auto”.
147
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTERSTARTEN EN RIJDEN
Het is zeer gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en produceert kooldioxide,
koolmonoxide en andere giftige stoffen.
ATTENTIE!
Het is raadzaam om gedurende de eerste
gebruiksperiode geen maximale prestaties
van uw auto te verlangen (bijv. snel
accelereren, langdurig rijden met hoge
toerentallen en krachtig remmen).
Laat de contactsleutel niet in het contactslot
zitten als de motor is uitgezet, om te
voorkomen dat de accu ontlaadt.
Houd er rekening mee dat de rem- en de
stuurbekrachtiging niet werken, als de
motor stilstaat, waardoor meer kracht nodig is voor
de bediening van het rempedaal en het stuur.
ATTENTIE!
147-160 DUCATO LUM nl 7ed 6/22/10 2:51 PM Page 147
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje Yop
het instrumentenpaneel samen met het lampje
mblijft
branden, raden wij u aan de sleutel in stand STOP te draaien
en vervolgens weer in stand MAR; als het lampje nog steeds
blijft branden, probeer het dan met de andere geleverde
sleutels.
BELANGRIJK Als het lampje
Yop het
instrumentenpaneel constant blijft branden, wendt u dan
onmiddellijk tot het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Laat de contactsleutel niet in stand MAR staan
als de motor is uitgezet.
148
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het lampje mgedurende 60 seconden gaat
knipperen na het starten of tijdens een
langdurige startpoging, dan duidt dat op een
storing in het voorgloeisysteem. Als de motor
aanslaat, kunt u de auto op de gewone manier
gebruiken, maar wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
Houd er rekening mee dat de rem- en de
stuurbekrachtiging niet werken zolang de
motor niet is aangeslagen, waardoor meer
kracht nodig is voor de bediening van het
rempedaal en het stuur.
Probeer auto's nooit te starten door ze aan
te duwen, te slepen of van een helling af te
laten rijden. Op die wijze kan er onverbrande
brandstof in de katalysator terechtkomen,
waardoor deze onherstelbaar zal beschadigen.
MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen
draaien en trap het gaspedaal niet bruusk in;
❒verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties.
Wij raden u aan te wachten tot de wijzernaald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter begint te bewegen.MOTOR UITZETTEN
Draai bij stationair draaiende motor de contactsleutel in
stand STOP.
BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zware rit
even “op adem” te laten komen. Zet de motor niet
onmiddellijk uit, maar laat hem even stationair draaien.
Hierdoor kan de temperatuur in de motorruimte dalen.
Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft
geen enkel nut, verspilt brandstof en is,
vooral voor motoren met turbocompressor,
schadelijk.
147-160 DUCATO LUM nl 7ed 6/22/10 2:51 PM Page 148
F0N0073mfig. 159
HANDREM fig. 159
De handrem is aan de linkerzijde van de bestuurdersstoel
geplaatst. Om de handrem in te schakelen, moet u de hendel
omhoog trekken zodat de auto blokkeert. Op een vlakke
ondergrond hoort de auto geblokkeerd te zijn als de
handrem vier of vijf tanden is aangetrokken. Op sterke
hellingen en bij een beladen auto moet de handrem negen of
tien tanden worden aangetrokken.
BELANGRIJK Als dit niet het geval is, laat dan het Fiat
Servicenetwerk de handrem afstellen.
Als de handrem is aangetrokken en de contactsleutel in stand
MAR staat, gaat op het instrumentenpaneel het
waarschuwingslampje
xbranden. Handrem uitschakelen:
❒trek de hendel iets omhoog en druk op de
ontgrendelknop A;
❒houd de knop A ingedrukt en laat de hendel zakken. Het
lampje
xop het instrumentenpaneel dooft.
Om onverwachtse bewegingen van de auto te voorkomen,
moet bij het bedienen van de handrem het rempedaal
worden ingetrapt.
