Als het lampje Ytijdens het
rijden gaat branden
❒Als het lampje Ygaat branden, be-
tekent dit dat het systeem zichzelf con-
troleert (bijv. als gevolg van een verla-
ging van de spanning).
❒Als dit blijft voortduren, wendt u dan
tot het Abarth Servicenetwerk.
SYMBOLEN
Op of in de nabijheid van enkele onder-
delen van uw auto zijn plaatjes met een be-
paalde kleur aangebracht, met daarop
symbolen die uw aandacht vragen en die
voorzorgsmaatregelen aangeven die u in
acht moet nemen als u met het be-
treffende onderdeel te maken krijgt.
Op de motorkapbekleding is aan de bin-
nenzijde een plaatje met een overzicht van
de symbolen aangebracht.
4
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
KEN UW
AUTO
FIAT CODE
Dit is een elektronisch startblokkeersys-
teem waarmee de bescherming tegen dief-
stalpogingen van de auto wordt verhoogd.
Het wordt automatisch ingeschakeld door
de sleutel uit het contactslot te nemen.
Als u bij het starten van de motor de sleu-
tel in stand MARdraait, dan stuurt het Fiat
CODE-systeem een code naar de rege-
leenheid van de motor die, als de code
wordt herkend, de blokkering van de func-
ties opheft.
Als tijdens het starten de code niet wordt
herkend, gaat op het instrumentenpaneel
het lampje
Ybranden.
Draai in dat geval de contactsleutel in de
stand STOPen vervolgens in de stand
MAR; Als de blokkering niet wordt op-
geheven, moet opnieuw een startpoging
worden ondernomen met de andere, bij-
geleverde, sleutels. Als de motor nog niet
aanslaat, wendt u dan tot het Abarth Ser-
vicenetwerk.
WAARSCHUWING Elke sleutel heeft
een eigen code, die in de regeleenheid van
het systeem moet worden opgeslagen.
Wendt u voor het opslaan van tot maxi-
maal 8 nieuwe sleutels tot het Abarth Ser-
vicenetwerk.Krachtige stoten kunnen de
elektronische componenten
in de sleutel beschadigen.
001-022 ABARTH 500 NL 29-04-2009 11:01 Pagina 4
STARTSYSTEEM
fig. 7
De sleutel kan in 3 standen worden ge-
draaid:
❒STOP: motor uit, sleutel uitneembaar,
stuur geblokkeerd. Enkele elektrische
installaties werken (bijv. autoradio,
elektrische ruitbediening enz.).
❒MAR: contact aan. Alle elektrische in-
stallaties werken
❒AVV: starten van de motor.
Het contactslot is uitgerust met een veilig-
heidsmechanisme dat, als de motor niet
start, de gebruiker verplicht om het con-
tactslot op STOPte zetten alvorens het
starten te herhalen.
8
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
KEN UW
AUTO
Verwijder de sleutel nooit als
de auto nog in beweging is.
Het stuur blokkeert in dat geval bij de
eerste stuurbeweging automatisch.
Dit geldt altijd, ook als de auto ge-
sleept wordt.
Het is streng verboden om de-/mon-
tagewerkzaamheden uit te voeren,
waarvoor wijzigingen in de stuurin-
richting of de stuurkolom vereist zijn
(bijv. bij montage van een diefstalbe-
veiliging). Hierdoor kunnen de pres-
taties van het systeem, de garantie en
de veiligheid in gevaar worden ge-
bracht en voldoet de auto niet meer
aan de typegoedkeuring.
OPGELET
fig. 7F0S0007Ab
STUURSLOT
Inschakelen
Zet de sleutel in stand STOP, trek de sleu-
tel uit het start-/contactslot en draai het
stuur totdat het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur iets heen en weer, terwijl
u de sleutel in stand MARdraait.
001-022 ABARTH 500 NL 29-04-2009 11:01 Pagina 8
34
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
KEN UW
AUTO
DIMLICHT/
BUITENVERLICHTINGfig. 30
Met de contactsleutel in stand MAR, draai
de draaiknop in stand
2. Als de dimlich-
ten worden ingeschakeld, dan dooft het
dag-dimlicht en gaan de dimlichten en de
buitenverlichting branden. Op het instru-
mentenpaneel gaat het lampje
3bran-
den. Draai de contactsleutel in stand
STOPof verwijder de sleutel en draai de
draaiknop Oin stand
2, de buitenver-
lichting en de kentekenplaatverlichting
worden ingeschakeld. Op het instrumen-
tenpaneel gaat het controlelampje
3branden.
