70
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Bij lage buitentemperaturen raden wij u aan om
de recirculatiefunctie niet te gebruiken, omdat hier-
door de ruiten sneller kunnen beslaan.
AQS-functie (Air Quality System) inschakelen
Met de AQS-functie wordt de recirculatie automatisch ingescha-
keld als vervuilde lucht wordt gesignaleerd (bijvoorbeeld bij files
en in tunnels).
BELANGRIJK Bij ingeschakelde AQS-functie wordt na een bepaal-
de tijd na het inschakelen van de recirculatie voor het verversen
van de lucht in het interieur, ongeveer 1 minuut buitenlucht in het
interieur gevoerd, ongeacht de vervuilingsgraad van de buitenlucht.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen de gewenste om-
standigheden (verwarming of koeling van het interieur) sneller wor-
den bereikt. Het is echter niet raadzaam deze functie handmatig in
te schakelen op regenachtige of koude dagen, omdat dan de ruiten
aan de binnenzijde aanzienlijk sneller kunnen beslaan, vooral als
de airconditioning niet is ingeschakeld. Bij lage buitentemperatu-
ren wordt de recirculatie geforceerd uitgeschakeld (met luchttoe-
voer van buiten) om het beslaan van de ruiten te voorkomen.
Bij automatische werking wordt de recirculatie automatisch door
het systeem geregeld op basis van de externe klimatologische
omstandigheden.
LUCHTRECIRCULATIE EN AQS-FUNCTIE
(Air Quality System)
De luchtrecirculatie werkt als volgt:
❍automatische inschakeling: opschrift A op knop B verlicht;
❍geforceerde inschakeling (recirculatie altijd ingeschakeld): aan-
gegeven door het branden van het lampje op de knop
v
A en gedoofd opschrift A;
❍geforceerde uitschakeling (luchtrecirculatie altijd uitgescha-
keld met luchttoevoer van buiten): aangegeven door het do-
ven van het lampje op de knoppen
vA en gedoofd op-
schrift A op knop B.
De geforceerde in-/uitschakeling kan gekozen worden met knop
vA.
Als u de knop
g(knop E uit) indrukt, schakelt de airconditioning
automatisch de luchtrecirculatie in (lampje op de knop
v
A brandt). Als u de knop vA indrukt, kunt u de luchtrecircula-
tie uitschakelen (lampje op de knop is gedoofd) en omgekeerd.
Als de knop
gis ingedrukt (lampje op knop E gedoofd), kan de
AQS-functie (Air Quality System) niet worden ingeschakeld.
72
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ONTWASEMING/ONTDOOIING ACHTERRUIT
Druk op knop (om het ontwasemen/ontdooien van de achter-
ruit in te schakelen (lampje op de knop gaat branden). De functie
schakelt na ongeveer 20 minuten automatisch uit, of als de motor
wordt uitgezet; de functie blijft uitgeschakeld als u de motor opnieuw
start. Als u op knop
(drukt (voor bepaalde uitvoeringen/markten),
wordt ook de verwarming van de buitenspiegels (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) en de ruitensproeiermonden (voor bepaal-
de uitvoeringen/markten) ingeschakeld.
BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes op de elektrische
weerstandsdraden aan de binnenzijde van de achterruit, om be-
schadiging van de achterruitverwarming te voorkomen.
Thermisch isolerende voorruit
(voor versies/markten, daar waar aanwezig)
Sommige versies zijn voorzien van een thermisch isolerende voorruit
die, wanneer de auto aan zonlicht wordt blootgesteld, de tempera-
tuurtoename in het interieur beperkt, wat het comfort verbetert.
Wasemsensor (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De wasemsensor helpt het beslaan van de ruiten te voorkomen.
Om deze sensor optimaal te gebruiken is het raadzaam de AUTO-
functie (lampje N brandt) in te schakelen. Bij lage buitentempe-
raturen kan het systeem de compressor automatisch inschakelen
en de recirculatie uitschakelen, zodat veilige rijomstandigheden
zijn gegarandeerd.
