17
VOORDAT u GAAT RIJDEN
2
Let er bij het aanschaffen van een
tweedehands auto op dat:
- uw sleutels door het PEUGEOT-netwerk in het
elektronische geheugen worden
opgeslagen, zodat u er zeker van
kunt zijn dat de in uw bezit zijnde
sleutels de enige zijn waarmee de
auto kan worden gestart.
Gebruiksvoorschrift
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Speel niet met de knop van de
afstandsbediening, om te voorkomen
dat de portieren per ongeluk
ontgrendeld worden.
Als zich in de buurt van de
afstandsbediening andere apparaten
bevinden die in hetzelfde frequentiegebied
werken (mobiele telefoons,
alarmsystemen van gebouwen), kan de
werking van de afstandsbediening tijdelijk
verstoord worden.
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Alle sleutels zijn voorzien van een chip
voor de elektronische startblokkering.
Dit systeem blokkeert het
brandstofsysteem van de motor en
wordt automatisch ingeschakeld
zodra de sleutel uit het contact wordt
verwijderd.
Bij het aanzetten van het contact
moet de code van de sleutel worden
herkend door de startblokkering.
De sleutelbaard moet volledig worden
uitgeklapt om een goede communicatie
van de startblokkering mogelijk te maken.
Bij verlies van uw sleutels
Neem het kentekenbewijs van uw
auto en een geldig identiteitsbewijs
mee naar een servicepunt van het
PEUGEOT-netwerk .
Het PEUGEOT-netwerk kan de
sleutel- en transpondercode
achterhalen om nieuwe sleutels
te bestellen. De afstandsbediening werkt niet als de
sleutel zich in het contact bevindt, ook
al is het contact afgezet.
Haal uit veiligheidsoverwegingen
(kinderen in de auto) de sleutel uit het
contactslot als u de auto verlaat, ook al
is dit voor een korte tijd.
Toegang tot de auto
34
Cockpit Lekke band
Stop onmiddellijk, maar vermijd
abrupte manoeuvres met het stuur en
de remmen.
Vervang de beschadigde band (lekke
band of veel te lage bandenspanning)
en laat de bandenspanning zo snel
mogelijk controleren. Sensor(en) niet gedetecteerd
Dit betekent dat de bandenspanning
van één of meerdere wielen niet meer
gecontroleerd wordt. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk om de defecte
sensor(en) te vervangen.
Deze melding wordt ook weergegeven
als één van de wielen niet op de auto
aanwezig is (bij reparatie) of als er een
wiel zonder sensor op de auto wordt
gemonteerd.
Alle reparaties aan een wiel dat met
dit systeem is uitgerust en het
vervangen van een band moeten
worden uitgevoerd door het
PEUGEOT-netwerk.
Het detectiesysteem voor te lage
bandenspanning is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven en
verantwoordelijk is.
Ondanks dit systeem moet de
bandenspanning nog regelmatig
worden gecontroleerd (ook van
het reservewiel) voor een optimale
wegligging en een langere levensduur
van de banden, zeker wanneer er
vaak onder zware omstandigheden
wordt gereden (zware belading, hoge
snelheden).
Het systeem kan tijdelijk worden
verstoord door radiogolven in hetzelfde
frequentiegebied.
DETECTIESYSTEEM TE LAGE
BANDENSPANNING
- CO (koolmonoxide),
- HC (koolwaterstoffen),
- NOx (stikstofoxide) of roetdeeltjes, de samenstelling van de uitstoot
wordt gecontroleerd door de
lambdasondes voor en achter de
katalysator.
In het geval van een storing in de
emissieregeling wordt de bestuurder
gewaarschuwd door het branden van
d i t s p e c i fi e k e v e r k l i k k e r l a m p j e o p h e t
instrumentenpaneel.
De katalysator kan beschadigd raken.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
EMISSIEREGELING Te lage bandenspanning
Controleer dan zo snel mogelijk de
bandenspanning.
Zie in rubriek 7 het gedeelte "Wiel
verwisselen".
Als de beschadigde band in de auto
wordt gelegd, zal deze de melding
opnieuw uitzenden, om u eraan
te herinneren de band te laten
repareren. Hierdoor kan een eventuele
andere waarschuwingsmelding over
de bandenspanning niet worden
weergegeven.
Sensoren controleren tijdens het rijden
(met een snelheid hoger dan 20 km/h)
de bandenspanning en zenden een
waarschuwingssignaal uit als de
bandenspanning te laag is of een band
lek is. EOBD (European On Board
Diagnosis) is een Europees
diagnosesysteem dat de
emissieregeling bewaakt
en ervoor zorgt dat de
auto voldoet aan de normen voor de
uitstoot van:
Als er een probleem
wordt gesignaleerd (te
lage bandenspanning of
lekke band, storing van
een sensor), wordt dit
aangegeven door een afbeelding, een
geluidssignaal en een melding op het
display.
