Citroën beschikt wereldwijd over
een uitgebreid gamma modellen.
Modellen die worden gekenmerkt door
een geraffineerde mix van hoogwaardige
techniek en constante innovatie, evenals
een moderne en creatieve benadering
van het begrip mobiliteit.
Wij danken u voor uw keuze en wensen
u veel plezier met uw auto.
Uw auto is, afhankelijk van het
uitrustingsniveau, de uitvoering en despecifieke kenmerken voor het land waarvoor
uw auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen voorzien.
Het monteren van elektrische uitrustin
gen of accessoires die niet onder een artikelnummer
in het assortiment van Citroën voorkomen,
kan storingen in het elektronisch systeem
van uw auto veroorzaken. Wij verzoeken uhier rekening mee te houden en contact op te nemen met een ver tegenwoordiger van hetmerk Citroën om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires
voorzien van een artikelnummer.
Achter het stuur van uw nieuwe auto
geniet u optimaal
als u elke uitrusting,
elke schakelaar
en elke instelling kent.
Goede Reis.
Wij maken u attent op het volgende:
37
Controle tijdens het rijden
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Airbags
tijdelijk.Het lampje brandt gedurende enkele seconden en dooft als het contact
wordt aangezet.
Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent. Er is een storing in een van de
airbags of de pyrotechnische gordelspanners. Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk o
f een gekwalificeerde werkplaats.
Bochtverlichting
knippert. Er is een storing in de
bochtverlichting. Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Autogordel(s)
niet vastgemaakt of weerlosgemaakt
permanent
of knippert in combinatie met een geluidssignaal. Een van de auto
gordels is niet
vast
gemaakt of weer losgemaakt. Trek aan de
gordel en klik de gesp vast in de
gesphouder.
DIESEL
65
Toegang tot de auto
Brandstofkwaliteit voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen van het
type E10 en E24 (deze bevatten resp.
10% en 24% ethanol) die voldoen aan de Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten
tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor
auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brandstoffen meteen ethanolgehalte tot 100% (type E100),
worden alleen verkocht in Brazilië.
Brandstofkwaliteit voor
dieselmotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen probleemloosrijden op biobrandstoffen die aan de huidige
en toekomstige Europese richtlijnen voldoen (diesel die voldoet aan de richtlijn EN 590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan
de richtlijn EN 14214) en die aan de pomp
getankt kunnen worden (met een gehalte aan
methyl-estervetzuren van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is mogelijk
bij bepaalde dieselmotoren op voor waarde dat
de bijzondere onderhoudsvoorschriften striktworden nageleefd. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke
olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden(kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).
Spiegels
De verstelbare buitenspiegels zorgen voor het benodigde zicht naar achteren bij een
inhaalmanoeuvre of het parkeren van de
auto. De buitenspiegels kunnen ook worden
ingeklapt voor het parkeren in een smalle straat.
Buitenspiegels
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt metbehulp van de schakelaar A , worden ze niet automatisch uitgeklapt als de auto wordt ontgrendeld.
Het automatisch in- en uitklappen vande buitenspiegels met behulp van de elektronische sleutel kan wordengedeactiveerd door het CITROËN-netwerkof een gekwalificeerde werkplaats. Klap de buitenspiegels in als u uw auto in een automatische autowasstraat laatwassen.
De waargenomen objecten in de buitenspiegels lijken verder af dan ze in werkelijkheid zijn. Hiermee moet rekening wordengehouden om de afstand ten opzichtevan achteropkomend verkeer goed in te schatten.
Ontwaseming - ontdooiing
Verstellen
)
Draai de knop Anaar links of rechts om dedesbetreffende spiegel te selecteren. )
Duw de knop A
in de 4 richtingen om despiegel af te stellen. )
Zet de knop A
weer in het midden.
Inklappen
- Automatisch: vergrendel de auto met behulp van de elektronische sleutel.
Uitklappen
- Automatisch: ontgrendel de auto met deelektronische sleutel.
-
Handmatig: draai bij aangezet contact de schakelaar A
naar beneden.
- Handmati
g: draai bij aangezet contact de schakelaar A
naar boven.
D
eze functie kunt u inschakelen door bij draaiende motor op de
toets van de achterruitver warming
te drukken
(zie paragraaf
"Ontwaseming - Ontdooiing achterruit").