AIRCONDITIONING UITSCHAKELEN
Druk op de knop g(lampje op de knop gedoofd):
❍is de recirculatie ingeschakeld, waarbij geen lucht van buiten
binnenkomt;
❍is de compressor uitgeschakeld;
❍is de aanjager uitgeschakeld;
❍kan de achterruitverwarming worden in-/uitgeschakeld;
❍kan de AQS-functie (Air Quality System) niet worden inge-
schakeld.
BELANGRIJK De klimaatregeleenheid slaat de ingestelde tempera-
turen voor het uitschakelen op en stelt deze temperaturen weer
in als een willekeurige knop (behalve knop D) van het systeem
wordt ingedrukt.
Om de volledig automatische werking van het systeem weer in
te schakelen, moet de knop AUTO worden ingedrukt.
73
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
OPMERKINGBij ingeschakelde Start&Stop-functie (uitgescha-
kelde motor en stilstaande auto) is de automatische regeling van
de recirculatie uitgeschakeld en wordt altijd de toevoer van bui-
tenlucht ingeschakeld om het risico op beslagen ruiten (doordat
de aircocompressor niet werkt) te voorkomen.
ELEKTRISCHE HULPVERWARMING
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem zorgt voor een snellere verwarming van het interieur
bij koud weer. De hulpverwarming schakelt automatisch uit als
de ingestelde temperatuur is bereikt.
Automatische klimaatregeling
met gescheiden regeling
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De elektrische hulpverwarming schakelt automatisch in op basis
van de atmosferische omstandigheden en bij draaiende motor.
Handbediende airconditioning
De hulpverwarming wordt automatisch ingeschakeld als u de draai-
knop A in het rode vlak draait en de aanjager (draaiknop B) ten
minste op de 1
esnelheid inschakelt.
BELANGRIJKE TIPS
De hulpverwarming werkt alleen bij een lage buitentemperatuur
en een lage koelvloeistoftemperatuur.
De verwarming wordt niet ingeschakeld als de accu niet voldoen-
de is opgeladen.
START&STOP
Automatisch klimaatregeling
De automatische klimaatregeling regelt de Start&Stop-functie (mo-
tor uit als de snelheid van de auto nul is) zodanig dat een aange-
naam klimaat in de auto gegarandeerd is.
Vooral bij zeer warme of koude klimatologische omstandigheden
wordt de Start&Stop-functie uitgeschakeld totdat een aangenaam
klimaat in het interieur is gegarandeerd; gedurende deze over-
gangsperioden wordt de motor niet uitgezet ook al staat de auto stil.
Als de Start&Stop-functie ingeschakeld is en de motor uitstaat bij
stilstaande auto, dan kan het klimaatregelsysteem de motor weer
starten als de klimaatcondities in het interieur snel verslechteren
(of als de gebruiker de maximum koeling (LO) of de snelle ont-
waseming (MAX-DEF) inschakelt).
Als de Start&Stop-functie ingeschakeld is en de motor uitstaat bij
stilstaande auto en het systeem staat in de AUTO-stand (lampje
N brandt), dan wordt de luchtopbrengst tot een minimum terug-
gebracht om het klimaatcomfort in het interieur zo lang mogelijk
te handhaven.
De klimaatregeleenheid probeert zo goed mogelijk het comfort-
verlies door het uitzetten van de motor (waardoor ook de com-
pressor en de waterpomp van de motor stilstaan) te compenseren,
maar het is altijd mogelijk om voorkeur te geven aan de werking
van de klimaatregeling door de Start&Stop-functie m.b.v. de be-
treffende toets op het dashboard uit te schakelen.
OPMERKINGBij extreme klimatologische omstandigheden
wordt aangeraden het gebruik van de Start&Stop-functie te be-
perken, zodat wordt voorkomen dat de compressor doorlopend uit-
en inschakelt, waardoor de ruiten sneller kunnen beslaan en er
vochtophopingen kunnen ontstaan, waardoor een onaangename
geur in het interieur kan dringen.
117
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
HET SYSTEEM HANDMATIG IN-/UITSCHAKELEN
Druk voor het handmatig in en uit schakelen van het systeem op
de knop
Tfig. 82 die zich op het schakelaarpaneel op het dash-
board bevindt.
