men, passeert de meternaald de waardeH,
blijft het controlelampje aanhoudend knipperen
en klinkt er een aanhoudend geluidssignaal tot
de motor kan afkoelen.
Tijdens het rijden moet u de auto zo snel
mogelijk aan de kant zetten. Als de airco (A/C)
aanstaat, zet deze dan uit. Zet de versnellings-
bak ook in NEUTRAAL en laat de motor statio-
nair draaien. Als de temperatuurnaald niet te-
rugkeert naar normaal, zet de motor dan
onmiddellijk uit en bel de wegenwacht. Raad-
pleeg Wanneer de motor oververhit raakt on-
der Wat doen in geval van nood voor meer
informatie.
• Lampje temperatuur versnellingsbak
Dit lampje geeft aan dat de tempe-
ratuur van de versnellingsbak-
vloeistof te hoog is omdat u het
voertuig zwaar belast, bijvoor-
beeld door een aanhangwagen te
trekken. Dit kan ook voorkomen bij
bedrijf onder een hoog koppel en slippen van
de koppelomvormer, zoals bij gebruik van de
vierwielaandrijving (bijv. sneeuwploegen, of-
froadgebruik). Wanneer dit lampje gaat bran-
den, zet de auto dan stil en laat de motor stationair (of sneller) draaien terwijl de keuze-
hendel in de stand N (Neutraal) staat. Wacht tot
het lampje uitgaat.
LET OP!
Wanneer u door blijft rijden terwijl het waar-
schuwingslampje versnellingsbaktemperatuur
brandt, kan de versnellingsbak ernstig be-
schadigd of defect raken.
WAARSCHUWING!
Wanneer u door blijft rijden terwijl het waar-
schuwingslampje versnellingsbaktemperatuur
brandt, kan onder bepaalde omstandigheden
de vloeistof overkoken, in aanraking komen
met de hete motor of uitlaatcomponenten en
brand veroorzaken.
Indicatiesysteem voor olie verversen
Vervang olie
Uw voertuig is uitgerust met een oliebeurt-
indicatielampje. De volgende geplande oliever-
versing wordt aangeduid door de melding
Oil
Change Due (Vervang olie), die ongeveer 10 seconden lang knippert op het EVIC-display
nadat er een geluidsignaal heeft geklonken.
Het indicatielampje voor olieverversing rea-
geert op de belasting van de motor, zodat de
frequentie van de periodieke olieverversingen
afhankelijk is van uw rijstijl.
Tenzij dit bericht opnieuw wordt ingesteld, ver-
schijnt het iedere keer als u de contactsleutel
inschakelt. Om het bericht tijdelijk af te zetten
drukt u de MENU-knop kort in. Om het
oliebeurt-indicatielampje (na het periodieke on-
derhoud) opnieuw in te stellen, volgt u de
volgende stappen:
1. Draai het contact naar de stand ON maar
start de motor niet.
2. Trap binnen 10 seconden drie keer lang-
zaam het gaspedaal volledig in.
3. Draai de contactsleutel in de stand OFF/
LOCK.
OPMERKING:
Als het indicatiebericht aangaat wanneer u
de motor start, is het oliebeurt-indicatie-
lampje niet opnieuw afgesteld. Herhaal deze
procedure zonodig.
187
BrandstofverbruikDruk de toets OMHOOG of OMLAAG en houd
deze vast totdat de melding “Fuel Economy”
(Brandstofverbruik) verschijnt in het EVIC en
druk dan SELECTEER. Druk de toets
OMHOOG/OMLAAG en laat deze weer los
totdat een van de volgende functies voor
brandstofverbruik in het EVIC verschijnt:
•Average Fuel Economy / Fuel Saver Mode
(Gemiddeld brandstofverbruik/Brandstof-
besparing)
• Distance To Empty (Afstand tot lege tank)
(DTE)
• Kilometers per liter
Druk op de toets OMHOOG/OMLAAG om door
alle functies van de ritcomputer te bladeren.
