1
Raadpleeg het "Instructieboekje" om
optimaal gebruik te kunnen maken
van het comfort, de rijeigenschappen
en de confi guratiemogelijkheden van
uw auto.
Het instructieboekje bestaat uit twee
gedeelten:
het 1
e deel geeft een beknopte hand-
leiding voor de ingebruikname van de
auto.
het 2
e deel (vanaf de inhoudsopgave),
waarin alle functies worden beschre-
ven. De functies worden aangegeven
met een pictogram en u wordt in detail
door de informatie geleid.
Signalement
Aan de hand van deze tekens kunt
u de specifi eke kenmerken van uw
auto onderscheiden:
Symbolen
dit symbool geeft waarschu-
wingen weer die u absoluut
dient te respecteren omwille
van uw veiligheid en die van
anderen en om schade aan
uw auto te voorkomen.
dit symbool verwijst naar de
bladzijde waar meer informa-
tie over de desbetreffende
functie is te vinden.
Welkom
CITROËN dankt u voor het vertrou-
wen en wenst u veel rijplezier. Gesloten bestelwagen
MPV (5 zitplaatsen)
Elk geleverd model kan, afhanke-
lijk van het uitrustingsniveau en de
specifi eke kenmerken voor het land
waarvoor de auto bestemd is, slechts
van een deel van de vermelde uitrus-
tingen zijn voorzien.
Waarschuwing:
Verwijzing:
MPV (7 zitplaatsen)
Belangrijke informatie:
Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het
assortiment van Automobiles CITROËN voorkomen, kan storingen in het elektronisch systeem
van uw auto veroorzaken. Wij verzoeken u hier rekening mee te houden en raden u aan contact
op te nemen met een vertegenwoordiger van het merk CITROËN om u te laten informeren over
het assortiment uitrustingen en accessoires voorzien van het betreffende artikelnummer.
STOELEN
44-
VEILIGHEIDSGORDELS
De veiligheidsgordel omdoen
Trek de riem om u heen en steek de
gesp in de gordelsluiting.
Controleer of de gordel goed is vast-
gemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken van de veiligheidsgordel
Druk op de knop van de gordelslui-
ting.
Veiligheidsgordels vóór met
pyrotechnische gordelspanners
Dankzij de toepassing van veilig-
heidsgordels met gordelspanners is
de veiligheid van de voorste inzitten-
den bij frontale aanrijdingen nog ver-
der verbeterd.
De gordelspanners dienen om, af-
hankelijk van de kracht van de aan-
rijding, de veiligheidsgordels stevig
tegen de lichamen van de inzitten-
den te trekken.
De veiligheidsgordels met gordel-
spanners werken alleen als het con-
tact is aangezet.
Hoogteverstelling van de
veiligheidsgordel
Verlagen of verhogen: Schuif de
knop omlaag of omhoog.
Veiligheidsgordels
achter (5 zitplaatsen)
De zitplaatsen achter zijn voorzien
van drie driepunts veiligheidsgordels
met oprolautomaat (achterbank met
in twee delen neerklapbare leuning
(1/3 - 2/3)).
Veiligheidsgordels
achter (7 zitplaatsen)
Tweede zitrij
De zitplaatsen achter zijn voorzien
van twee driepunts veiligheidsgor-
dels met oprolautomaat.
Derde zitrij
De zitplaatsen achter zijn voorzien
van drie driepunts veiligheidsgordels
met oprolautomaat.
45STOELEN-
De bestuurder moet ervoor
zorgen dat alle passagiers
tijdens het rijden op de juiste
wijze hun veiligheidsgordel
dragen.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tij-
dens het rijden hun veiligheidsgordel
dragen, ook al betreft het een korte
rit.
Draai de gespen van de veiligheids-
gordels niet om; de gordels zijn dan
niet voldoende effectief.
Als de zitplaatsen zijn voorzien van
armsteunen * , moet de heupgordel
altijd onder de armsteun door wor-
den geleid.
De veiligheidsgordels zijn voorzien
van een oprolautomaat die ervoor
zorgt dat de lengte van de gordel
automatisch wordt aangepast aan
uw lichaamsbouw. De gordel wordt
automatisch opgerold als deze niet
wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het ge-
bruik van de gordel of deze goed is
opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk
op het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het
holle gedeelte van de schouder wor-
den geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien
van een automatische blokkeerin-
richting die in werking treedt bij een
aanrijding, een noodstop of het over
de kop slaan van de auto. U kunt de
blokkeerinrichting deblokkeren door
kort aan de riem te trekken en deze
weer los te laten.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- dient deze strak om het lichaam
te worden gedragen,
- mag deze door niet meer dan
één volwassen persoon worden
gedragen,
- mag deze geen beschadigingen
of rafels vertonen,
- moet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, om te
voorkomen dat de gordel gedraaid raakt,
- mag er om te voorkomen dat de
gordel niet goed werkt niets aan
worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoor-
schriften moeten werkzaamheden en
controles aan de veiligheidsgordels
worden uitgevoerd door het CITROËN-
netwerk, die tevens voor de garantie
zorgt en de werkzaamheden volgens
de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw
auto regelmatig controleren door het
CITROËN-netwerk, met name op be-
schadigingen van de riem.
