Page 17 of 76

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
Om het stuur en de middenbok te ontgren-delenDruk de sleutel in en draai deze dan naar
“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAUT2121
Afdekplaatje sleutelgat Afdekplaatje sleutelgat sluiten
Steek de sleutel in het gat van het afdek-
plaatje (zie afbeelding) en draai de sleutel
naar “SHUT” om het afdekplaatje te sluiten.
Afdekplaatje sleutelgat openen
Steek de sleutel in het gat van het afdek-
plaatje (zie afbeelding) en draai de sleutel
naar “OPEN” om het afdekplaatje te ope-
nen.
DAU45380
Indicator, controlelampjes en
waarschuwingslampje
DAU11020
Controlelampje
richtingaanwijzers“”
Dit controlelampje knippert terwijl de scha-
kelaar voor richtingaanwijzers naar de lin-
ker- of rechterstand is gedrukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht“”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
1. Drukken.
2. Draaien.12
ON
OPEN
OPENPUSH
LOCK
OFF
1. Waarschuwingslampje motorstoring“”
2. Controlelampje grootlicht“”
3. Controlelampje richtingaanwijzers“”
4. Indicator olieverversing
OIL
CHANGE
12 3 4
chapter3 Page 2 Thursday, September 17, 2009 2:10 PM
Page 18 of 76

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
DAU45401
Olieverversingsindicator
Deze indicator wordt na 2000 km (1200 mi)
rood in plaats van groen om aan te geven
dat de motorolie moet worden ververst.
Druk na het verversen van de motorolie de
resetschakelaar van de olieverversingsindi-
cator in met de contactsleutel.
Ook als de motorolie na minder dan 2000
km (1200 mi) wordt ververst, moet de indi-
cator na het olieverversen worden terugge-
steld. Als dit niet gebeurt, wordt niet correct
aangegeven wanneer de olie de volgende
keer moet worden ververst. LET OP: Na
1000 km (600 mi) moet de motorolie wor-
den ververst.
[DCA10281]
OPMERKINGNa het terugstellen van de olieverver-
singsindicator wordt de indicator weer
groen in plaats van rood.
DAUT1934
Waarschuwingslampje
motorstoring“”
Dit waarschuwingslampje begint te knippe-
ren of blijft branden wanneer een elektrisch
systeem dat de motorwerking controleert,
defect is. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het zelfdiagnosesysteem te controle-
ren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
DAUT1821
Snelheidsmeterunit De snelheidsmeterunit is voorzien van een
snelheidsmeter en een kilometerteller. De
snelheidsmeter toont de actuele rijsnelheid.
De kilometerteller toont de totale afgelegde
afstand.
1. Indicator olieverversing
2. Schakelaar voor terugstellen olieverver-
singsindicator1
2
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
OIL
CHANGE2 1
U4P7D2D0.book Page 3 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM
Page 19 of 76

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAU12092
Zelfdiagnosesysteem Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Indien er in een van deze circuits een pro-
bleem wordt gedetecteerd, gaat het waar-
schuwingslampje voor motorstoring
branden of knipperen. Als dit zich voordoet,
vraag dan een Yamaha dealer de machine
te controleren.LET OP
DCA11170
Neem als dit gebeurt direct contact op
met een Yamaha dealer, om mogelijke
motorschade te voorkomen.
DAU45630
Brandstofniveaumeter De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
naald beweegt naar “E” (leeg) naarmate het
brandstofniveau daalt. Vul zo snel mogelijk
brandstof bij als de naald bij de rode lijn
staat.OPMERKINGDoor de sleutel naar “OFF” te draaien wordt
de brandstofniveauweergave uitgescha-
keld.
DAU12331
Antidiefstal-alarmsysteem (op-
tie) Dit model kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidief-
stal-alarmsysteem. Neem contact op met
een Yamaha dealer voor nadere informatie.
1. Brandstofniveaumeter
2. Rode streep
OIL
CHANGE
1
2
U4P7D2D0.book Page 4 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM
Page 20 of 76