Inschakeling Start&Stop-systeem
De inschakeling van het Start&Stop-systeem wordt aangegeven
door een melding op het display. In deze situatie is het lampje
A-fig. 82 boven knop
Tgedoofd.
Uitschakeling Start&Stop-systeem
❍Uitvoeringen met multifunctioneel display: de uitschakeling van
het Start&Stop-systeem wordt aangegeven door een melding
op het display.
❍Uitvoeringen met instelbaar multifunctioneel display: de uit-
schakeling van het Start&Stop-systeem wordt aangegeven door
de weergave van symbool
T+ een melding op het display.
Bij uitgeschakeld systeem brandt het lampje A-fig. 82 .
fig. 82A0K0121m
OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ
DE MOTOR NIET WORDT UITGEZET
Als het systeem ingeschakeld is, dan wordt, vanwege comfortei-
sen, ter beperking van de uitstoot en om veiligheidsredenen, de
motor niet uitgezet onder de volgende omstandigheden:
❍nog koude motor;
❍bijzonder lage buitentemperaturen;
❍onvoldoende opgeladen accu;
❍ingeschakelde achterruitverwarming;
❍ruitenwisser ingeschakeld op maximale snelheid;
❍tijdens regeneratie van het roetfilter (DPF) (alleen dieseluit-
voeringen);
❍geopend bestuurdersportier;
❍niet omgelegde veiligheidsgordel bestuurder;
❍ingeschakelde achteruit (bijv. bij inparkeren);
❍bij uitvoeringen met automatische klimaatregeling met ge-
scheiden regeling (voor bepaalde uitvoeringen/markten), zo-
lang nog niet een comfortabele temperatuur in het interieur is
bereikt of als de MAX-DEF-functie is ingeschakeld;
❍in de eerste gebruiksperiode als het systeem zichzelf instelt.
In deze gevallen verschijnt een melding en (voor bepaalde uit-
voeringen/markten) knippert symbool
Uop het display.
Als u het interieur in de auto wilt blijven koelen, dan
moet u het Start&Stop-systeem uitschakelen, zo-
dat de airconditioning continu kan blijven werken.
155
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BRANDSTOF BESPAREN
Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het brandstofverbruik
zo laag mogelijk blijft en de uitstoot van schadelijke uitlaatgas-
sen zoveel mogelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de auto door de controles en
afstellingen die in het „Onderhoudsschema” staan vermeld, te la-
ten uitvoeren (zie het hoofdstuk „Onderhoud en zorg”).
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een keer per maand, de span-
ning van de banden: als de spanning te laag is, wordt de weer-
stand groter en neemt het verbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagageruimte. Het gewicht van de
auto en de wieluitlijning hebben grote invloed op het brandstof-
verbruik en de stabiliteit.
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als u deze niet meer gebruikt.
Ze verminderen de aerodynamica van de auto, waardoor het brand-
stofverbruik toeneemt. Gebruik voor het vervoer van volumineuze
voorwerpen bij voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires uitsluitend als u ze nodig hebt.
De achterruitverwarming, de verstralers, de ruitenwissers en de
aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem vragen veel
stroom, waardoor het brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25 %
in stadsverkeer).
Airconditioning
Het gebruik van de airconditioning verhoogt het brandstofverbruik:
gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat, bij voorkeur de
functies van het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aerodynamische accessoires
kan de aerodynamica negatief beïnvloeden, waardoor het brand-
stofverbruik zal toenemen.
60 –
8 - 10 –
6,4 5,7
5,0 4,25
5,1 4,35
1,87 1,6
0,83 0,78
2,8 2,5
(4,6) (4,1)60 –
8 - 10 –
5,7 5,0
3,1 2,6
3,5 2,9
1,87 1,6
0,83 0,78
2,8 2,5
(4,6) (4,1)60 –
8 - 10 –
5,7 5,0
2,75 2,3
3,1 2,6
1,87 1,6
0,83 0,78
2,8 2,5
(4,6) (4,1)Loodvrije benzine
ten minste 95 R.O.N.
