Page 49 of 94
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-7
2
3
4
5
67
8
9
DAU34491
OPMERKING
Motorluchtfilters en luchtfilter van V-snaarbehuizing
De motorluchtfilters op dit model zijn voorzien van geoliede papieren filterelementen. Reinig deze niet met perslucht om bescha-
diging te voorkomen.
De motorluchtfilterelementen moeten vaker worden vervangen en het luchtfilterelement van de V-snaarbehuizing moet vaker wor-
den gereinigd bij rijden in zeer stoffige of vochtige gebieden.
Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de remvloei-
stof worden ververst.
De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
✼✦✧✯✱✥ ✪
Page 50 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU18712
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de afgebeelde stroom-
lijn- en framepanelen worden verwijderd.
Neem deze paragraaf door wanneer een
stroomlijn- of framepaneel moet worden
verwijderd of aangebracht.
DAU34282
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Open het bestuurderszadel. (Zie
pagina 3-15.)
2. Verwijder de drukclips in het achterste
opbergcompartiment en trek dan het
stroomlijnpaneel los zoals getoond.OPMERKING
De drukclip wordt losgehaald door met een
schroevendraaier de pen op het midden in
te drukken en dan de drukclip los te trekken.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
drukclips aan.OPMERKING
Om de drukclip te bevestigen wordt de pen
teruggedrukt zodat deze uitsteekt uit de kop
van de drukclip; steek dan de drukclip in het
stroomlijnpaneel en druk de uitstekende
pen naar binnen tot deze gelijk ligt met de
kop van de clip.
2. Sluit het bestuurderszadel.
1. Stroomlijnpaneel C
2. Stroomlijnpaneel A
3. Stroomlijnpaneel B
4. Paneel A
5. Stroomlijnpaneel E
1
2
3
4
5
1. Stroomlijnpaneel D
1
1. Drukclip
2. Stroomlijnpaneel A
1
2
✼✦✧✯✱✥ ✫
Page 51 of 94
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
2
3
4
5
67
8
9
Stroomlijnpaneel B
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Verwijder de schroeven.
2. Verwijder het stroomlijnpaneel zoals
getoond.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
Plaats het stroomlijnpaneel in de oorspron-
kelijke positie en breng dan de schroeven
aan.
Stroomlijnpanelen C en D
Verwijderen van een stroomlijnpaneel1. Verwijder de stroomlijnpanelen A en
B.
2. Verwijder het duozadel. (Zie
pagina 3-15.)
3. Verwijder de handgreep door de bou-
ten van de handgreep en de flensbus-
sen te verwijderen.
4. Verwijder het afdekplaatje van deschroeven door dit los te trekken.
5. Verwijder de schroeven en neem dan
het stroomlijnpaneel los.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
1. Stroomlijnpaneel B
2. Schroef
1. Stroomlijnpaneel B
1
21
1. Bout van handgreep
2. Flensbus
3. Handgreep
1
1
12
2
1223
1. Afdekplaatje schroeven
1. Schroef
1
1
1
✼✦✧✯✱✥ ✬
Page 52 of 94
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
schroeven aan.
2. Monteer het afdekplaatje van de
schroeven door dit in de oorspronkelij-
ke positie te plaatsen.
3. Bevestig de handgreep door de flens-
bussen en bouten van de handgreep
aan te brengen.
4. Installeer het duozadel.
5. Bevestig de stroomlijnpanelen A en B.
Stroomlijnpaneel E
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Trek de voetplaatmatten aan linkerzij-
de omhoog zoals getoond.2. Verwijder de schroeven in het stroom-
lijnpaneel.
3. Trek het stroomlijnpaneel iets omlaag
en vervolgens naar buiten, zoals ge-
toond in de afbeelding.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Steek de uitsteeksels aan het stroom-
lijnpaneel in de sleuven zoals getoond
in de afbeelding en breng dan de
schroeven aan.
2. Plaats de voetplaatmatten aan de lin-
Aanhaalmoment:
Bout van handgreep:
23 Nm (2.3 m·kgf, 16.6 ft·lbf)
1. Voerplaatmat linkerzijde
1. Schroef
1
1
1. Stroomlijnpaneel E
1. Uitsteeksel
1
1
1
✼✦✧✯✱✥ ✤✣
Page 53 of 94
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
2
3
4
5
67
8
9
kerzijde weer in de oorspronkelijke po-
sitie.