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
DAU12348
Stuurschakelaars Links
Rechts
DAU12400
Dimlichtschakelaar“/”
Zet deze schakelaar op“” voor grootlicht
en op“” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar“/”
Druk deze schakelaar naar“” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar“” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar“”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12721
Startknop“”
Druk met de zijstandaard omhoog op deze
knop terwijl u de voor- of achterrem be-
krachtigt om de motor te starten met de
startmotor. Zie pagina 5-1 voor startinstruc-
ties voordat u de motor start.
DAU12900
Voorremhendel De voorremhendel bevindt zich aan de
rechterstuurgreep. Trek deze hendel naar
het stuur toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
1. Dimlichtschakelaar“/”
2. Richtingaanwijzerschakelaar“/”
3. Claxonschakelaar“”
1. Startknop“”
2 13
1
1. Voorremhendel
1
U4P7D2D0.book Page 5 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM
Page 21 of 76
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
DAU12950
Achterremhendel De achterremhendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek deze hendel naar het
stuur toe om de achterrem te bekrachtigen.
DAU45391
Tankdop Om de tankdop te verwijderen
1. Open het zadel. (Zie pagina 3-8.)
2. Open het tankdopdeksel.
3. Draai de tankdop naar links en trek
hem los.
Om de tankdop aan te brengen
1. Breng de tankdop aan in de vulope-
ning van de brandstoftank en draai
hem rechtsom tot de merktekens“”
op de dop en de tank tegenover elkaar
staan.
2. Sluit het tankdopdeksel.
3. Sluit het zadel.
WAARSCHUWING
DWA11091
Na het tanken moet de tankdop goed
worden aangedraaid. Door brandstoflek-
kage ontstaat brandgevaar.
1. Achterremhendel
1
1. Tankdopdeksel
2. Tankdop
2
1
U4P7D2D0.book Page 6 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM
Page 22 of 76

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
DAU13221
Brandstof Controleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10881
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine zit.
Rook nooit tijdens het tanken en tank
nooit in de nabijheid van vonken, open
vuur of andere ontstekingsbronnen zo-
als de waakvlammen van geisers en
kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt.3. Veeg uitgestroomde brandstof onmid-
dellijk af. LET OP: Veeg gemorste
brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10071]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15151
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huidterechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAU33520
LET OP
DCA11400
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt ern-
stige schade aan inwendige motoron-
derdelen als kleppen en zuigerveren en
ook aan het uitlaatsysteem.Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van RON 91 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen), ge-
bruik dan benzine van een ander merk of
gebruik loodvrije superbenzine. Door lood-
vrije benzine te gebruiken gaan bougies
langer mee en blijven de onderhoudskosten
beperkt.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
2 1
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE LOOD-
VRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
5.5 L (1.45 US gal, 1.21 Imp.gal)
U4P7D2D0.book Page 7 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM
Page 23 of 76

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
DAU13445
Uitlaatkatalysatoren Dit voertuig is uitgerust met uitlaatkatalysa-
toren in het uitlaatsysteem.
WAARSCHUWING
DWA10862
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsys-
teem in aanraking kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onder-
houdswerkzaamheden uit te voe-
ren.
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden tot
oververhitting.
LET OP
DCA10701
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
gebruik van loodhoudende benzine zal
onherstelbare schade worden toege-
bracht aan de uitlaatkatalysator.
DAUT1503
Zadel Openen van het zadel
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Steek de sleutel in het contactslot en
draai deze dan linksom naar de eerste
stand “OPEN”. Als het contactslot in
de stand “LOCK” staat, moet de sleutel
linksom naar de tweede stand “OPEN”
worden gedraaid.OPMERKINGDruk de sleutel bij het draaien van “OFF”
naar “OPEN” of van “LOCK” naar “OPEN”
niet naar binnen.3. Klap het zadel omhoog.1. Zadel open
ON
OPEN
OPENP
U
S
HLOCKOFF
ON
OPEN
OPENP
U
S
HLOCKOFF
1
1
U4P7D2D0.book Page 8 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM
Page 24 of 76
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
Sluiten van het zadel
1. Klap het zadel omlaag en druk dan
aan om te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit het contactslot als
de scooter onbeheerd wordt achterge-
laten.OPMERKINGControleer of het zadel stevig is vergrendeld
alvorens te gaan rijden.
DAU37481
Helmbevestiging De helmbevestigingen bevinden zich onder
het zadel.
Om een helm aan een helmbevestiging
te bevestigen
1. Open het zadel. (Zie pagina 3-8.)
2. Maak een helm aan een helmbevesti-
ging vast en sluit dan het zadel stevig
af. WAARSCHUWING! Ga nooit rij-
den met een helm vastgemaakt aan
de helmbevestiging, aangezien de
helm objecten kan raken met moge-
lijk verlies van de controle over de
machine en een ongeval tot gevolg.
[DWA10161]
Om een helm los te maken van de helm-
bevestiging
Open het zadel, neem de helm los van de
helmbevestiging en sluit het zadel weer.
1. Helmbevestiging
1
U4P7D2D0.book Page 9 Wednesday, August 19, 2009 9:30 AM