GROOTLICHT fig. 30
Trek de hendel naar het stuurwiel (ver-
grendelde stand), als de draaiknop reeds in
stand
2staat. Op het instrumentenpaneel
gaat het lampje 1branden. Het dooft als
de hendel naar het stuur wordt getrokken
(de dimlichten worden opnieuw ingescha-
keld).GROOTLICHTSIGNAAL fig. 30
Het grootlichtsignaal kan worden gegeven
door de hendel naar het stuurwiel te trek-
ken (onvergrendelde stand). Op het instru-
mentenpaneel gaat het lampje
1branden.
RICHTINGAANWIJZERS fig. 31
Zet de hendel in de vergrendelde positie:
omhoog (stand a): inschakeling rechter
richtingaanwijzers;
omlaag (stand b): inschakeling linker rich-
tingaanwijzers.
Op het instrumentenpaneel gaat het lamp-
je ¥of Îknipperen. De richtingaanwij-
zers schakelen automatisch uit als de au-
to weer rechtuit rijdt.
Van rijstrook wisselen
Als u van rijstrook wilt veranderen kunt u
dit aangeven door de linker hendel min-
der dan een halve seconde in de vergren-
delde stand te zetten. De richtingaanwij-
zer van de gekozen richting zal 3 keer
knipperen en vervolgens automatisch wor-
den uitgeschakeld.
BUITENVERLICHTING
Met de linker hendel wordt het meren-
deel van de buitenverlichting bediend. De
buitenverlichting werkt uitsluitend als de
contactsleutel in stand MARstaat. Als u
de buitenverlichting inschakelt worden het
instrumentenpaneel en de bedienings-
knoppen op het dashboard verlicht.
DAG-DIMLICHT (DRL)
(waar voorzien) fig. 30
De dag-dimlichten worden automatisch in-
geschakeld als u met de sleutel in stand
MARde draaiknop in stand Ozet; de an-
dere lampen en de interieurverlichting blij-
ven gedoofd. De werking van de automati-
sche inschakeling van de dag-dimlichten kan
via het displaymenu worden in-/uitgescha-
keld (zie paragraaf “Multifunctioneel en Mul-
tifunctioneel instelbaar Display” in dit hoofd-
stuk). Als u de dag-dimlichten uitschakelt
door de draaiknop in de stand Ote zetten,
dan gaat geen enkel licht branden.
fig. 30F0S030Abfig. 31F0S031Ab
Dag-dimlicht vormt een al-
ternatief voor dimlichten die
overdag worden gebruikt, waar ver-
plicht (en toegestaan waar niet ver-
plicht). Dag-dimlicht vervangen het
dimlicht niet als u door tunnels of ‘s
nachts rijdt. Het gebruik van dag-dim-
licht is afhankelijk van de wetgeving van
het land waarin u zich bevindt. Houdt u
aan de voorschriften.
OPGELET
023-045 ABARTH 500 NL 29-04-2009 11:02 Pagina 34
35
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
KEN UW
AUTO
RUITEN REINIGEN
De rechter hendel fig. 32bedient de rui-
tenwissers/-sproeiers en de achterruit-
wisser en -sproeier.
RUITENWISSERS / -SPROEIERS
De functie kan alleen werken met het con-
tactslot in de stand MAR.
De hendel kan in vijf verschillende standen
worden gezet (4 snelheden):
Aruitenwissers uitgeschakeld.
Bwissen met interval.
Ccontinu langzaam wissen.
Dcontinu snel wissen.
Etijdelijk snel wissen (onvergrendelde
stand).
De functie “tijdelijk snel wissen” blijft in-
geschakeld zolang de hendel in deze stand
wordt gehouden. Als de hendel wordt los-
gelaten, keert deze terug naar de begin-
stand Aen stoppen de ruitenwissers au-
tomatisch.“Intelligente wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt (on-
vergrendelde stand), schakelen de ruiten-
sproeiers in.
