Page 134 of 402

Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteer t. De snelheid
van de ruitenwissers wordt aangepast aan dehoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Duw de hendel Aéén keer omlaag.
Ter bevesti
ging wissen de ruitenwissers één keer, gaat het controlelampje op hetinstrumentenpaneel branden
en/of verschijnt er een bericht dat de functie geactiveerd is.
Uitschakelen
Duw de hendel A
nog een keer omlaag.
Ter bevesti
ging gaat dit controlelampjeop het instrumentenpaneel uit en/of er verschijnt een bericht op het
multifunctionele display dat de functie
is uitgeschakeld.
Elke keer als het contact meer dan 1 minuut is afgezet, moet u de automatische werking van de ruitenwissers opnieuw activeren.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor in het midden van de voorruit achter debinnenspiegel bevindt, niet af. Schakel de automatische werking vande ruitenwissers uit als de auto wordtgewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de automatische ruitenwissers totde voorruit ontdooid is.
Page 176 of 402

Controlesysteem bandenspanning
Dit systeem zorgt voor een automatische enpermanente controle van de bandenspanningtijdens het rijden. Elk ventiel is voorzien van een sensor, die een waarschuwingssignaal uitzendt als de
bandenspanning te laag is (snelheid hoger dan
20 km/h).
Lekke band
Het bandenspanningscontrolesysteem isniet meer dan een hulpmiddel, hetgeeninhoudt dat de waakzaamheid enverantwoordelijkheid van de bestuurder niet door het systeem kunnen worden vervangen.
Te l age bandenspanning
Dit pictogram verschijnt op het
instrumentenpaneel en/of er
verschijnt een melding op het display,
in combinatie met een geluidssignaal,
om aan te geven welke band(en) het betreft.
Het verklikkerlampje STOPen/of
dit verklikkerlampje gaat/gaan
branden op het instrumentenpaneel
in combinatie met een geluidssignaalen een melding op het display die
aangeeft welke band(en) het betreft.
)Stop onmiddellijk, maar vermijd abruptemanoeuvres met het stuur en de remmen. )Repareer of ver vang de beschadigde
band (lekke band of veel te lage
bandenspanning) en laat de
bandenspanning zo snel mogelijk controleren.
) Controleer zo snel mogelijk debandenspanning.
Dit dient te worden uitgevoerd bij koude
banden.
Page 177 of 402

175
Veiligheid
Sensor(en) niet gedetecteerd of defect
Er verschijnt een melding op het display in combinatie met een geluidssignaal, om aan te
geven van welk(e) wiel(en) de bandenspanningniet meer gecontroleerd wordt of om aan te geven dat er een storing in het systeem zit.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de defectesensor(en) te vervangen.
Alle reparaties aan een wiel dat met dit systeem is uitgerust en het ver vangen van een band moeten wordenuitgevoerd door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. Wanneer bij het ver wisselen een wiel isgemonteerd dat niet door uw auto wordtgedetecteerd (voorbeeld: montage van winterbanden), dient het systeemdoor het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats opnieuw geïnitialiseerd te worden.
Ondanks dit systeem moet debandenspanning (zie de paragraaf "Identificatie") nog regelmatig wordengecontroleerd. De bandenspanning
heeft een belangrijke invloed op hetweggedrag van de auto en de slijtage van de banden, vooral onder zwarerijomstandigheden (zware lading, hoge rijsnelheden). De bandenspanning dient minimaaléén keer per maand gecontroleerdte worden, bij koude banden. Denk eraan ook de bandenspanning van het reservewiel te controleren.
Het bandenspanningscontrolesysteemkan tijdelijk worden verstoorddoor radiogolven in hetzelfde frequentiegebied.
Deze melding wordt ook weergegeven als één van de wielen niet op de auto aanwezig is (bij reparatie) of als er éénof meerdere wielen zonder sensor op de auto worden gemonteerd. Als uw auto is uitgerust met eenreservewiel, is deze niet voorzien van een sensor.
Page 185 of 402

183Veiligheid
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. Ze vormen
een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spanbegrenzers(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de
frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan deairbags onmiddellijk af om de inzittenden
van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet wordt
belemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags niet in werking. De
ve
iligheidsgordels zorgen in deze situaties
voor een afdoende bescherming.
De airbags werken alleen als het contact aan is.De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), worden de airbagsniet meer opgeblazen.
Registratiezones voor een aanrijding
A.Impactzone vóór.
B
. Impactzone opzij.
Het activeren van de airbags gaatgepaard met wat onschadelijke rook eneen knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd. De rook is niet schadelijk, maar kan voor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordtgeproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszinsverminderen.
Page 217 of 402

