Persoonlijke instellingen (door de klant te
programmeren functies)in Functies van het
instrumentenpaneel voor meer informatie.
Flash Lights with Remote Key Lock -
Knipperlichten aan bij vergrendelen
Bij deze functie knipperen de richtingaanwij-
zers wanneer u de portieren vergrendelt of
ontgrendelt met de afstandsbediening. Deze
functie kunt u in- of uitschakelen. Om de hui-
dige instelling te wijzigen gaat u als volgt te
werk:
• Voor voertuigen met elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC): raadpleeg Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)/
Persoonlijke instellingen (door de klant te
programmeren functies) in Functies van het
instrumentenpaneel voor meer informatie.
Inschakelen koplampen bij ontgrendelen
met afstandsbediening
Bij deze functie schakelen de koplampen ge-
durende 90 seconden in zodra u de portieren
ontgrendelt met de afstandsbediening. Deze
tijd is instelbaar op auto’s met voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC). Voor meer informatie raad-
pleegt u Elektronisch voertuiginformatiecen- trum (EVIC)/Persoonlijke Instellingen (door de
klant te programmeren functies)
in De func-
ties op uw dashboard .
De portieren vergrendelenDruk kort op de vergrendeltoets van de af-
standsbediening om alle portieren te vergren-
delen. De richtingaanwijzers knipperen om aan
te geven dat het vergrendelsignaal is ontvan-
gen.
Raadpleeg Passive Entry-systeem in Wat u
moet weten voordat u de auto start voor meer
informatie.
De openslaande achterruit
ontgrendelen
Druk tweemaal op de toets OPENSLAANDE
RUIT/ACHTERKLEP ONTGRENDELEN (de
tweede keer binnen 5 seconden na de eerste
keer indrukken) om de openslaande achterruit
te openen.
WAARSCHUWING!
Wanneer u met een geopende openslaande
achterruit rijdt, kunnen giftige uitlaatgassen in
het interieur gezogen worden. Deze gassen
kunnen schadelijk zijn voor u of uw passa-
giers. Houd de openslaande achterruit dicht
wanneer u met de auto rijdt.
De functie Ramen met
afstandsbediening openen — indien
aanwezig
Met deze functie kunt u op afstand de ramen
van beide voorportieren tegelijkertijd bedienen.
Voor deze functie drukt u kort de ontgrendel-
toets op de afstandsbediening in en onmiddel-
lijk daarna houdt u de ontgrendeltoets inge-
drukt tot de ramen geopend zijn tot de
gewenste hoogte of helemaal open zijn.
Extra afstandsbedieningen
programmeren
Sleutelhouders of afstandsbedieningen kunnen
worden geprogrammeerd door een erkende
dealer .
18
•ACC/FCW Unavailable Vehicle System Er-
ror (Storing voertuigsysteem ACC/FCW niet
beschikbaar) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt als gevolg van een tijdelijke sto-
ring waardoor de functionaliteit beperkt
wordt. Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol
(ACC)” onder “De functies van uw voertuig
(indien aanwezig).
• ACC/FCW Unavailable Service Radar Sen-
sor (Onderhoud radarsensor ACC/FCW niet
beschikbaar) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt door een interne systeemfout die
door een erkende dealer hersteld dient te
worden. Raadpleeg “Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)” onder “De functies van uw voer-
tuig (indien aanwezig).
• Coolant low (Koelvloeistofpeil laag)
• Service air suspension system (Onderhoud
pneumatisch ophangsysteem)
• Oil change due (Vervang olie)
• Key in ignition (Sleutel in contactslot)
• Lights on (Lampen aan) •
Key in Ignition Lights On (Sleutel in con-
tactslot Lampen aan)
• Ignition or Accessory On (Contactschake-
laar op ON of ACC)
• Ignition or Accessory On. (Contactschake-
laar op ON of ACC) Lights On (Lampen aan)
• Turn signal on (Richtingaanwijzer aan)
• Park assist on (Parkeerhulp ingeschakeld)
• Warning object detected (Waarschuwing
obstakel gedetecteerd)
• Memory 1 profile set (Gebruikersprofiel
1 ingesteld)
• Memory 2 profile set (Gebruikersprofiel
2 ingesteld)
• Memory system unavailable — Not in Park
(Geheugen niet beschikbaar — Voertuig niet
in parkeerstand)
• Memory system unavailable — Seatbelt
buckled (Geheugen niet beschikbaar —
stoelriem vast)
• Memory 1 profile recall
(Gebruikersprofiel 1
opheffen) •
Memory 2 profile recall (Gebruikersprofiel 2
opheffen)
• Wrong Key (verkeerde sleutel)
• Damaged Key (Sleutel beschadigd)
• Key not programmed (Sleutel niet gepro-
grammeerd)
• Function currently unavailable — Power Lift-
gate (Functie tijdelijk niet beschikbaar —
Bediening achterklep)
• Unlock to operate — Power Liftgate (Niet
bedienbaar — Bediening achterklep)
• Put in Park to operate — Power Liftgate
(Zet in parkeerstand om te bedienen —
Bediening achterklep)
• Automatic high beams on (Automatisch
groot licht aan)
• Automatic high beams off (Automatisch
groot licht uit)
• Service Four Wheel Drive System (Onder-
houd vierwielaandrijving)
• Four Wheel Drive System in neutral (Vier-
wielaandrijving in neutrale stand)
181
modus “Blind Spot: Lights Only” dode hoek:
alleen lichtsignaal). Wanneer deze modus is
ingeschakeld werkt het dodehoeksysteem en
worden waarschuwingen als visuele signalen
weergegeven in de buitenspiegels. Door de
toets SELECTEREN een tweede maal te druk-
ken kiest u de modus “Blind Spot: Lights/CHM”
(dode hoek:lichtsignaal/geluid). In deze modus
geeft het dodehoeksysteem, zodra de richting-
aanwijzers zijn ingeschakeld, visuele waar-
schuwingen weer in de buitenspiegels en laat
gelijktijdig een waarschuwingssignaal klinken.