Als u de hendel langer dan een halve se-
conde aangetrokken houdt, dan worden
in één beweging de ruitenwissers/-sproei-
ers ingeschakeld. Als u de hendel loslaat,
stoppen de ruitensproeiers onmiddellijk
terwijl de ruitenwissers nog enkele slagen
maken. Na enkele seconden volgt nog een
extra reinigingsslag. “FOLLOW ME HOME”
Met dit systeem kan de ruimte voor de au-
to een bepaalde tijd worden verlicht.
Inschakeling
U schakelt deze functie in door de con-
tactsleutel in stand STOPte draaien of
uit te nemen en de linker hendel binnen
2 minuten na het uitzetten van de motor
naar het stuur te trekken.
Telkens als de hendel wordt bediend
wordt de verlichtingsduur met 30 secon-
den verlengd, tot maximaal 210 seconden;
na afloop van deze periode wordt de ver-
lichting automatisch uitgeschakeld.
Elke keer als de hendel wordt bediend gaat
het waarschuwingslampje
3op het in-
strumentenpaneel branden en verschijnt
op het display de resterende tijd die de
functie actief blijft.
Het controlelampje gaat branden bij de
eerste inschakeling en blijft branden tot de
functie automatisch wordt uitgeschakeld.
Elke bediening van de hendel verlengt al-
leen de inschakeltijd van de lichten.
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden
naar het stuur getrokken.
F0S032Abfig. 32
Gebruik de ruitenwisser niet
om lagen sneeuw of ijs van de
voorruit te verwijderen. In die
omstandigheden grijpt, als de
ruitenwissers te zwaar worden belast,
de beveiliging in, die ervoor zorgt dat
de ruitenwissers enkele seconden wor-
den uitgeschakeld. Als hierna de wer-
king niet wordt hervat, wendt u dan tot
het Abarth Servicenetwerk.
023-045 ABARTH 500 NL 29-04-2009 11:02 Pagina 35
36
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
KEN UW
AUTO
Tijdregeling plafondlampje
(lampenglas in middelste stand)
Er zijn drie mogelijke werkingen:
❒als een portier wordt geopend, vindt
een tijdregeling van drie minuten plaats,
die opnieuw wordt gestart als een por-
tier wordt geopend;
❒als de sleutel uit het contactslot wordt ge-
nomen binnen twee minuten na het uit-
schakelen van de motor, wordt een tijd-
regeling van ongeveer 10 seconden gestart;
❒als de portieren worden ontgrendeld
(met de afstandsbediening of met de
sleutel in het bestuurdersportier),
wordt een tijdregeling van ongeveer 10
seconden gestart.
Uitschakelen kan op drie manieren plaats-
vinden:
❒als alle portieren zijn gesloten, wordt de
tijdregeling van drie minuten onderbro-
ken en wordt een tijdregeling van 10 se-
conden gestart. Deze tijdregeling wordt
onderbroken als de contactsleutel in de
stand MARwordt gedraaid;
❒als de portieren worden vergrendeld
(met de afstandsbediening of met de
sleutel in het bestuurdersportier), gaat
het plafondlampje uit.
❒de interieurverlichting wordt in ieder ge-
val na 15 minuten uitgeschakeld om te
voorkomen dat de accu wordt ontladen.
BAGAGERUIMTEVERLICHTING
Als u de achterklep opent, gaat automatisch
de bagageruimteverlichting branden. Bij het
sluiten van de achterklep gaat de verlichting
automatisch uit.
PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDLAMPJE VOOR
Het glas kan in drie standen worden gezet:
❒rechterzijde ingedrukt: verlichting brandt
altijd
❒linkerzijde ingedrukt: verlichting altijd uit
❒middelste stand (neutraal): de verlich-
ting gaat branden en dooft als de por-
tieren worden geopend of gesloten.
WAARSCHUWING Controleer voordat
u de auto verlaat of de schakelaar in de
middelste stand staat. Op deze manier zal
het lampje van de plafondverlichting do-
ven bij het sluiten van de portieren, en
voorkomt u dat de accu ontlaadt.
