131
De elektrische parkeerrem kan op twee
manieren worden bediend:
- Automatisch aantrekken/vrijzetten
De parkeerrem wordt automatisch aangetrokken bij het afzetten van
de motor en automatisch vrijgezet
bij het wegrijden (standaard geacti-
veerde functies),
- Handmatig aantrekken/vrijzetten
De parkeerrem kan handmatig wor- den aangetrokken of vrijgezet door
het bedienen van de hendel A .
Het uitschakelen wordt aan-
bevolen bij zeer lage tempera-
turen (vorst) en bij het trekken
van een aanhanger (slepen,
caravan, enz.).
Programmeren van de werking
Afhankelijk van het land van bestem-
ming kan de functie voor het automa-
tisch aantrekken van de parkeerrem bij
het afzetten van de motor en het auto-
matisch vrijzetten van de parkeerrem bij
het wegrijden worden uitgeschakeld.
Als dit verklikkerlampje brandt
op het instrumentenpaneel, is
de automatische functie uitge-
schakeld. Deze functie kan worden in-
geschakeld/uitgeschakeld
v i a h e t c o n fi g u r a t i e m e n u ,
raadpleeg het hoofdstuk
"Multifunctionele displays".
Als de functie is uitgeschakeld, dient u de
parkeerrem dus handmatig te bedienen.
Als de parkeerrem nog niet is aange-
trokken en het bestuurdersportier wordt
geopend, klinkt een geluidssignaal in com-
binatie met een melding op het display.
132
Wanneer de auto stilstaat en u bij draai-
ende of afgezette motor de parkeerrem
wilt aantrekken, trekt u aan de hendel A .
De aangetrokken toestand van de par-
keerrem wordt aangegeven door:
- het branden van het verklikker-lampje parkeerrem en het con-
trolelampje P op de hendel A ,
Wanneer u het bestuurdersportier opent
bij draaiende motor terwijl de parkeerrem
niet is aangetrokken, klinkt er een ge-
luidssignaal en verschijnt er een melding
op het display (behalve bij auto's met au-
tomatische versnellingsbak, als de selec-
tiehendel in de stand P (Park) staat).
Handmatig vrijzetten
Om bij aangezet contact of draaiende
motor de parkeerrem vrij te zetten, trapt
u het rempedaal of het gaspedaal in,
trekt u aan de hendel A en laat u deze
vervolgens weer los .
De vrijgezette toestand van de parkeer-
rem wordt aangegeven door:
- het doven van het verklikker- lampje parkeerrem en het con-
trolelampje P op de hendel A ,
Als u aan de hendel A trekt zon-
der het rempedaal in te trappen
wordt de parkeerrem niet vrijge-
zet en gaat een lampje branden
op het instrumentenpaneel.
Handmatig aantrekken Extra stevig aantrekken
U kunt, indien nodig, de parkeerrem
extra stevig aantrekken . Dit gebeurt
door de hendel A langer te bedienen ,
tot de melding "Parkeerrem aangetrok-
ken" op het display verschijnt en er een
geluidsignaal klinkt.
In het geval van een aangekop-
pelde aanhanger, wanneer de
auto beladen is of op een steile
helling staat, dient u de parkeerrem extra
stevig aan te trekken, bij het parkeren de
voorwielen naar de stoeprand te sturen
en een versnelling in te schakelen.
Na het extra stevig aantrekken van de
parkeerrem duurt het langer voordat de
parkeerrem weer is vrijgezet.
Controleer voordat u de auto
verlaat of het verklikkerlampje
van de parkeerrem op het in-
strumentenpaneel constant
brandt.
Het extra stevig aantrekken van de
parkeerrem is noodzakelijk in de vol-
gende omstandigheden:
- wanneer een caravan of aanhanger aan de auto is gekoppeld en de au-
tomatische bediening is geactiveerd
terwijl u de parkeerrem handmatig
bedient,
- wanneer de hellingcondities ver- moedelijk zullen variëren terwijl de
auto stilstaat (bijvoorbeeld wanneer
de auto vervoerd wordt op een boot
of trailer, of bij slepen).
- de melding "Parkeerrem aangetrokken". - de melding "Parkeerrem los".
133
Automatisch aantrekken, motor afgezet
Wanneer de auto stilstaat en u de mo-
tor afzet, wordt de parkeerrem auto-
matisch aangetrokken .
- het branden van het verklikker-
lampje handrem en het contro-
lelampje P op de hendel A ,
Automatisch vrijzetten
De elektrische parkeerrem wordt auto-
matisch geleidelijk vrijgezet bij het
wegrijden :
Handgeschakelde versnellings-
bak: houd het koppelingspedaal
geheel ingetrapt en schakel de 1 e
versnelling of de achteruitversnelling
in. Trap vervolgens het gaspedaal in
terwijl u het koppelingspedaal laat
opkomen.
Gestuurde handgeschakelde ver-
snellingsbak: zet de selectiehendel
in de stand A , M of R en geef gas.
Automatische versnellingsbak:
zet de selectiehendel in de stand D ,
M of R en geef gas,
Controleer voordat u de auto
verlaat of het verklikkerlampje
parkeerrem op het instrumen-
tenpaneel constant brandt.
Laat kinderen nooit alleen in de auto
wanneer het contact is aangezet: ze
zouden de parkeerrem kunnen vrij-
zetten.
- het doven van het verklikker- lampje handrem en het con-
trolelampje P op de hendel A ,
Het aantrekken of vrijzetten van de
elektrische parkeerrem gaat gepaard
met een geluid.