De modus Tripfuncties toont de volgende infor-
matie:
Average Fuel Economy / Fuel Saver Mode
(Gemiddeld brandstofverbruik/Brandstof
besparen — indien aanwezig
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik weer
sinds de laatste reset. Wanneer het brandstof-
verbruik opnieuw wordt ingesteld, worden op het scherm gedurende twee seconden RESET
of streepjes weergegeven. De historische ge-
gevens worden dan gewist en het nieuwe ge-
middelde wordt berekend op basis van het
laatste gemiddelde brandstofverbruik van voor
de reset.
Het bericht FUEL SAVER MODE verschijnt bo-
ven het gemiddelde brandstofverbruik op de
EVIC-display. Dit bericht verschijnt steeds wan-
neer MDS (indien aanwezig) de motor op vier
cilinders laat lopen of als u zuinig rijdt.
Met deze functie kunt u controleren of u zuinig
rijdt. U kunt het ook gebruiken om de rijstijl aan
te passen zodat u zuiniger gaat rijden.
Distance To Empty (Afstand tot lege tank)
(DTE)
Geeft de geschatte afstand weer die nog kan
worden afgelegd met de brandstof die in de
tank aanwezig is. Deze geschatte afstand
wordt bepaald door een gewogen gemiddelde
van het onmiddellijke en gemiddelde brand-
stofgebruik volgens het huidige tankpeil. DTE
kan niet opnieuw worden ingesteld met de
toets SELECTEER.
OPMERKING:
Aanmerkelijke veranderingen in de rijstijl of
de belading van de auto zullen een groot
effect hebben op de afstand die de auto kan
rijden, ongeacht de getoonde DTE-waarde.
Als de DTE-waarde minder dan de geschatte
afstand van 48 km bedraagt, verandert het
DTE-scherm en verschijnt het bericht
LOW
FUEL (brandstof bijna op). Dit wordt continu
getoond totdat de auto geen benzine meer
heeft. Het bericht LOW FUEL (BRANDSTOF
BIJNA OP) verdwijnt en er verschijnt een
Fuel Saver Mode
(brandstofbesparing) — On (aan)
188
•Temperatuur koelvloeistof
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de
koelvloeistof.
• Olietemperatuur
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de
olie.
• Oliedruk
Toont de daadwerkelijke druk van de olie.
• Temperatuur transmissie
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de
transmissie.
• Bedrijfsuren motor
Geeft het aantal uren weer dat de motor in
bedrijf geweest is.
Bandenspanning
Druk op de toets OMHOOG of OMLAAG totdat
de melding “Units” (maateenheden) in het
EVIC verschijnt en druk dan de toets SELEC-
TEREN. Druk de toets OMHOOG/OMLAAG
herhaald kort in totdat een van de volgende
meldingen van de systeemstatus in het EVIC
worden weergegeven:
• Systeem OK •
Systeemwaarschuwingen op scherm (geeft
alle momenteel actieve systeemwaarschu-
wingen weer.)
• Bandenspanningscontrolesysteem (toont de
huidige spanning van alle vier de banden).
Raadpleeg voor meer informatie: “Bewaking
bandenspanning” onder “Starten en bedie-
nen”.
OPMERKING:
• Onder normale rijomstandigheden wor-
den de banden warm tijdens het rijden. Bij
hitte neemt de bandenspanning toe van
14 to 41 kPa bij normale rijomstandighe- den. Raadpleeg voor meer informatie:
Banden - Algemene informatie/Banden-
spanningen onder Starten en bedienen .
• Uw systeem kan opgezet worden zodat
het de druk aangeeft in PSI, kPA of BAR.
Display sleutelloze
voertuigtoegang — Indien aanwezig
Wanneer de ENGINE START/STOP-knop wordt
ingedrukt om een andere stand van de contact-
schakelaar te kiezen, verschijnt het pictogram
voor sleutelloze voertuigtoegang kort op het
EVIC-display om de nieuwe stand van de con-
tactschakelaar aan te geven.
Raadpleeg voor meer informatie: “Sleutelloze
voertuigtoegang” onder “Starten en bedienen”.
OPMERKING:
Onder bepaalde omstandigheden kan het
display worden vervangen door een ander
display met een hogere prioriteit. Wanneer
de stand van de contactschakelaar wordt
veranderd, verschijnt het display altijd weer.