Bij enkele uitvoeringen vindt het in- en uit-
schakelen van de verlichting alleen plaats als het
bestuurdersportier wordt geopend of geslo-
ten. Als de portieren m.b.v. de afstandsbedie-
ning worden ontgrendeld, wordt een tijdre-
geling van ongeveer 10 seconden gestart. Als
de portieren met de afstandsbediening wor-
den vergrendeld, dooft het plafondlampje. ACHTERRUITWISSER/-
SPROEIER
De functie kan alleen werken met het con-
tactslot in de stand MAR.
Als u de draaiknop in stand
'zet, dan
wordt de achterruitwisser ingeschakeld.
Als u bij ingeschakelde ruitenwissers voor
de draaiknop in stand
'zet, gaat de ach-
terruitwisser synchroon wissen (met de
helft van de frequentie van de ruitenwis-
sers voor). Als u bij ingeschakelde ruiten-
wissers voor de achteruit inschakelt, gaat
automatisch ook de achterruitwisser lang-
zaam continu wissen.
Als u de achteruit uitschakelt wordt het
wissen van de achteruit gestaakt.
“Intelligente wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt (on-
vergrendelde stand), schakelt de achter-
ruitsproeier in.
Als u de hendel langer dan een halve se-
conde aangetrokken houdt, dan worden
in één beweging de achterruitwisser/-
sproeier ingeschakeld.
Als u de hendel loslaat, stopt de achter-
ruitensproeier onmiddellijk terwijl de ach-
terruitwisser nog enkele slagen maakt. Na
enkele seconden volgt nog een extra rei-
nigingsslag.
Gebruik de achterruitenwisser
niet om lagen sneeuw of ijs
van de achterruit te verwijde-
ren. In die omstandigheden
grijpt, als de ruitenwisser te zwaar
wordt belast, de beveiliging in, die er-
voor zorgt dat de ruitenwisser enkele
seconden wordt uitgeschakeld. Als hier-
na de werking niet wordt hervat, wendt
u dan tot het Abarth Servicenetwerk.
023-045 ABARTH 500 NL 29-04-2009 11:02 Pagina 36
37
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
KEN UW
AUTO
BEDIENINGSORGANEN
KNOP SPORT fig. 33
Als de knop SPORT A-fig. 33wordt in-
gedrukt, wordt een sportief rijprogramma
gestart, met als kenmerken een vlottere
reactie tijden accelereren, een hoger mo-
torkoppel en een nauwkeuriger besturing
door een hogere benodigde kracht voor
het sturen.
Het opschrift SPORT verschijnt als de
functie wordt ingeschakeld. Druk nog-
maals op de knop om deze functie uit te
schakelen en de instelling voor normaal rij-
den te herstellen.
WAARSCHUWING Als u de SPORT-
knop indrukt, wordt de functie na onge-
veer 5 seconden ingeschakeld.
WAARSCHUWING Als tijdens accelere-
ren de functie SPORT wordt gebruikt,
kunnen schokken in de besturing worden
waargenomen die kenmerkend zijn voor
een sportieve instelling.MISTLAMPEN VOOR
(waar voorzien) fig. 33
Voor het inschakelen van de mistlam-
pen/het mistachterlicht moet knop Cop
de volgende manier worden gebruikt:
1° Indrukken: mistlampen inschakelen
2° Indrukken: mistachterlicht inschakelen
3° Indrukken: lichten doven
Als de mistlampen branden, gaat op het in-
strumentenpaneel het lampje
5branden;
als het mistachterlicht is ingeschakeld, gaat
op het instrumentenpaneel het lampje
4branden.
De mistlampen werken alleen als het dim-
licht is ingeschakeld.
CD
MENU
FM ASAM 1 2 3 4 5 6 AUD
MP3 RND RPT TPM CD-IN EQ
LOUD AF LOC PTY TP TA RMB PBCD
BCA
F0S033Abfig. 33
WAARSCHUWINGSKNIPPERLI
CHTEN fig. 33
Deze worden ingeschakeld als op scha-
kelaar Bwordt gedrukt, onafhankelijk van
de stand van het contactslot.
Als het systeem is ingeschakeld, gaan op
het instrumentenpaneel de controlelamp-
jes
Îen ¥branden.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de
schakelaar B. Het gebruik van de waar-
schuwingsknipperlichten is afhankelijk van
de wegenverkeerswet van het land waarin
u rijdt. Houdt u aan de voorschriften.