73
ERGONOMIE en COMFORT
33
Spiegels en ruiten
ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN
1. Schakelaar ruitbediening
bestuurderszijde
2. Schakelaar ruitbediening
passagierszijde
U kunt de ruiten op twee manieren
bedienen:
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit sluit en tegen een obstakel
stuit, stopt de ruit en gaat direct
gedeeltelijk weer open.
Automatische bediening
Duw of trek de schakelaar voorbij
het zware punt. Als u de schakelaar
hebt losgelaten, opent of sluit de
ruit volledig. Druk nogmaals op de
schakelaar om het openen of sluiten te
stoppen.
De elektrische ruitbediening wordt
uitgeschakeld:
- ongeveer 45 seconden na het
afzetten van het contact.
- als bij afgezet contact een voorportier wordt geopend.
Handbediening
Duw of trek de schakelaar tot aan
het zware punt om de ruit te openen
of te sluiten. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten.
Resetten
Nadat de accukabels los zijn geweest
of in het geval van een storing, moet
de ruitbediening gereset worden. Gebruiksvoorschrift
Wanneer tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan de
passagierszijde bedient, moet hij ervan
verzekerd zijn dat niets het correcte
sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruik maken van de
elektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.
Als een van de elektrisch bedienbare
ruiten te vaak achter elkaar geopend
en gesloten wordt, treedt een
beveiliging in werking en kan de ruit
alleen nog worden gesloten. Wacht
na het sluiten ongeveer 40 minuten.
Na deze tijd kan de ruit weer worden
bediend.
Open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens als de schakelaar omhoog
wordt getrokken, sluit de ruit enkele
centimeters.
Laat de schakelaar los en trek hem
opnieuw omhoog totdat de ruit volledig
is gesloten.
Tijdens deze handelingen is
de beveiliging tegen beknellen
uitgeschakeld.
74
VEILIGHEID TIJDENS HET RIJDEN
CLAXON
Druk in het midden van het stuurwiel.
HANDREM
Aantrekken
Trek aan de hendel van de handrem om de auto op de handrem te zetten.
Controleer voordat u uitstapt of de handrem goed is aangetrokken.
Loszetten
Trek aan de hendel van de handrem en druk op de knop om de handrem los te zetten.
ALARMKNIPPERLICHTEN
Druk deze knop in, de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet.
Gebruik de alarmknipperlichten alleen bij een noodsituatie, een noodstop of in uitzonderlijke omstandigheden.
Als de auto stilstaat op een helling, draai dan de wielen richting trottoir en trek de handrem aan.
Het is zeker bij een beladen auto niet voldoende een versnelling in te schakelen bij het parkeren van de auto.
Als de handrem nog (iets) is aangetrokken, wordt dit aangegeven door dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel.
Automatische ontsteking van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop schakelen de
alarmknipperlichten, afhankelijk
van de remvertraging die optreedt,
automatisch in. De alarmknipperlichten
blijven knipperen totdat er opnieuw gas
wordt gegeven.
U kunt de alarmknipperlichten echter
ook uitschakelen door de knop op het
instrumentenpaneel in te drukken. Veiligheid tijdens het rijden
ESP OFF
78
ANTISPINREGELING
(ASR) EN ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMMA
(ESP)
Deze systemen staan in verbinding met
het ABS en zijn hier een aanvulling op.
De ASR zorgt voor een optimale
overbrenging van de aandrijfkracht op
de weg, zodat wordt voorkomen dat
u tijdens het accelereren de controle
over de auto verliest.
Het systeem past de aandrijfkracht
aan om het doorspinnen van de wielen
te voorkomen via de remmen van
de aangedreven wielen en de motor.
Het systeem zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Houd als het ESP is ingeschakeld in
een bocht het stuurwiel altijd in de
gewenste richting en stuur niet tegen.
Het ESP-systeem grijpt automatisch in
via het remsysteem en de motor als de
koers van de auto afwijkt van de door
de bestuurder gewenste richting. Uitschakelen ASR/ESP
In bijzondere omstandigheden (als de
auto vastzit in de modder, sneeuw, in
mulle grond, ...) kan het nuttig zijn het
ASR/ESP uit te schakelen, zodat de
wielen kunnen slippen en weer grip
kunnen krijgen.
Controle van werking
Gebruiksvoorschriften
Het ASR-/ESP-systeem zorgt voor
meer veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter nooit laten
verleiden tot het nemen van meer
risico's en het te hard rijden.
De goede werking van het systeem
wordt verzekerd onder voorwaarde dat
de voorschriften van de constructeur
op het gebied van wielen (banden
en velgen), onderdelen van het
remsysteem en elektronische
onderdelen worden nageleefd en
dat de procedures voor montage en
het uitvoeren van werkzaamheden
door het PEUGEOT-netwerk worden
opgevolgd.