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel voor
textiel, verkrijgbaar bij het CITROËN-
netwerk.
*
Volgens uitvoering.
Voorschriften voor kinderen:
- Maak voor kinderen tot 12 jaar of
kleiner dan 1,50 m gebruik van
een geschikt kinderzitje,
- Gebruik geen gordelgeleider *
wanneer een kinderzitje is geïn-
stalleerd,
- De veiligheidsgordel mag door
niet meer dan één persoon ge-
dragen worden,
- Laat nooit een kind op schoot zit-
ten tijdens het rijden.
De gordelspanners kunnen, afhan-
kelijk van de aard en de kracht van
de aanrijding
, vóór en onafhankelijk
van de airbags afgaan. Het activeren
van de gordelspanners gaat gepaard
met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering
van de pyrotechnische lading die in
het systeem is geïntegreerd.
Het verklikkerlampje van de airbag
gaat in ieder geval branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen
door het CITROËN-netwerk.
Controleer na het neer-
klappen of verstellen van
een stoel of de achter-
bank of de gordel zich op
de juiste plaats bevindt en
goed is opgerold.
TOEGANG TOT DE AUTO, STARTEN50 -
Vergrendelen van binnenuit
Beweeg de knop C
omlaag of om-
hoog om de auto van binnenuit te
vergrendelen respectievelijk te ont-
grendelen.
Vergrendelen van binnenuit
De centrale vergrendeling kan wor-
den ingeschakeld door op de toets D
te drukken, mits de portieren, schuif-
en achterdeuren gesloten zijn.
Automatische centrale
vergrendeling
De centrale vergrendeling treedt au-
tomatisch in werking tijdens het rij-
den (bij snelheden boven 10 km/h).
U kunt deze functie naar wens in- of
uitschakelen.
Ontgrendelen van binnenuit
Druk op de toets D
.
Ontgrendelen van binnenuit is onder
alle omstandigheden
mogelijk.
Inschakelen
Houd de toets D
enige tijd ingedrukt.
Het inschakelen van de functie wordt
aangegeven door een geluidssignaal
en een melding op het display.
Uitschakelen
Houd de toets D
enige tijd ingedrukt.
Het uitschakelen van de functie
wordt aangegeven door een geluids-
signaal.
Opmerkingen:
- portieren vergrendeld en contact
uit: het controlelampje knippert,
- portieren vergrendeld en con-
tact aan: het controlelampje blijft
branden.
PRAKTISCHE INFORMATIE88 -
Vervangen van een zekering
Voordat een zekering wordt vervan-
gen, moet eerst de oorzaak van de
storing opgespoord en verholpen
worden. De nummers van de zeke-
ringen zijn aangegeven op de zeke-
ringkast.
Gebruik de tang B
.
ZEKERINGEN VERVANGEN
De zekeringkasten bevinden zich on-
der het dashboard en onder de mo-
torkap.
Zekeringkast dashboard
Verwijder de afdekplaat om bij de ze-
keringen te komen.
De reservezekeringen en de tang B
zijn aangebracht aan de binnenkant
van het deksel A
.
Goed
Defect
Klem B
Vervang een defecte zekering
(stroomsterkte vermeld op zeke-
ring) altijd door een zekering met
dezelfde stroomsterkte.
PRAKTISCHE INFORMATIE96 -
TREKKEN VAN EENAANHANGER, EEN
CARAVAN, EEN BOOT...
Wij raden u aan uitsluitend gebruik
te maken van een speciaal door
CITROËN geteste en goedgekeur-
de trekhaak inclusief bedrading, en
deze door het CITROËN te laten
monteren.
Ook als de montage niet door het
CITROËN-netwerk wordt uitgevoerd,
moet gebruik worden gemaakt van
de voorbereide elektrische aanslui-
tingen aan de achterzijde van de
auto en moeten de voorschriften van
de fabrikant worden opgevolgd.
Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld
voor het vervoer van personen en
bagage, maar is tevens geschikt voor
het trekken van een aanhanger.
Het rijden met een aanhanger heeft
veel invloed op het rijgedrag van de
auto en vergt daarom extra aandacht
van de bestuurder.
Door een geringere luchtdichtheid
nemen de prestaties van de motor
af als men op grotere hoogte boven
de zeespiegel komt. Trek boven de
1000 m 10% van het maximum aan-
hangergewicht af en herhaal dit voor
elke volgende 1000 m.
Adviezen
Banden:
controleer de bandenspan-
ning van de auto en de aanhanger en
breng deze indien nodig op de juiste
waarde.
Remmen:
het trekken van een aan-
hanger vergroot de remweg.
Verlichting:
controleer de verlichting
van de aanhanger.