Noodstop
In geval van een noodstop gaan de waar-
schuwingsknipperlichten en de waarschu-
wingslampjes op het dashboard
Îen ¥automatisch branden.
De functie wordt uitgeschakeld wanneer
het rempedaal niet meer hard worden in-
getrapt. Deze functie voldoet aan de nieu-
we wettelijke voorschriften.
023-045 ABARTH 500 NL 29-04-2009 11:02 Pagina 37
38
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
KEN UW
AUTO
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of merkt
dat het brandstofsysteem lekt, druk
dan de schakelaar niet weer terug,
zodat brand wordt voorkomen.
OPGELET
BRANDSTOFNOOD-
SCHAKELAAR
Deze treedt in werking bij een botsing en
veroorzaakt:
❒de onderbreking van de brandstoftoe-
voer met als gevolg de uitschakeling
van de motor;
❒de ontgrendeling van de portieren;
❒de inschakeling van de interieurverlich-
ting.
Als de brandstofnoodschakelaar is inge-
schakeld, verschijnt de melding “Brand-
stofnoodschakelaar ingeschakeld, zie in-
structieboekje” op het display.
Controleer de auto zorgvuldig op brand-
stoflekkage, bijvoorbeeld in de motor-
ruimte, onder de auto of in de nabijheid
van de brandstoftank.
Draai na een ongeval de contactsleutel in
stand STOPom te voorkomen dat de ac-
cu ontlaadt.Herstel de correcte werking van de auto
als volgt:
❒draai de start-/contactsleutel in stand
MAR;
❒inschakeling rechter richtingaanwijzer;
❒uitschakeling rechter richtingaanwijzer;
❒inschakeling linker richtingaanwijzer;
❒uitschakeling linker richtingaanwijzer;
❒inschakeling rechter richtingaanwijzer;
❒uitschakeling rechter richtingaanwijzer;
❒inschakeling linker richtingaanwijzer;
❒uitschakeling linker richtingaanwijzer;
❒draai de start-/contactsleutel in stand
STOP. MISTACHTERLICHTEN fig. 34
Druk op knop D. De mistachterlichten
werken alleen als het dimlicht is ingescha-
keld.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje 4branden. De lichten scha-
kelen uit als u de knop nogmaals indrukt.
123456AUD
F0S034Abfig. 34
023-045 ABARTH 500 NL 29-04-2009 11:02 Pagina 38
43
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
KEN UW
AUTO
PORTIEREN
VER-/ONTGRENDELING VAN
BUITENAF fig. 43
Openen
Draai de sleutel in stand 1en trek de
handgreep omhoog.
Als de sleutel wordt verdraaid bij centra-
le vergrendeling, worden gelijktijdig alle
portieren vergrendeld.
Druk bij de afstandsbediening op knop
Ëom de portieren te ontgrendelen.
Open een portier alleen
wanneer de omstandigheden
hiervoor veilig zijn.
Het openen van de portieren moet bij
stilstaande auto worden uitgevoerd.
OPGELET
INITIALISATIEPROCEDURE
Als de accu losgenomen is geweest of een
zekering is doorgebrand, dan moet ver-
volgens de werking van het opendak op-
nieuw worden geïnitialiseerd.
Ga als volgt te werk:
❒druk knop A-fig. 40in de sluitstand;
❒houd de knop ingedrukt om er voor te
zorgen dat het dak stapsgewijs volle-
dig sluit;
❒wacht na de volledige sluiting van het
dak tot de elektromotor van het dak
stopt.NOODBEDIENING
Als het opendak bij een storing in de scha-
kelaar niet elektrisch bediend kan worden,
dan kan het ook handmatig worden be-
diend; ga hiervoor als volgt te werk:
❒verwijder de beschermplug A-fig. 42
op de interieurbekleding achter de zon-
neklep;
❒pak de zeskantige sleutel uit de ge-
reedschaphouder in de bagageruimte;
❒steek de sleutel in de zitting en draai de
sleutel:
– rechtsom om het dak te openen;
– linksom om het dak te sluiten.
fig. 42F0S042Ab
023-045 ABARTH 500 NL 29-04-2009 11:02 Pagina 43