BELANGRIJK Trek de handrem alleen aan als de auto
stilstaat. Als de auto in beweging is, mag de handrem alleen
worden aangetrokken bij een defect in het hydraulische
remsysteem. Als de handrem in het uitzonderlijke geval bij
een rijdende auto moet worden aangetrokken, is het
raadzaam de handrem voorzichtig aan te trekken om te
voorkomen dat de achterwielen blokkeren en de auto gaat
slippen.
PARKEREN
Ga als volgt te werk:
❒zet de motor uit en trek de handrem aan;
❒schakel een versnelling in (de 1e als de weg omhoog
loopt, de achteruit als de weg omlaag loopt) en zet de
voorwielen iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat, blokkeer de wielen dan
met stenen of wiggen. Laat de contactsleutel nooit in het
contactslot zitten omdat hierdoor de accu ontlaadt. Neem
bovendien de sleutel altijd uit het contactslot als u de auto
verlaat.
149
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Laat kinderen nooit alleen achter in de
auto. Neem de sleutel altijd uit het
contactslot als u de auto verlaat en neem de sleutel
mee.
ATTENTIE!
147-160 DUCATO LUM nl 7ed 6/22/10 2:51 PM Page 149
F0N0074mfig. 160
GEBRUIK VAN DE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Om de versnellingen in te schakelen, moet u het
koppelingspedaal geheel intrappen en vervolgens de
versnellingspook in de gewenste stand plaatsen (het
schakelschema staat op de knop van de pook fig. 160).
Voor het inschakelen van de 6
eversnelling (indien aanwezig)
moet de pook naar rechts worden gedrukt om te
voorkomen dat per ongeluk de 4
eversnelling wordt
ingeschakeld. Dit geldt ook voor het schakelen van de 6enaar
de 5eversnelling.
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande auto
worden ingeschakeld. Wacht bij een draaiende motor en een
geheel ingetrapt koppelingspedaal minstens 2 seconden,
voordat u de achteruit inschakelt. Hiermee wordt
voorkomen dat de tandwielen beschadigen.
150
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Ga als volgt te werk om de achteruit R vanuit de vrijstand in
te schakelen: trek de schuifring A onder de knop omhoog en
verplaats de pook naar links en vervolgens naar voren.
Om op de juiste wijze te schakelen, moet u
het koppelingspedaal geheel intrappen.
Daarom mag er niets onder het pedaal liggen dat dit
kan verhinderen: let erop dat de vloermatten niet
zijn dubbelgevouwen, waardoor de slag van de
pedalen kan worden beperkt.
ATTENTIE!
Laat uw hand tijdens het rijden niet op de
pookknop rusten omdat door de
uitgeoefende druk, ook als deze licht is, de
interne onderdelen van de versnellingsbak na
verloop van tijd kunnen slijten.
147-160 DUCATO LUM nl 7ed 6/22/10 2:51 PM Page 150
BELANGRIJK Bij uitvoeringen met zijborden rechts en links is
het raadzaam, voordat u de borden omlaag plaatst, de
ontgrendelhendel weer in de sluitstand te plaatsen.
AANWIJZINGEN VOOR HET LADEN
De door u gebruikte Ducato-uitvoering is ontworpen en
goedgekeurd op basis van vastgestelde maximum gewichten
(zie de tabellen “Gewichten” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”): leeggewicht, nuttig laadvermogen, totaalgewicht,
maximum voorasbelasting, maximum achterasbelasting,
aanhangergewicht.
151
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De opgegeven maximum gewichten
MOGEN NOOIT WORDEN
OVERSCHREDEN. Let in het bijzonder op het
maximum toegestane gewicht op de voor- en
achteras bij het laden van de auto (in het bijzonder
bij speciale opbouwconstructies).
ATTENTIE!
BELANGRIJK De maximum toegestane belasting van de
sjorogen op de vloer is 500 kg; de maximum toegestane
belasting op het zijpaneel is 150 kg.
Bij onregelmatigheden in het wegdek of bij
bruusk remmen, kan de lading verschuiven
en gevaar opleveren voor de bestuurder en de
passagiers: zorg er daarom voor dat de lading goed
vastzit voordat u vertrekt. Hiervoor kunnen de
haken op de laadvloer gebruikt worden. Gebruik
voor het vastzetten van de lading metalen kabels,
touwen of spanbanden, die stevig genoeg zijn om de
lading op zijn plaats te houden.