Laat deze systemen na een
aanrijding controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Werking van het ASR- en ESP-systeem
Het lampje knippert tijdens een ingreep van de ASR of het ESP.
De systemen worden opnieuw:
- automatisch ingeschakeld als de
snelheid hoger wordt dan 50 km/h, Bij een storing in de systemen
zal het verklikkerlampje gaan
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk om
het systeem na te laten kijken.
Het verklikkerlampje kan ook gaan
branden in het geval van een te lage
bandenspanning. Controleer van alle
banden de bandenspanning.
- Druk op de knop of draai het knopje in de stand ESP
OFF (afhankelijk van de
uitvoering).
- Het verklikkerlampje gaat branden: de systemen ASR en ESP zijn
uitgeschakeld.
- ingeschakeld als u de knop indrukt of het draaiknopje
weer terugdraait (afhankelijk
van de uitvoering).
Veiligheid tijdens het rijden
82
Veiligheidsgordels
VEILIGHEIDSGORDELS
Hoogteverstelling
Knijp de knop van de geleider in en schuif deze omhoog of omlaag (veiligheidsgordel bestuurdersstoel en enkele passagiersstoel).
De veiligheidsgordel van de middelste zitplaats van de voorbank is niet in hoogte verstelbaar.
Vastmaken
Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
Trek aan de gordel om de vergrendeling van de gesp te controleren.
Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens
het rijden hun veiligheidsgordel dragen,
ook al betreft het een korte rit.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van
een oprolautomaat die ervoor zorgt dat
de lengte van de gordel automatisch
wordt aangepast aan uw lichaamsbouw.
Gebruik geen accessoires om de
veiligheidsgordels minder strak te laten
aansluiten (zoals wasknijpers, klemmen,
veiligheidsspelden, ...).
Controleer zowel voor als na het gebruik
van de gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of
verplaatsen van een stoel of de
achterbank of de gordel goed is opgerold
en de gordelsluiting zich op de juiste
plaats bevindt.
De gordelspanners van de
veiligheidsgordels vóór kunnen,
afhankelijk van de aard en de kracht
van de aanrijding, onafhankelijk van
de airbags afgaan. De gordelspanners
trekken de veiligheidsgordels direct
stevig tegen het lichaam van de
inzittenden.
Het afgaan van de gordels gaat
gepaard met een lichte onschadelijke
rookvorming en een geluid als gevolg
van de pyrotechnische lading in het
systeem.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt de
kracht waarmee de gordel tegen het
lichaam van de inzittenden getrokken
wordt.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto.
Druk op de rode knop.
Als de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt, gaat bij het starten van de motor het verklikkerlampje branden.
Gebruiksvoorschrift
De bestuurder dient er vóór het wegrijden zeker van te zijn dat alle inzittenden hun veiligheidsgordels op de juiste manier hebben vastgemaakt.
93
ACCESSOIRES
5
Gebruiksvoorschrift
Onder zeer zware
gebruiksomstandigheden (het trekken
van het maximale aanhangergewicht
op een steile helling bij hoge
temperatuur) wordt de airconditioning
automatisch uitgeschakeld, zodat de
prestaties van de motor weer kunnen
worden verhoogd.
Banden
Controleer de bandenspanning
van de auto (zie rubriek 8 in het
g e d e e l t e " I d e n t i fi c a t i e " ) e n d e
aanhanger en breng deze indien nodig
op de juiste waarde. Zie in de rubriek 6 het gedeelte
"Niveaus".
Als het verklikkerlampje van
de koelvloeistoftemperatuur
gaat branden, stop dan zo snel
mogelijk en zet de motor af.
Remmen
Het trekken van een aanhanger
vergroot de remweg. Rijd met matige
snelheid, schakel tijdig terug, rem
geleidelijk. Trekhaak
Wij raden u aan gebruik te maken van
originele PEUGEOT-trekhaken en hun
kabelset, die tijdens de ontwikkeling
van uw auto uitgebreid zijn getest
en gehomologeerd en de montage
hiervan toe te vertrouwen aan het
PEUGEOT-netwerk.
In geval van montage buiten het
PEUGEOT-netwerk, moet deze
montage worden uitgevoerd met
gebruikmaking van de voorbereide
geïntegreerde elektrische
voorzieningen aan de achterzijde van
de auto en de voorschriften van de
constructeur.