Zijwind:
houd er rekening mee dat
de zijwindgevoeligheid van de auto
groter is.
Koeling:
het trekken van een aan-
hanger op een helling veroorzaakt
een hogere koelvloeistoftempera-
tuur.
De koelventilator wordt elektrisch be-
diend en is niet afhankelijk van het
motortoerental.
Gebruik daarom een zo hoog moge-
lijke versnelling om het toerental te
beperken en pas uw snelheid aan.
Het maximum aanhangergewicht is
afhankelijk van het hellingspercen-
tage en de temperatuur van de bui-
tenlucht.
Let in elk geval goed op de aanwij-
zing van de koelvloeistoftempera-
tuurmeter.
Bij zeer zware gebruiksomstandighe-
den (het trekken van het maximale
aanhangergewicht op een steile hel-
ling bij hoge temperatuur), kunnen
de prestaties van de motor worden
verhoogd door de airconditioning uit
te schakelen, waardoor het trekken
van de aanhanger minder moeite zal
kosten.
Als het verklikkerlampje van de koel-
vloeistoftemperatuur gaat branden,
stop dan zo snel mogelijk en zet de
motor af.
Gewichtsverdeling:
verdeel het ge-
wicht in de caravan/aanhanger gelijk-
matig en houd u aan de toegestane
kogeldruk.
118
04
1
2
3
AUDIO
Gebruik alleen CD's met een ronde vorm.
Bepaalde beveili
gingssystemen op de originele CD of zelfgebrandeCD's kunnen storingen veroorzaken, ongeacht de kwaliteit van deCD-speler.
Plaats zonder op de toets EJECT te drukken een CD in de
CD-speler; deze zal de CD automatisch afspelen.
CD
EEN CD AFSPELEN
Als er in de CD-speler al een CD
is geplaatst die u wilt beluisteren,
druk dan herhaalde malen op de
toets SOURCE om de CD-functie te selecteren.
Druk op een van de toetsen om een
nummer van de
CD te selecteren.
Druk op de toets LI
ST REFRESH om de lijst met nummers van deCD weer te geven.
Houd een van de toetsen ingedrukt om versneld vooruit of terug tespoelen.
VERKEERSINFORMATIE
BELUISTEREN
Druk op de toets TA om de weergave
van verkeersinformatie te activeren of uit te schakelen.
De
functie TA (Traffi c Announcement) geeft voorrang aan het
luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra er een bericht wordt uitgezonden,wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD, ...) automatisch onderbroken en wordt de
verkeersinformatie doorgegeven. Zodra het bericht is afgelopen,wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.
119
04
1
2
3
Het formaat MP3 (afkorting van MPEG 1,2 & 2.5 Audio Layer 3)is een standaard voor het comprimeren van geluid die demogelijkheid biedt enkele tientallen speellijsten op één CD teplaatsen.
Selecteer voor het branden van een CD-R of CD-RW de standaardISO 9660 niveau 1,2 of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen
afspelen.
Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld.
Het is raadzaam voor één
CD niet meer dan één standaard voor het branden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke snelheid(maximaal 4x) in voor een optimale geluidskwaliteit.
Voor het branden van een multisessie-
CD is het raadzaam destandaard Joliet te gebruiken.
De autoradio speelt uitsluitend bestanden met de extensie
".mp3" en een samplingfrequentie van 22,05 kHz of 44,1 kHz af.
Geluidsbestanden met een andere extensie (.wma, .mp4, .m3u...)
kunnen niet worden afgespeeld.
Gebruik voor bestandsnamen maximaal 20 karakters en verwi
jder speciale tekens (bijv.: " ", ?, ù) om problemen met het afspelen of
de weergave te voorkomen.
CD MP3
INFORMATIE EN TIPS
AUDIO
Lege CD's worden niet herkend en kunnen het audiosysteem
beschadigen.
Plaats een MP3-
CD in de speler.
De
CD-speler scant vervolgens de CD tot alle nummers zijngevonden, hierdoor kan het enkele tot enkele tientallen seconden
duren voordat het afspelen begint.
MP3-CD
EEN MP3-CD AFSPELEN
De CD-speler kan CD's met maximaal 255 MP3-bestanden,
verdeeld over 8 speellijsten, afspelen. Het is echter raadzaam het
aantal afspeellijsten tot twee te beperken om een lange laadtijd
van de CD te voorkomen.
Bij het afspelen wordt geen rekening gehouden met de mappenstructuur.
Alle bestanden worden op hetzelfde niveau weergegeven.
Als er al een CD in het apparaat zit die
u wilt beluisteren, druk dan herhaaldemalen op de toets SOURCE om deCD-functie te selecteren.
Druk op een van de toetsen om een
nummer van de
CD te selecteren.
Druk op de toets LI
ST REFRESH om de speellijsten van de MP3-CD weer te geven.
Houd een van de toetsen in
gedrukt
om snel vooruit of terug te spoelen.