Door de modus “Blind Spot: Off” (dode hoek:
Uit) te kiezen wordt het dodehoeksysteem uit-
geschakeld.
OPMERKING:
Wanneer uw voertuig schade heeft opgelo-
pen in het gebied waar de sensor geplaatst
is, kan het zijn dat de sensor niet meer juist
uitgelijnd is, ook wanneer het plaatwerk niet
beschadigd is. Laat in een dergelijk geval de
uitlijning van de sensor controleren door
een erkende dealer. Door een niet juist uit-
gelijnde sensor zal het dodehoeksysteem
niet werken volgens specificatie.Anti-ongevalsysteem FCW
(Forward Collision Warning)
Het FCW anti-ongevalsysteem kan ingesteld
worden op: veraf, dichtbij of uit. De stan-
daardinstelling van het FCW-systeem is: veraf.
Dit houdt in dat het systeem u waarschuwt voor
een mogelijke aanrijding met een voertuig voor
u, terwijl u nog verder van dit voertuig verwij-
derd bent. Dit geeft u de langste reactietijd.
Voor een meer dynamische rijstijl kiest u de
instelling: dichtbij. Deze instelling waarschuwt
u voor een mogelijke aanrijding met een voer-
tuig voor u, terwijl u veel dichter bij dit voertuig
bent. Deze instelling biedt een meer dynami-
sche rijervaring. Om de FCW-status te wijzigen
drukt u herhaald kort op de toets SELECTE-
REN, totdat een vinkje naast de functie ver-
schijnt, waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het vinkje
verdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Voor meer informatie, raadpleeg “Adaptieve
cruisecontrol (ACC)” onder “De functies van uw
voertuig”.
Display Units of Measure in:
(Maateenheden weergeven in:)
Voor het EVIC, de kilometerteller en het
Uconnect™-navigatiesysteem (indien aanwe-
zig) kunt u kiezen uit weergave in Engelse of
metrische maateenheden. Maak uw keuze
door de toets SELECTEREN kort in te drukken
totdat “ENGLISH” of “METRIC” verschijnt.
Kompas kalibreren
Raadpleeg “Weergave kompas” voor meer in-
formatie.
Kompasafwijking
Raadpleeg “Weergave kompas” voor meer in-
formatie.
GELUIDSSYSTEMENRaadpleeg uw boekje over geluidssystemen.
UNIVERSAL CONSUMER
INTERFACE (UCI) (universele
gebruikersinterface) 1.0 — INDIEN
AANWEZIG
OPMERKING:
Dit hoofdstuk is uitsluitend bedoeld voor
radio’s met Uconnect™, verkoopcode RES
197
1. Druk op de ontgrendelknop voor het tank-
klepje (onder de schakelaar voor de koplam-
pen).
2. Open het tankklepje en verwijder de tank-
dop.
LET OP!
•Een verkeerd type vuldop kan schade aan
het brandstofsysteem of het emissieregel-
systeem veroorzaken. Door een slecht
passende dop kan er vuil in het brandstof-
systeem terechtkomen. Een slecht pas-
sende vervangende dop kan er ook toe
leiden dat het MIL-lampje (Malfunction In-
dicator Light / storings-/indicatielamp) gaat
branden doordat brandstofdampen uit het
systeem ontsnappen.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
• Wanneer de tankdop niet goed afsluit kan
het storings-/indicatielampje (MIL) gaan
branden.
• Om te voorkomen dat brandstof wordt ge-
morst en de tank te vol wordt, is het beter
de brandstoftank niet tot de rand toe te
vullen.
WAARSCHUWING!
• Houd alle rookwaar en vuur uit de buurt van
het voertuig wanneer de tankdop verwij-
derd is en u de tank vult.
• Vul nooit brandstof bij wanneer de motor
draait. Dit houdt een overtreding in van de
meeste staats- en federale brandveilig-
heidsvoorschriften en kan er aanleiding
voor zijn dat het storingslampje gaat bran-
den.
(Vervolgd)
Ontgrendelknop voor tankklep
Benzinedop
268