FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
DAU47614
Multifunctionele meter
WAARSCHUWING
DWA12422
Zorg dat de machine stilstaat voordat u
wijzigingen in de instellingen van de
multifunctionele meter gaat aanbrengen.Het aanbrengen van wijzigingen tijdens
het rijden kan u afleiden en vergroot het
risico op een ongeval.
De multifunctionele meter biedt de volgen-
de voorzieningen:
a snelheidsmeter
a toerenteller
een kilometerteller
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het waarschuwingslampje brand-
stofreserve aanging)
een stopwatch
een klok
een weergave koelvloeistoftempera-
tuur
een weergave luchtaanzuigtempera-
tuur
een aanduiding voor de ingeschakelde
versnelling
een rijmodusweergave (die de gese-
lecteerde rijmodus aangeeft)
een weergave voor de gasklepope-
ning
een weergave voor het brandstofver-
bruik (functies voor huidig en gemid-
deld verbruik)
een voorziening voor zelfdiagnose
een instelfunctie voor de displayhel-
derheid, het controlelampje schakel-
moment en de weergave van de
gasklepopening
OPMERKING
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de “SELECT”- en
“RESET”-toets gebruikt.
Alleen voor Groot-Brittannië: Om te
wisselen tussen de kilometer- en mij-
lenweergave van de snelheidsmeter
en de kilometerteller/ritteller/verbruiks-
meter houdt u de toets “SELECT” min-
stens 1 seconde ingedrukt.
Toerenteller
1.“RESET”-toets
2.“SELECT”-toets
3. Toerenteller
4. Controlelampje schakelmoment
5. Weergave gasklepopening
6. Koelvloeistoftemperatuurdisplay/inlaatlucht-
temperatuurdisplay
7. Rijmodusweergave
8. Snelheidsmeter
9. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofvoor-
raad/huidig brandstofverbruik/gemiddeld
brandstofverbruik
10.Klok/stopwatch
11.Aanduiding ingeschakelde versnelling2
134
5
6
7
8
9
10 11
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
2 1
U14BD1D0.book Page 8 Friday, July 24, 2009 11:45 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
Met de elektrische toerenteller kan de be-
stuurder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot het hoogste aantal toeren
per minuut en keert daarna weer terug naar
nul tpm om het elektrische circuit te testen.LET OP
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 13750 tpm en hogerKlok en stopwatchOm de klok op tijd te zetten
1. Houd de “SELECT”-toets en de “RES-
ET”-toets tegelijkertijd minstens twee
seconden lang ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knippe-
ren, drukt u op de “RESET”-toets om
de uren in te stellen.
3. Druk op de “SELECT”-toets en de mi-
nutenaanduiding begint te knipperen.
4. Druk op de “RESET”-toets om de mi-
nuten in te stellen.
5. Druk op de “SELECT”-toets en laat
deze dan los om de klok te starten.
Om de stopwatch weer te gevenOm de weergave te wijzigen naar de stop-
watchmodus drukt u de “SELECT”-toets en
de “RESET”-toets tegelijkertijd in. Druk om
weer terug te keren naar de klokmodus de
“SELECT”-toets en de “RESET”-toets tege-
lijkertijd in; dit is echter niet mogelijk terwijl
de stopwatch telt.
Normale tijdmeting1. Druk op de “RESET”-toets om de stop-
watch te starten.
2. Druk op de “SELECT”-toets om de
stopwatch te stoppen.
3. Druk nogmaals op de toets “SELECT”
om de stopwatch op nul terug te stel-
len.Tussentijdmeting
1. Druk op de “RESET”-toets om de stop-
watch te starten.
2. Druk op de “RESET”-toets of op de
startknop“” om tussentijden te me-
ten. Tussentijden worden vijf secon-
den lang in de kilometertellerweergave
getoond.
3. Druk op de “RESET”-toets of op de
startknop“” om de laatste tussentijd
weer te geven of op de “SELECT”-
toets om de stopwatch stop te zetten
en de totaal verstreken tijd weer te ge-
ven.
Tussentijdgeheugen
1. Klok/stopwatch
1
1. Koelvloeistoftemperatuurdisplay/inlaatlucht-
temperatuurdisplay
2. Stopwatch
21
U14BD1D0.book Page 9 Friday, July 24, 2009 11:45 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
3
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als in een van deze circuits een storing
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden en geeft
het display een foutcode weer.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem.
Als in de circuits van het startblokkeersys-
teem een storing wordt gedetecteerd, knip-
pert het controlelampje startblokkering en
geeft het display een foutcode weer.
OPMERKINGAls het display foutcode 52 weergeeft, be-
treft dit mogelijk een storing in het transpon-
dersignaal. Als deze fout zich voordoet,
probeer dan het volgende.1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.OPMERKINGHoud andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden ge-
start.2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeersleu-
tel en beide standaardsleutels naar
een Yamaha dealer en laat de stan-
daardsleutels opnieuw coderen.
Als het display foutcodes weergeeft, noteer
deze dan en vraag een Yamaha dealer om
het voertuig te controleren.
LET OP
DCA11590
Wanneer het display een foutcode aan-
geeft, moet de machine zo spoedig mo-
gelijk worden gecontroleerd om
motorschade te voorkomen.Instelfunctie voor de displayhelderheid,
het controlelampje schakelmoment en
de weergave van de gasklepopening
Deze modus stelt u in staat om wijzigingen
aan te brengen in zes instellingen door de
volgende stappen uit te voeren.
1. Draai de sleutel naar “OFF”.
1. Weergave foutcode
1
1. Activeringsbereik van het controlelampje
schakelmoment
2. Controlelampje schakelmoment
3. Displays met instelbare helderheid
4. Helderheidsniveau
1
2
3
4
U14BD1D0.book Page 14 Friday, July 24, 2009 11:45 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-15
3
2. Druk de “SELECT”-toets in en houd
deze ingedrukt.