DAU47890
Paneel A
Om het paneel te verwijderen
Verwijder de schroeven en trek dan het pa-
neel naar buiten.
Om het paneel aan te brengenPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven aan.
DAU34172
Controleren van de bougie
De bougie is een belangrijk motoronderdeel
dat gemakkelijk te controleren is. Door hitte
en aanslag slijten bougies op de lange duur.
Daarom moeten bougies worden verwijderd
en gecontroleerd volgens het periodieke
onderhouds- en smeerschema. Bovendien
kan aan het uiterlijk van de bougie de con-
ditie van de motor worden afgelezen.
De bougie verwijderen
1. Open het bestuurderszadel. (Zie
pagina 3-15.)
2. Trek de mat van het opbergcomparti-
ment omhoog en verwijder dan de
bougiekap door de schroeven los te
halen.
1. Paneel A
2. Schroef
21
1. Schroef
2. Paneel A
12
✼✦✧✯✱✥ ✤✤
Page 54 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3. Verwijder de bougiedop.
4. Verwijder de bougie zoals getoond
met behulp van de bougiesleutel in de
boordgereedschapsset.
Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen isolator
rondom de centrale elektrode van de
bougie een middeldonkere tot lichte
kleur vertoont (de ideale kleur bij nor-
maal gebruik van de machine).
OPMERKING
Wanneer de bougie een heel andere kleur
vertoont, werkt de motor mogelijk niet naar
behoren. Probeer dergelijke problemen niet
zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan
uw machine nakijken door een Yamaha
dealer.
2. Controleer de bougie op afslijting van
de elektroden en op overmatige kool-
stof- of andere aanslag. Vervang in-
dien nodig de bougie.
De bougie monteren
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
1. Bodembekleding opbergcompartiment
2. Bougiekap
3. Schroef
1. Bougiedop
1
2
3
1
1. Bougiesleutel
1
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR7E
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
1
✼✦✧✯✱✥ ✤✥
Page 55 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
2
3
4
5
67
8
9
OPMERKING
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
4. Installeer de bougiedop.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de bougiekabel is vastge-
maakt in de slangklem zoals aangegeven.5. Monteer de bougiekap door de
schroeven aan te brengen.
6. Plaats de mat van het opbergcompar-
timent in de oorspronkelijke positie.
7. Sluit het bestuurderszadel.
DAU34187
Motorolie en oliefilterelement
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalpe-
rioden vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema, en wanneer de indica-
tor olieverversing gaat branden.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op de middenbok.
Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot
rust te laten komen, verwijder de olie-
vuldop, veeg de peilstok schoon, steek
deze weer in de vulopening (zonder
vast te draaien) en neem dan weer uit
om het olieniveau te controleren.
OPMERKING
Het motorolieniveau moet tussen het uitein-
de van de peilstok en de merkstreep voor
maximumniveau liggen.
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.25 m·kgf, 9 ft·lbf)
1. Bougiedop
2. Bougiekabelklem
1
2
✼✦✧✯✱✥ ✤✦
Page 56 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
1
2
3
4
5
6
7
8
9
4. Als het motorolieniveau niet tussen het
uiteinde van de peilstok en de merk-
streep voor maximumniveau ligt, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
5. Steek de peilstok in de vulopening en
draai dan de olievuldop vast.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het oliefilterele-
ment)
1. Zet de machine op de middenbok.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Zet een olieopvangbak onder de motorom de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de olieaf-
tapplug met de pakking om de olie uit
het carter te laten stromen.
OPMERKING
Sla de stappen 5–7 over als het oliefilterele-
ment niet wordt vervangen.
5. Verwijder het oliefilterdeksel door de
bouten te verwijderen.
LET OP:
Bij
het verwijderen van het deksel van
het oliefilterelement valt de com-
pressieveer naar buiten. Zorg er-
voor dat u de compressieveer niet
kwijtraakt.
[DCA12911]
6. Verwijder en vervang het oliefilterele-
ment en de o-ringen.
1. Olievuldop
2. Peilstok
3. Merkstreep maximumniveau
4. Uiteinde van de motoroliepeilstok
34
1
2
1. Olieaftapplug
2. Pakking
12
1. Bout
2. Oliefilterdeksel
1. Oliefilterdeksel
2. O-ring
3. Drukveer
4. Oliefilterelement
21
1
24
3
✼✦✧✯✱✥ ✤✧