Weergave bandenspanning
190
Display kompas / temperatuurDe kompasuitlezingen geven aan in welke rich-
ting de auto wijst. Het EVIC geeft een van de
acht mogelijke kompasstanden weer en de
buitentemperatuur.
OPMERKING:
Bij het starten geeft het systeem de laatst
bekende buitentemperatuur weer. Het sys-
teem heeft mogelijk meerdere minuten rijtijd
nodig voordat de werkelijke buitentempera-
tuur weergegeven wordt. De temperatuur
van de motor kan van invloed zijn op de
weergave van de buitentemperatuur, daarom
wordt de weergegeven temperatuur niet
geüpdate wanneer het voertuig stil staat.
Automatische kompasijking
Het kompas is zelfijkend, zodat u het niet
handmatig hoeft terug te stellen. Mogelijk geeft
het kompas onjuiste waarden weer wanneer de
auto nieuw is. In dat geval geeft het EVIC het
bericht CAL weer tot het kompas wordt geijkt. U
kunt het kompas ook kalibreren door één of
verschillende keren 360° rond te draaien (op
een plaats zonder grote metalen voorwerpen),
tot het EVIC-berichtCAL verdwijnt. Het kom-
pas werkt nu normaal. OPMERKING:
Voor juiste ijking is een vlak wegdek en een
omgeving zonder grote metalen voorwerpen
zoals gebouwen, bruggen, ondergrondse
kabels, spoorrails enz. vereist.
Handmatige kompasijking
Als het kompas onjuiste waarden weergeeft,
maar het CAL-indicatielampje niet op het EVIC-
display verschijnt, zet u het kompas als volgt
handmatig in de kalibratiemodus:
1. Schakel het contact in.
2. Druk de toetsen OMHOOG of OMLAAG
totdat het menu Setup (Instellingen) (Door de
klant te programmeren functies) bereikt is. Druk
dan SELECTEREN.
3. Druk op de toets OMLAAG totdat
Calibrate
Compass (Kompas ijken) wordt weergegeven
op het EVIC.
4. Druk kort op de knop SELECTEREN om het
ijken te starten. Het CAL -indicatielampje ver-
schijnt op het EVIC.
5. Draai één of meer keren een rondje van 360°
(op een plaats zonder grote metalen voorwer- pen) tot het
CAL -indicatielampje uit gaat. Het
kompas werkt nu normaal.
Kompasafwijking
De kompasafwijking is het verschil tussen het
magnetische noorden en het geografische
noorden. Ter compensatie van de verschillen
moet de kompasafwijking aan de hand van de
zonekaart worden ingesteld voor de zone
waarin de auto wordt gebruikt. Nadat u het
kompas correct heeft ingesteld, worden de
verschillen automatisch gecompenseerd, zo-
dat de nauwkeurigheid van de kompasrichting
optimaal is. Voor de meest nauwkeurige wer-
king van het kompas moet de kompasafwijking
aan de hand van de volgende procedure wor-
den afgesteld:
OPMERKING:
Zorg dat er geen magnetische voorwerpen,
zoals iPod’s, mobiele telefoons, laptops en
radardetectors, op het dashboard liggen.
Omdat zich hier de kompasmodule bevindt,
zou er interferentie met de sensor van het
kompas kunnen optreden, waardoor de
weergegeven waarden onbetrouwbaar wor-
den.
191
Illuminated Approach - Verlichting bij
nadering
Wanneer deze functie gekozen is, zullen de
koplampen inschakelen zodra de portieren met
behulp van de afstandbediening worden ont-
grendeld. De koplampen blijven vervolgens 0,
30, 60, of 90 seconden branden. Om een
selectie te maken bladert u op of neer totdat de
gewenste instelling gemarkeerd is, vervolgens
drukt u kort op SELECTEREN totdat naast de
instelling een vinkje verschijnt welke aangeeft
dat de instelling geselecteerd is.
Weergave brandstofbespaarder —
Indien aanwezig
De ECO-meldingen wordt getoond op het
kompas-/temperatuurdisplay en kunnen wor-
den in- of uitgeschakeld. Maak uw keuze door
de toets FUNCTION SELECT in te drukken en
los te laten totdatON of OFF verschijnt.