De vrijgezette toestand van de parkeer-
rem wordt aangegeven door:
Parkeerrem aantrekken, bij draaiende motor
Wanneer de auto stilstaat met draai-
ende motor, dient u de auto beslist te-
gen wegrollen te beveiligen door de
parkeerrem handmatig aan te trekken.
Trek daarvoor aan de hendel A .
De aangetrokken toestand van de par-
keerrem wordt aangegeven door:
- het branden van het verklikker- lampje parkeerrem en het con-
trolelampje P op de hendel A ,
Wanneer u het bestuurdersportier
opent om uit te stappen terwijl de par-
keerrem niet is aangetrokken, klinkt er
een geluidssignaal en verschijnt er een
melding op het display (behalve bij au-
to's met automatische transmissie, als
de selectiehendel in de stand P (Park)
staat).
Controleer voordat u de auto
verlaat of het verklikkerlampje
van de parkeerrem op het in-
strumentenpaneel constant
brandt.
Geef, wanneer de auto stil-
staat met draaiende motor,
niet onnodig gas, omdat u dan
het risico loopt dat de parkeer-
rem wordt vrijgezet.
De aangetrokken toestand van de par-
keerrem wordt aangegeven door:
- de melding "Parkeerrem aangetrokken").
In het geval van een aangekoppelde aan-
hanger, wanneer de auto beladen is of op
een steile helling staat, dient u bij het par-
keren de voorwielen naar de stoeprand te
sturen en een versnelling in te schakelen.
- de melding "Parkeerrem los". - de melding "parkeerrem
aangetrokken".
139
Systeem dat bepaalde informatie op
een doorzichtig scherm projecteert,
in het directe gezichtsveld van de be-
stuurder zodat deze zijn ogen niet van
de weg hoeft af te wenden.
Dit systeem werkt bij draaiende motor
en de instellingen worden opgeslagen
bij het afzetten van het contact.
HEAD-UP DISPLAY
1. Aan/uit head-up display.
2. Regeling lichtsterkte.
3. Hoogteverstelling weergave.
Door één van de schakelaars in te druk-
ken wordt het projectiescherm uitge-
klapt. Als het head-up display is ingeschakeld,
geeft het de volgende informatie weer:
A. De snelheid van uw auto.
B. De informatie van de snelheidsrege-
laar/-begrenzer.
C. De informatie van de "Distance
alert" (volgens uitvoering).
Tuimelschakelaars Informatie op het head-up display
140
Bij bepaalde weersomstandig-
heden (regen en/of sneeuw,
zeer zonnig, ...) kan de infor-
matie op het head-up display tijdelijk
minder goed leesbaar zijn.
Sommige brillen (ook zonnebrillen en
brillen met speciale glazen) kunnen
het lezen van de informatie hinderen.
Gebruik een schone en zachte doek
(bijvoorbeeld een brillendoekje of
m i c r o fi b e r d o e k j e ) o m h e t p r o j e c t i e -
scherm dat bestaat uit plexiglas te
reinigen. Gebruik nooit een droge
doek, een schuurspons, schoon-
maak- of oplosmiddel om te voorko-
men dat er krassen ontstaan op het
s c h e r m o f d e a n t i - r e fl e c t e r e n d e f u n c -
tie beschadigd raakt. Het is raadzaam de schake-
laars uitsluitend bij stilstaande
auto te bedienen.
Leg nooit voorwerpen rondom het
projectiescherm (of op de afdekking)
zodat het uitklappen en de goede
werking van het scherm niet verhin-
derd wordt.
Druk bij draaiende motor op de
schakelaar 1 . Het head-up display
blijft ingeschakeld/uitgeschakeld als
de motor na het afzetten weer wordt
gestart. Hoogteverstelling
Stel het display bij draaiende motor
op de gewenste hoogte af met de
schakelaar 3 :
- omhoog om het display hoger af te stellen,
- omlaag om het display lager af te stellen.
Inschakelen/uitschakelen Regelen van de lichtsterkte
Stel bij draaiende motor de licht-
sterkte van het display in met de
schakelaar 2 :
- omhoog om de lichtsterkte te ver- hogen,
- omlaag om de lichtsterkte te ver- lagen.
141
"DISTANCE ALERT"
Raadpleeg voor het naleven van het
veilige tijdsinterval, de verkeersregels
en/of aanbevelingen hieromtrent in het
land waar u zich bevindt.
Het systeem werkt als de snelheid van uw
auto tussen de 70 km/h en 150 km/h ligt.
Dit systeem geeft een visuele melding
die kan worden geprogrammeerd en
die bij het afzetten van het contact in
het geheugen blijft opgeslagen.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen en zijn verantwoordelijkheid
moet nemen.
1. Schakelaar aan/uit.
2. Schakelaar voor het verhogen (+)/
verlagen (-) van de waarschuwings-
afstand. De informatie wordt weergegeven op
het head-up display.
Als het systeem is geactiveerd:
A. De snelheid van uw auto ligt buiten
het werkingsgebied.
B. De snelheid van uw auto ligt binnen
het werkingsgebied, maar er rijdt
geen voertuig vóór u.
C. De snelheid van uw auto ligt binnen
het werkingsgebied en er wordt een
voertuig vóór u gesignaleerd.
De actuele afstand tussen uw auto en het voertuig vóór u wordt perma-
nent weergegeven.
D. De afstand (tijd) tussen het voertuig
vóór u is korter dan de geprogram-
meerde tijd (waarschuwingsafstand).
Bediening Weergave tijdens de werking
Dit hulpsysteem informeert de bestuur-
der over het tijdsinterval (in seconden)
tussen zijn auto en de auto die vóór
hem rijdt, als de rijomstandigheden
constant zijn.
Het systeem signaleert geen stilstaan-
de voertuigen en grijpt niet in tijdens
het rijden.