Conform de algemene voorschriften
die hierboven zijn vermeld, attenderen
wij u op het risico dat het monteren van
een trekhaak of elektrisch accessoire
zonder artikelnummer van PEUGEOT
met zich meebrengt. Hierdoor kunnen
storingen in het elektrisch systeem van
uw auto ontstaan. Raadpleeg eerst het
PEUGEOT-netwerk. OVERIGE ACCESSOIRES
Al deze accessoires en onderdelen
zijn, na getest en goedgekeurd te zijn
ten aanzien van bedrijfszekerheid
en veiligheid, aangepast aan uw
auto. Er wordt een ruime keuze aan
accessoires en originele onderdelen,
voorzien van een artikelnummer,
aangeboden.
Gamma professionele uitrusting
In de door de Directie Onderdelen
uitgegeven catalogus met accessoires
voor de Partner treft u verschillende
uitrustings- en indelingsmogelijkheden
aan, zoals:
Onderdelen om lading tegen te houden
(alle typen).
Laadrol.
Trekhaak, kabelset: deze trekhaak
moet bij het PEUGEOT -netwerk
worden gemonteerd.
Scheidingswanden en -roosters,
vloerbeschermingsplaten van gelakt
hout en met antisliplaag.
Beschermingsroosters.
Zijwind
De zijwindgevoeligheid van de auto
is groter. Rijd daarom soepel en met
matige snelheid.
ABS/ESP
Het ABS of ESP werkt uitsluitend op de
auto en niet op de aanhanger.
Parkeerhulp achter
Bij het trekken van een aanhanger is
de parkeerhulp uitgeschakeld.
Er is tevens een ander aanbod van
accessoires beschikbaar, dat is
onderverdeeld in de thema's comfort,
vrije tijd en onderhoud: Trekken van een aanhanger
93
ACCESSOIRES
5
Gebruiksvoorschrift
Onder zeer zware
gebruiksomstandigheden (het trekken
van het maximale aanhangergewicht
op een steile helling bij hoge
temperatuur) wordt de airconditioning
automatisch uitgeschakeld, zodat de
prestaties van de motor weer kunnen
worden verhoogd.
Banden
Controleer de bandenspanning
van de auto (zie rubriek 8 in het
g e d e e l t e " I d e n t i fi c a t i e " ) e n d e
aanhanger en breng deze indien nodig
op de juiste waarde. Zie in de rubriek 6 het gedeelte
"Niveaus".
Als het verklikkerlampje van
de koelvloeistoftemperatuur
gaat branden, stop dan zo snel
mogelijk en zet de motor af.
Remmen
Het trekken van een aanhanger
vergroot de remweg. Rijd met matige
snelheid, schakel tijdig terug, rem
geleidelijk. Trekhaak
Wij raden u aan gebruik te maken van
originele PEUGEOT-trekhaken en hun
kabelset, die tijdens de ontwikkeling
van uw auto uitgebreid zijn getest
en gehomologeerd en de montage
hiervan toe te vertrouwen aan het
PEUGEOT-netwerk.
In geval van montage buiten het
PEUGEOT-netwerk, moet deze
montage worden uitgevoerd met
gebruikmaking van de voorbereide
geïntegreerde elektrische
voorzieningen aan de achterzijde van
de auto en de voorschriften van de
constructeur.
Conform de algemene voorschriften
die hierboven zijn vermeld, attenderen
wij u op het risico dat het monteren van
een trekhaak of elektrisch accessoire
zonder artikelnummer van PEUGEOT
met zich meebrengt. Hierdoor kunnen
storingen in het elektrisch systeem van
uw auto ontstaan. Raadpleeg eerst het
PEUGEOT-netwerk. OVERIGE ACCESSOIRES
Al deze accessoires en onderdelen
zijn, na getest en goedgekeurd te zijn
ten aanzien van bedrijfszekerheid
en veiligheid, aangepast aan uw
auto. Er wordt een ruime keuze aan
accessoires en originele onderdelen,
voorzien van een artikelnummer,
aangeboden.
Gamma professionele uitrusting
In de door de Directie Onderdelen
uitgegeven catalogus met accessoires
voor de Partner treft u verschillende
uitrustings- en indelingsmogelijkheden
aan, zoals:
Onderdelen om lading tegen te houden
(alle typen).
Laadrol.
Trekhaak, kabelset: deze trekhaak
moet bij het PEUGEOT -netwerk
worden gemonteerd.
Scheidingswanden en -roosters,
vloerbeschermingsplaten van gelakt
hout en met antisliplaag.
Beschermingsroosters.
Zijwind
De zijwindgevoeligheid van de auto
is groter. Rijd daarom soepel en met
matige snelheid.
ABS/ESP
Het ABS of ESP werkt uitsluitend op de
auto en niet op de aanhanger.
Parkeerhulp achter
Bij het trekken van een aanhanger is
de parkeerhulp uitgeschakeld.
Er is tevens een ander aanbod van
accessoires beschikbaar, dat is
onderverdeeld in de thema's comfort,
vrije tijd en onderhoud: Trekken van een aanhanger