Enter-N-Go sleutelloze toegang
(passieve toegang)
Met deze functie kunt u de portieren van uw
auto vergrendelen en ontgrendelen zonder dat
u op de RKE-afstandbediening de vergrendel-
en ontgrendelknoppen hoeft in te drukken. Om
uw keuze te maken drukt u herhaald kort op de toets SELECTEREN, totdat een vinkje naast de
functie verschijnt, waarmee aangegeven wordt
dat het systeem geactiveerd is, of totdat het
vinkje verdwijnt waarmee wordt aangegeven
dat het systeem is uitgeschakeld. Raadpleeg
“Enter-N-Go-systeem” voor sleutelloze toegang
onder “Wat u moet weten voordat u het voertuig
start”.
Automatisch groot licht (Uitsluitend
beschikbaar met SmartBeam™)
Wanneer u deze functie selecteert, zal het
grootlicht onder bepaalde omstandigheden au-
tomatisch uitgeschakeld worden. Om uw keuze
te maken drukt u herhaald kort op de toets
SELECTEREN, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat
het systeem geactiveerd is, of totdat het vinkje
verdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld. Raadpleeg voor na-
dere informatie “Verlichting/SmartBeam™ —
Indien aanwezig” onder “De functies van uw
voertuig”.
Ruitenwissermodus — Indien aanwezig
Wanneer de functie geselecteerd is, schakelt
het systeem automatisch de ruitenwissers in
wanneer de sensor vocht op de ruit detecteert.Om uw keuze te maken drukt u herhaald kort
op de toets SELECTEREN, totdat een vinkje
naast de functie verschijnt, waarmee aangege-
ven wordt dat het systeem geactiveerd is, of
totdat het vinkje verdwijnt waarmee wordt aan-
gegeven dat het systeem is uitgeschakeld.
Wanneer deze functie uitgeschakeld is, keert
het systeem terug naar de normale intervalwer-
king van de ruitenwissers.
Starthulp op hellingen
(Hill Start Assist, HSA)
Wanneer deze functie geselecteerd is, werkt
het HCA-systeem. Raadpleeg
Elektronisch
remsysteem in Starten en bedienen voor de
werking van het systeem en de bedieningsin-
formatie. Om uw keuze te maken drukt u her-
haald kort op de toets SELECTEREN, totdat
een vinkje naast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem geacti-
veerd is, of totdat het vinkje verdwijnt waarmee
wordt aangegeven dat het systeem is uitge-
schakeld.
Dodehoekwaarschuwing
Bij het gebruik van het dodehoeksysteem zijn
drie instellingen mogelijk. Door eenmaal kort
op de toets SELECTEREN te drukken kiest u de
196
modus “Blind Spot: Lights Only” dode hoek:
alleen lichtsignaal). Wanneer deze modus is
ingeschakeld werkt het dodehoeksysteem en
worden waarschuwingen als visuele signalen
weergegeven in de buitenspiegels. Door de
toets SELECTEREN een tweede maal te druk-
ken kiest u de modus “Blind Spot: Lights/CHM”
(dode hoek:lichtsignaal/geluid). In deze modus
geeft het dodehoeksysteem, zodra de richting-
aanwijzers zijn ingeschakeld, visuele waar-
schuwingen weer in de buitenspiegels en laat
gelijktijdig een waarschuwingssignaal klinken.
Door de modus “Blind Spot: Off” (dode hoek:
Uit) te kiezen wordt het dodehoeksysteem uit-
geschakeld.
OPMERKING:
Wanneer uw voertuig schade heeft opgelo-
pen in het gebied waar de sensor geplaatst
is, kan het zijn dat de sensor niet meer juist
uitgelijnd is, ook wanneer het plaatwerk niet
beschadigd is. Laat in een dergelijk geval de
uitlijning van de sensor controleren door
een erkende dealer. Door een niet juist uit-
gelijnde sensor zal het dodehoeksysteem
niet werken volgens specificatie.Anti-ongevalsysteem FCW
(Forward Collision Warning)
Het FCW anti-ongevalsysteem kan ingesteld
worden op: veraf, dichtbij of uit. De stan-
daardinstelling van het FCW-systeem is: veraf.