215
Rijden
Lane Departure Warning System (LDWS)
Dit systeem registreert wanneer de bestuurder
onvrijwillig een rijstrookmarkering (doorgetrokken
of onderbroken streep) overschrijdt.
Op basis van de signalen van sensoren
in de voorbumper wordt de bestuurder gewaarschuwd als de auto de markering
overschrijdt (bij een wagensnelheid hoger
dan 80 km/h).
Dit systeem werkt optimaal op snelwegen en
autowegen.
Activering
) Druk op de knop: het lampje gaat branden.
Het Lane Depar ture Warning System is een hulpmiddel voor de bestuurder, diedesondanks waakzaam moet blijven enverantwoordelijk is.
Uitschakelen
U wordt gewaarschuwd door het trillen van de zitting van de bestuurdersstoel:
- rechts: als de rechter rijstrookmarkeringwordt overschreden,
- links: als de linker rijstrookmarkering wordt
overschreden.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20 seconden nadat deze is uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven. Het is mogelijk dat een waarschuwing wordtgegeven bij het overschrijden van een pijl op de weg of een niet-officiële markering (bijv. graffiti).
Detectie
Storin
g
Er kunnen storingen in de detectieoptreden:
- als de sensoren vuil zijn (modder, sneeuw, ...),
- als de rijstrookmarkeringen weggesleten zijn,
- als er weinig contrast is tussen hetwegdek en de markeringen.
)
Druk opnieuw op de knop: het lampjegaat uit.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen. In het
geval van een storing gaat dit controlelampje branden
vergezeld van een geluidssignaal en een melding op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 218 of 402

Dode-hoekdetectie
Deze rijhulp waarschuwt de bestuurder
wanneer zich een ander voertuig in de dodehoek van zijn auto bevindt, dat een potentieel gevaar betekent.
Inschakelen
Het systeem dient als hulp voor de bestuurder maar kan nooit een ver vanging zijn voor de spiegels. De bestuurder blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het op tijd waarnemen wat er zich achter hem bevindt, het inschatten van de snelheid en afstand van achteropkomend verkeer en de beslissing of hij al dan niet veilig van rijstrook kan wisselen.
Het systeem dient als een hulp voor de bestuurder en kan alleen waarschuwen; debestuurder blijft zelf te allen tijde verantwoordelijk voor een veilig weggedrag.
)Druk op deze knop: het controlelampje
gaat branden.
Sensoren in de voor- en achterbumper controleren de dode hoek van de auto. In de buitenspie
gel aan de zijde waar zich dat
voertuig bevindt, brandt dan permanent eenlampje:
- direct, wanneer u wordt ingehaald,
- na circa een seconde, wanneer u te traag een andere auto inhaalt.
Page 220 of 402

Storingen
Bij een storing in het systeem gaat het controlelampje in de schakelaar enkele
seconden knipperen; vervolgens gaat het uit.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
Bij slechte weersomstandigheden (zware regen, hagel enz.) kan hetsysteem tijdelijk minder nauwkeurigwerken.
Vooral het rijden op een nat wegdek of van een droog wegdek op een natwegdek terechtkomen kan tot eenvals alarm leiden (zo kan een wolkwaterdruppels in de dode hoek worden aangezien voor een voertuig). Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de sensoren niet metmodder, sneeuw of ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken ophet gedeelte onder de buitenspiegels waar de waarschuwingslampjes zitten, omdat de de dode-hoekdetectie dan mogelijk niet goed werkt. Dit geldt ook voor de detectiezones op de voor- en achterbumper.
)Om deze functie uit te schakelendrukt u nog een keer op de knop: hetcontrolelampje gaat uit.
Bij het afzetten van het contact wordt de status
van het systeem opgeslagen.
De dode-hoekdetectie wordt automatisch uitgeschakeld als u een aanhanger trekt met een door het CITROËN-netwerk gehomologeeerde trekhaak.
Page 227 of 402
225
Rijden
De functie kan de volgende meldingen
weergeven: De functie wordt automatisch uitgeschakeld:
- bij het inschakelen van de
achteruitversnelling,
- bij het afzetten van het contact,
- als geen meting nodig is,
- vijf minuten na het selecteren van defunctie,
- als gedurende langer dan een minuut met
meer dan 70 km/h wordt gereden.
Als de zi
jdelingse afstand tussen uw auto en deparkeerplek te groot is, bestaat de kans dat het
systeem geen meting uitvoert.
De
functie blijft na elke meting beschikbaar,
zodat u meerdere parkeerplaatsen achter
elkaar kunt laten opmeten.
Let er bij slecht weer en in de winter op dat de sensoren niet ver vuild, bevroren of met sneeuwbedekt zijn.
De parkeerplaatsassistent schakelt de
parkeerhulp aan de voorzijde tijdens het meten
uit, zolang de auto vooruit rijdt. Inparkeren mogelijk
Inparkeren moeilijk
Inparkeren afgeraden
Laat het systeem bij een storing controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.