3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht vijf
seconden en laat dan de “SELECT”-
toets los. De instelfunctie voor de dis-
playhelderheid is geselecteerd.
4. Druk op de “SELECT”-toets om tussen
de functies te wisselen in de onder-
staande volgorde:
a. Displayhelderheid:
Met deze functie regelt u de hel-
derheid van de weergaven en de
toerenteller in overeenstemming
met het aanwezige daglicht.
b. Activiteit van het controlelampje
schakelmoment:
Via deze functie kiest u of het con-
trolelampje geactiveerd moet wor-
den en of het bij activering moet
knipperen of continu moet bran-
den.
c. Activeren van het controlelampje
schakelmoment:
Met deze functie kiest u het motor-
toerental waarbij het controlelamp-
je wordt geactiveerd.
d. Deactiveren van het controlelamp-
je schakelmoment:
Met deze functie kiest u het motor-
toerental waarbij het controlelamp-
je wordt gedeactiveerd.e. Helderheid van het controlelampje
schakelmoment:
Met deze functie regelt u de hel-
derheid van het controlelampje
volgens uw voorkeur.
f. Weergave gasklepopening:
Met deze functie kunt u kiezen of u
de weergave gasklepopening wilt
tonen of niet.
OPMERKINGDe weergave geeft de huidige instelling
voor elke functie weer, behalve voor de
functie activiteit van het controlelampje
schakelmoment.De helderheid instellen van de displays vande multifunctionele meter en toerenteller1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Druk de “SELECT”-toets in en houd
deze ingedrukt.
3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht vijf
seconden en laat dan de “SELECT”-
toets los.
4. Druk op de “RESET”-toets om de ge-
wenste displayhelderheid te kiezen.
5. Druk op de “SELECT”-toets om het
geselecteerde helderheidsniveau te
bevestigen. De instelfunctie gaat over
naar de functie activiteit van het con-
trolelampje schakelmoment.Instellen van de functie activiteit van het
controlelampje schakelmoment1. Druk op de toets “RESET” om een van
de volgende instellingen voor de activi-
teit van het controlelampje te kiezen:
Het controlelampje blijft na acti-
vering branden. (Deze instelling
is geselecteerd wanneer het con-
trolelampje aan blijft.)
Het controlelampje gaat bij acti-
vering knipperen. (Deze instelling
is geselecteerd wanneer het con-
trolelampje vier keer per seconde
knippert.)
Het controlelampje is gedeacti-
veerd, het zal dus niet branden of
knipperen. (Deze instelling is ac-
tief wanneer het controlelampje
één keer per twee seconden
knippert.)
2. Druk op de toets “SELECT” om de ge-
selecteerde activiteit van het controle-
lampje te bevestigen. De instelfunctie
gaat over naar de functie activering
van het controlelampje schakelmo-
ment.
U14BD1D0.book Page 15 Friday, July 24, 2009 11:45 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-16
3
Instellen van de functie activering van hetcontrolelampje schakelmomentOPMERKINGDe functie activering van het controlelampje
schakelmoment kan worden ingesteld tus-
sen 7000 tpm en 15000 tpm. Van 7000 tpm
tot 12000 tpm kan het controlelampje wor-
den ingesteld in stappen van 500 tpm. Van
12000 tpm tot 15000 tpm kan het controle-
lampje worden ingesteld in stappen van 200
tpm.1. Druk de “RESET”-toets in om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten activeren.
2. Druk op de toets “SELECT” om het ge-
selecteerde motortoerental te bevesti-
gen. De instelfunctie gaat over naar de
functie deactiveren van het controle-
lampje schakelmoment.
Instellen van de functie deactiveren van hetcontrolelampje schakelmomentOPMERKING
De functie deactiveren van het contro-
lelampje schakelmoment kan worden
ingesteld tussen 7000 tpm en 15000
tpm. Van 7000 tpm tot 12000 tpm kan
het controlelampje worden ingesteld in
stappen van 500 tpm. Van 12000 tpmtot 15000 tpm kan het controlelampje
worden ingesteld in stappen van 200
tpm.
Denk eraan dat de deactiveerfunctie
op een hoger toerental moet worden
ingesteld dan de activeerfunctie, an-
ders zal het controlelampje schakel-
moment gedeactiveerd blijven.
1. Druk op de toets “RESET” om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten deactiveren.
2. Druk op de toets “SELECT” om het ge-
selecteerde motortoerental te bevesti-
gen. De instelfunctie gaat over naar de
functie helderheid van het controle-
lampje schakelmoment.
Instellen van de helderheid van het contro-lelampje schakelmoment1. Druk op de toets “RESET” om de ge-
wenste helderheid van het controle-
lampje te kiezen.
2. Druk de “SELECT”-toets in om de ge-
selecteerde helderheid van het contro-
lelampje te bevestigen. De
instelmodus wisselt naar de weergave
van de gasklepopening.Om de weergave gasklepopening in te stel-
len1. Druk op de toets “RESET” om een van
de volgende activiteitsinstellingen te
kiezen:
De segmenten van de gasklepo-
pening en “R1” worden weerge-
geven.
Alleen “R1” wordt weergegeven.
Noch de segmenten van de gas-
klepopening, noch “R1” worden
weergegeven.
2. Druk op de toets “SELECT” om de ge-
selecteerde activiteit van de weergave
gasklepopening te bevestigen. Het
display keert terug naar de kilometer-
teller- of rittellerweergave.
U14BD1D0.book Page 16 Friday, July 24, 2009 11:45 AM