153Veilig vervoeren van kinderen
Kinderzitje op de passagiersstoel voor
"Met de rug in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje voor het
ver voeren met de rug in de rijrichting opde passagiersstoel voor wordt geplaatst, rmoet de airbag aan passagierszijde zijn
uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan kan
het kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
"Met het gezicht in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met het gezicht in
de rijrichting op de passagiersstoel voorwordt geplaatst, moet de stoel in de achterste
stand van de voor-/achter waartse verstellingworden gezet, in de hoogste stand en met de rugleuning rechtop en mag de airbag aanpassagierszijde niet worden uitgeschakeld.
Passagiersstoel in de hoogste stand en zo ver mogelijk naar achteren.
Let erop dat de veiligheidsgordel goedaansgespannen is.
157
Veilig vervoeren van kinderen
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje
brengt de veiligheid van het kind in gevaar bijeen aanrijding.
Zorg er voor dat de veiligheidsgordels of hettuigje van het kinderzitje, zelfs bij kor te ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling tenopzichte van het lichaam van het kind zoveelmogelijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van hetkinderzitje met de veiligheidsgordel voor dat de veiligheidsgordel correct tegen hetkinderzitje is gespannen en dat de gordel hetkinderzitje stevig op zijn plaats houdt. Schuif de passagiersstoel, wanneer deze versteld kan worden, indien nodig naar voren.
Zorg er voor een optimale bevestigingvan het kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" voor dat de rugleuning van hetzitje tegen de rugleuning van de stoel van de auto aandrukt en dat de hoofdsteun geenbelemmering vormt. Als de hoofdsteun verwijderd moetworden, berg deze dan zorgvuldig op om te voorkomen dat de hoofdsteun door de auto
vliegt bij krachtig afremmen.
Adviezen voor kinderzitjes
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht achter in een auto,- nooit een kind of een dier in een autoachter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat,- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto.Gebruik de kindersloten om te voorkomendat de portieren en de portierruiten achter per ongeluk geopend worden. Zorg er voor dat de por tierruiten achter niet verder dan voor 1/3 deel geopend worden. Plaats zonneschermen om uw jonge kinderen tegen de zon te beschermen.
Kinderen jonger dan 10 jaar mogen niet
met het gezicht in de rijrichting op depassagiersstoel voor worden vervoerd,behalve als de achterzitplaatsen al bezet zijndoor andere kinderen of als de achterbank niet bruikbaar, neergeklapt of ver wijderd is. Schakel de airbag aan passagierszijde uit zodra een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van deairbag levensgevaarlijk gewond raken.
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van deveiligheidsgordel moet over de schouder vanhet kind liggen zonder de hals te raken. Controleer of de heupgordel goed over debovenbenen van het kind ligt.
CITROËN beveelt aan een stoelverhoger met rugleuning te gebruiken voorzienvan een gordelgeleider ter hoogte van deschouder.
Veiligheidsgor dels
Veiligheidsgordels vóór
Veiligheidsgordels achter
De achterzitplaatsen zijn voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat en spankrachtbegrenzer (met uitzondering van
de middelste zitplaats achter).
Omdoen
)Trek aan de gordel en steek de gesp in degordelsluiting. )Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
)Druk op de rode knop van de gordelsluiting. )Houd de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt.
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien vaneen pyrotechnische gordelspanner en een
span
krachtbegrenzer. Deze systemen zorgen voor extra bescherming van
de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse
aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen
de p
yrotechnische gordelspanners er voor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de
inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra
het contact wordt aangezet.De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmeede gordel tegen het lichaam van de inzittendengetrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hunveiligheidsgordel goed hebben omgedaan envastgemaakt.
Zorg er voor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoendeeffectief. De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengtevan de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. Degordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst. De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichtingdeblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat de riem weer een stukje wordt opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.De veiligheidsgordel mag door niet meer danéén persoon gedragen worden. Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.
Voor een ef fec tieve wer king van de veiligheidsgordel:
- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen,
- moet deze in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, zonder dat degordel gedraaid raakt,
- mag deze door niet meer dan één persoonworden gedragen,
- mag deze geen beschadigingen of rafelsver tonen,
- mag er om te voorkomen dat de gordel nietgoed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriftenmoeten werkzaamheden en controles aan deveiligheidsgordels worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw autoregelmatig controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bijhet CITROËN-netwerk. Controleer na het neerklappen of verstellen van
een stoel of de achterbank of de gordel zich opde juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding
, vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaatgepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem isgeïntegreerd.In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden. Laat het systeem na een aanrijdingcontroleren en eventueel vervangen door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.