ATTENTIE!
Ook als de auto schuin staat of op een
helling, kunnen bij het openen van de
achterdeuren of van de zijdeur losse voorwerpen
onverwachts naar buiten schuiven.
ATTENTIE!
147-160 DUCATO LUM nl 7ed 6/22/10 2:51 PM Page 151
BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het
brandstofverbruik zo laag mogelijk blijft en de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de auto door de
controles en afstellingen die in het “Geprogrammeerd
Onderhoudsschema” staan vermeld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een keer per maand, de
spanning van de banden: als de spanning te laag is, wordt de
weerstand groter en neemt het verbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagageruimte. Het gewicht van
de auto (vooral in stadsverkeer) en de wieluitlijning hebben
grote invloed op het brandstofverbruik en de stabiliteit.
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als u deze niet gebruikt.
Deze accessoires verminderen de aerodynamica van de auto,
waardoor het brandstofverbruik toeneemt. Gebruik voor het
vervoer van volumineuze voorwerpen bij voorkeur een
aanhanger. Naast deze algemene voorzorgsmaatregelen kan door het
opvolgen van enkele eenvoudige tips de veiligheid, het
rijcomfort en de levensduur van de auto verbeterd worden:
❒verdeel de lading gelijkmatig over de laadvloer: indien de
lading op een plaats geconcentreerd moet worden,
gebruik dan de laadvloer tussen de twee assen;
❒bedenk dat hoe lager de lading ligt, hoe lager het
zwaartepunt van de auto komt te liggen. Hierdoor rijdt u
veiliger: plaats daarom altijd de zwaarste lading onderop;
❒bedenk ten slotte dat het dynamische rijgedrag van de
auto beïnvloed wordt door het vervoerde gewicht: hoe
hoger het gewicht des te langer de remweg van de auto,
vooral bij hoge snelheid.
152
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTERAls u brandstof in een jerrycan wilt
vervoeren, dan dient u zich aan de geldende
wetgeving te houden. Gebruik alleen een
goedgekeurde jerrycan en bevestig deze op de juiste
wijze aan de sjorogen. Toch zal bij een ongeval de
kans op brand groter zijn.
ATTENTIE!
147-160 DUCATO LUM nl 7ed 6/22/10 2:51 PM Page 152
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een stoplicht of
voordat u de motor afzet. Deze handeling heeft evenals het
overschakelen met tussengas, geen enkel nut. Het kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de hoogste
versnelling. Het inschakelen van een lage versnelling voor een
snelle acceleratie verhoogt het brandstofverbruik. Bij het
oneigenlijke gebruik van een hoge versnelling neemt het
verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt
de motor hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een hogere
snelheid. Rijd daarom zoveel mogelijk met een gelijkmatige
snelheid, vermijd overbodig remmen en optrekken. Dit kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof en verhoogt de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen: het is beter geleidelijk
op te trekken en het toerental waarbij het maximum koppel
wordt geleverd, niet te overschrijden. Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires uitsluitend als u ze nodig
hebt. De achterruitverwarming, de verstralers, de
ruitenwissers en de aanjager van het ventilatie-
/verwarmingssysteem vragen veel stroom, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor het
brandstofverbruik sterk toeneemt (tot gemiddeld 20%):
gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat, bij
voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aerodynamische
accessoires kan de aerodynamica negatief beïnvloeden,
waardoor het brandstofverbruik zal toenemen.
RIJSTIJL
Starten
Laat de motor als de auto stilstaat, niet warmdraaien met
stationair toerental en ook niet met een hoog toerental: onder
deze omstandigheden warmt de motor veel langzamer op,
terwijl het verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie
toenemen. Het is beter om rustig weg te rijden en geen hoge
toerentallen te gebruiken: op deze manier warmt de motor
sneller op.
153
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
147-160 DUCATO LUM nl 7ed 6/22/10 2:51 PM Page 153