Dit houdt in dat het systeem u waarschuwt voor
een mogelijke aanrijding met een voertuig voor
u, terwijl u nog verder van dit voertuig verwij-
derd bent. Dit geeft u de langste reactietijd.
Voor een meer dynamische rijstijl kiest u de
instelling: dichtbij. Deze instelling waarschuwt
u voor een mogelijke aanrijding met een voer-
tuig voor u, terwijl u veel dichter bij dit voertuig
bent. Deze instelling biedt een meer dynami-
sche rijervaring. Om de FCW-status te wijzigen
drukt u herhaald kort op de toets SELECTE-
REN, totdat een vinkje naast de functie ver-
schijnt, waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het vinkje
verdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Voor meer informatie, raadpleeg “Adaptieve
cruisecontrol (ACC)” onder “De functies van uw
voertuig”.
Display Units of Measure in:
(Maateenheden weergeven in:)
Voor het EVIC, de kilometerteller en het
Uconnect™-navigatiesysteem (indien aanwe-
zig) kunt u kiezen uit weergave in Engelse of
metrische maateenheden. Maak uw keuze
door de toets SELECTEREN kort in te drukken
totdat “ENGLISH” of “METRIC” verschijnt.
Kompas kalibreren
Raadpleeg “Weergave kompas” voor meer in-
formatie.
Kompasafwijking
Raadpleeg “Weergave kompas” voor meer in-
formatie.
GELUIDSSYSTEMENRaadpleeg uw boekje over geluidssystemen.
UNIVERSAL CONSUMER
INTERFACE (UCI) (universele
gebruikersinterface) 1.0 — INDIEN
AANWEZIG
OPMERKING:
Dit hoofdstuk is uitsluitend bedoeld voor
radio’s met Uconnect™, verkoopcode RES
197
of REQ/REL/RET. Raadpleeg de afzonder-
lijke RER-, REN-, RBZ-, RB2- of REZ-
gebruikershandleiding voor de UCI-functie
van de radio met touchscreen, verkoopcode
RER, RBZ, REN, REP, REW, RB2 of REZ. UCI
is uitsluitend als optie bij deze radio’s ver-
krijgbaar.
Deze voorziening maakt het mogelijk een iPod
of extern USB-apparaat aan te sluiten op de
USB-poort.
UCI is compatibel met mini-, 4G-, foto-, nano-,
5G- iPod - en iPhone -apparaten. Sommige
versies van de iPod -software zijn mogelijk niet
volledig compatibel met de UCI-functies. Ga in
dat geval naar de website van Apple om de
recentste softwareversies te downloaden.
OPMERKING:
•
Wanneer de radio is voorzien van een USB-
poort, raadpleeg dan de desbetreffende
gebruikershandleiding van Uconnect™
multimediaradio voor de mogelijke onder-
steuning van iPod of externe USB-
apparaten.
• Wanneer u een iPod of elektronisch
audio-apparaat aansluit op de AUX-poort
op het voorpaneel van de radio, kunt u
wel muziek afspelen, maar kan de UCI-
functie voor het bedienen van het aange-
sloten apparaat niet worden gebruikt.
De iPod of het externe
USB-apparaat aansluiten
Nadat het audio-apparaat is aangesloten en
synchronisatie met het UCI-systeem van de
auto heeft plaatsgevonden (de iPod heeft
mogelijk enkele seconden nodig om de verbin-
ding tot stand te brengen), begint het audio-
apparaat met opladen en is het apparaat ge-
reed voor gebruik via het indrukken van de
radioknoppen, zoals hierna wordt beschreven.
OPMERKING:
Wanneer de batterij van het audio-apparaat
volledig leeg is, bestaat de kans dat er geen
communicatie met het UCI-systeem moge-
lijk is voordat de batterij een minimum laad-
niveau heeft bereikt. Als u de verbinding
tussen het audio-apparaat en het UCI-
systeem in stand laat, kan de accu opladen
tot het vereiste minimum laadniveau.