(specificatie EN228)
Mengsel van gedemineraliseerd
water en 50 % PARAFLU
UP(▲)
SELENIA STAR P.E.
TUTELA TRANSMISSION
GEARFORCE
TUTELA TOP 4
Mengsel van water en vloeistof
TUTELA PROFESSIONAL SC 35
240
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VULLINGSTABEL
(▲) Voor extreem koude klimatologische omstandigheden raden wij een mengsel aan van 60 % PARAFLUUPen 40 % gedemineraliseerd water.
(*) De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen met koplampsproeiers.
Voorgeschreven
brandstoffen
1.4 Turbo Benzine 1.4 Turbo Multi Air 1750 Turbo Benzine en originele
liter kg liter kg liter kgsmeermiddelen
Brandstoftank:
incl. een reserve van:
Motorkoelsysteem– met airconditioning:
Motorcarter:
Carter en oliefilter:
Versnellingsbak/
differentieel:
Hydraulisch remcircuit
met ABS:
Reservoir ruitensproeiers
voor/achter/
koplampsproeiers (*):
Diesel voor motorvoertuigen
(specificatie EN590)
Mengsel van gedemineraliseerd
water en 50 % PARAFLU
UP(▲)
SELENIA WR P.E.
TUTELA TRANSMISSION
GEARFORCE
TUTELA TOP 4
Mengsel van water en vloeistof
TUTELA PROFESSIONAL SC 35
241
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
60 –
8 - 10 –
6,7 5,9
4,0 3,4
4,2 3,5
1,87 1,6
0,83 0,78
2,8 2,5
(4,6) (4,1)60 –
8 - 10 –
6,8 6,0
4,0 3,4
4,2 3,5
1,87 1,6
0,83 0,78
2,8 2,5
(4,6) (4,1)
(▲) Voor extreem koude klimatologische omstandigheden raden wij een mengsel aan van 60 % PARAFLUUPen 40 % gedemineraliseerd water.
(*) De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen met koplampsproeiers.
Voorgeschreven
brandstoffen
1.6 JTD
M2.0 JTDMen origineleliter kg liter kgsmeermiddelen
Brandstoftank:incl. een reserve van:
Motorkoelsysteem
– met airconditioning:
Motorcarter:
Carter en oliefilter:
Versnellingsbak/
differentieel:
Hydraulisch remcircuit met ABS:
Reservoir ruitensproeiers
voor/achter/koplampsproeiers (*):
5,6
3,9
4,57,8
4,6
5,88,4
5,3
6,45,5
3,7
4,45,8
4,1
4,75,6
3,9
4,510,8
5,8
7,6
244
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BRANDSTOFVERBRUIK
Het brandstofverbruik dat in de volgende tabel is opgenomen,
is gemeten volgens een vastgestelde testmethode die in EU-nor-
men is vastgelegd.
Het brandstofverbruik is gemeten volgens onderstaande procedure:
❍een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd door een
gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer;
❍een rit buiten de stad: waarbij veelvuldig wordt geaccelereerd
in alle versnellingen en waarmee een normaal gebruik van
de auto buiten de stad wordt gesimuleerd. De snelheid varieert
tussen de 0 en 120 km/h;
❍gecombineerd brandstofverbruik: hierbij telt de waarde van
de stadsrit mee voor 37 % en de waarde van de testrit buiten
de stad voor 63 %.BELANGRIJK Het soort wegdek, verkeerssituatie, atmosferische om-
standigheden, rijstijl, algemene conditie van de auto, uitrustingsni-
veau, gebruik van de airconditioning, lading van de auto, imperiaal
op het dak en andere situaties die de aerodynamica kunnen beïn-
vloeden, leveren een ander brandstofverbruik op dan hier vermeld.
BRANDSTOFVERBRUIK VOLGENS GELDENDE EU-NORMEN (liter/100 km)
1.4 1.4 Turbo 1750 1.6 JTDM2.0 JTDM2.0 JTDM2.0 JTDM
Turbo Benzine Multi Air Turbo Benzine 136 pk 163 pk/170 pk 140 pk
Een stadsrit
Een rit buiten de stad
Gecombineerd verbruik