165
Rijden
Handmatig schakelen
Op het instrumentenpaneel verdwijnt
de aanduiding Den verschijnen achtereenvolgens de ingeschakelde
versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele seconden en vervolgens wordt de werkelijk ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D(rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
versnellingsbak automatisch de stand M1 .
De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet
worden in
geschakeld in de handbediende stand.
Onjuiste waarde bij handmatigebediening
)Selecteer de stand Mom sequentieel
teschakelen tussen de vier versnellingen. )Duw de selectiehendel naar het symbool +
om één versnelling op te schakelen. )Trek de selectiehendel naar het symbool -om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto enhet toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening. Dit s
ymbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld (de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u deselectiehendel in de stand P of N
bewegen om de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan om de
auto stil te zetten. Als bi
j aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden incombinatie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display, duidtdit op een storing in de versnellingsbak. In dit geval werkt de versnellingsbak met een noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok voelen
bij het selecteren van R vanuit de stand RP , of PPR vanuit Rde stand N . Dit beschadigt de versnellingsbak niet.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
Als de selectiehendel niet in de stand Pstaat, verschijnt bij het openen vanhet bestuurdersportier of na ongeveer 45 seconden een melding op het multifunctionele display. )Zet de selectiehendel in de standP; de melding verdwijnt.
De automatische versnellingsbak kan beschadigd raken:
- als u gelijktijdig het gas- en hetrempedaal intrapt,
- als u, wanneer de accu geen stroom lever t, de selectiehendelgeforceerd in de stand P
of een andere stand zet.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende motor (files...), kuntu, om brandstof te besparen, deselectiehendel in de stand Nzetten ende handrem aantrekken.
171Rijden
Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kande bestuurder met een constante ingesteldesnelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Het inschakelen
van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig waarbij de ingestelde snelheid minimaal 40 km/h dient te bedragenen:
- de vierde versnelling moet zijn
ingeschakeld bij een handgeschakelde
versnellingsbak,
-
de tweede versnelling moet zijningeschakeld bij rijden in de handmatigestand bij een SensoDrive-versnellingsbak
of automatische versnellingsbak,
- bij een SensoDrive-versnellingsbak moetde stand A
zijn geselecteerd en bij een automatische versnellingsbak moet de stand D
zijn geselecteerd.
Het uitschakelenvan de snelheidsregelaar geschiedt handmatig met de hendel, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of, uit
veiligheidsoverwegingen, door activering vanhet ESP.
Door het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk wordenoverschreden.
Na het afzetten van het contact worden alle
ingestelde snelheden gewist. Om weer terug
te keren naar de ingestelde snelheid is het
voldoende het gaspedaal los te laten.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet
de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet
in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer
blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. De bediening van de snelheidsregelaar is
ondergebracht in de hendel A
.
1.
Knop voor het selecteren van de snelheidsregelaar 2.
Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid 3.
Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid 4.
Toets voor het in-/uitschakelen van de snelheidsregelaar
Stuurkolomschakelaars
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde desnelheidslimiet in acht nemen, zijnaandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. De in
formatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
5.Snelheidsregelaar A AN/UIT 6.Snelheidsregelaar geselecteerd 7.Ingestelde snelheid
Weergave op het display