Gebruik van deze functieBij gebruik van iPod-kabel of extern USB-
apparaat voor aansluiting op USB-poort:
• De audio van het apparaat kan worden af-
gespeeld via het audiosysteem van de auto,
terwijl de metagegevens (artiest, titel, album,
enzovoort) worden weergegeven op het ra-
diodisplay.
• Het audio-apparaat kan worden bediend
door de radioknoppen te gebruiken voor
afspelen, bladeren en een overzicht van de
inhoud van de iPod .
• De batterij van het audio-apparaat wordt
opgeladen wanneer het is aangesloten op
de UCI-connector (indien ondersteund door
het specifieke audio-apparaat).
De iPod of het externe
USB-apparaat bedienen met de
radioknoppen
Om de UCI-modus (iPod of extern USB-
apparaat) te activeren en toegang te krijgen tot
een aangesloten audio-apparaat, drukt u op de
knop “AUX” op het front van de radio. U kunt
ook op de knop VR drukken en dan USB of
198
externe USB-apparaat tussen de modi Shuf-
fle ON en Shuffle OFF. U kunt ook op de knop
VR drukken en danShuffle ON of Shuffle
OFF zeggen. Als het pictogram RNDwordt
weergegeven op het radiodisplay, is de mo-
dus Shuffle geactiveerd.
De List-modus (Browse-modus)Wanneer u in de Play-modus op een van de
hierna genoemde knoppen drukt, roept u de
List-modus op. In de List-modus kunt u blade-
ren in de lijst met menu’s en nummers op het
audio-apparaat.
• De TUNE -regelknop: de TUNE-regelknop
werkt op dezelfde manier als het scrollwiel
van het externe USB-apparaat.
• Door de knop rechtsom (vooruit) of
linksom (achteruit) te draaien, kunt u in de
lijsten bladeren terwijl de gegevens van
de nummers worden weergegeven op het
radiodisplay. Nadat u het nummer van uw
keuze heeft gemarkeerd op het radiodis-
play, drukt u op de TUNE-regelknop om
het nummer te selecteren en af te spelen.
Alsude TUNE-regelknop snel draait,
bladert u sneller door de lijst. Wanneer u snel bladert, wordt de informatie op het
radiodisplay mogelijk met een kleine ver-
traging bijgewerkt.
• In de List-modi geeft de iPod alle lijsten
weer in doorlopende vorm. Als het num-
mer van uw keuze zich bijvoorbeeld on-
der aan de lijst bevindt, draait u de regel-
knop linksom (achteruit) om sneller naar
dit nummer te gaan.
• In de List-modus worden de PRESET
-knoppen gebruikt als een snelle manier
om naar de volgende lijsten op de iPod
of het externe USB-apparaat te gaan:
• Voorkeuz e 1 – Afspeellijsten
• Voorkeuz e2–Artiesten
• Voorkeuz e 3 – Albums
• Voorkeuz e 4 – Muziekstijlen
• Voorkeuz e 5 – Luisterboeken
• Voorkeuz e 6 – Podcasts
• Als u op een van de PRESET-knoppen
drukt, wordt de huidige lijst op de boven-
ste regel weergegeven en het eerste item
in de lijst op de tweede regel. •
Als u de List-modus wilt verlaten zonder
een nummer te kiezen, drukt u nogmaals
op dezelfde PRESET-knop om terug te
gaan naar de Play-modus.
• LIST -knop: als u op de LIST-knop drukt,
wordt het hoofdmenu van de iPod of het
externe USB-apparaat weergegeven. Draai
de TUNE -regelknop om het onderdeel van
het hoofdmenu weer te geven dat u wilt
selecteren, en druk op de TUNE-regelknop.
Hierna wordt het volgende lijstonderdeel in
het submenu van het audio-apparaat weer-
gegeven. U kunt nu via dezelfde stappen
naar het gewenste nummer in deze lijst
gaan. Niet alle niveaus van submenu van de
iPod of het externe USB-apparaat zijn op
dit systeem beschikbaar.
• De MUSIC TYPE -knop: deMUSIC TYPE
-knop biedt ook een snelle manier om de
lijsten op het audio-apparaat, in dit geval
gesorteerd op Muziekstijl, te bekijken.
200