Page 220 of 409

511
Rijden met uw auto
Starten van de motor
✽✽AANWIJZING
- Kickdown-mechanisme (indien van toepassing)
Het kickdown-mechanisme in het
gaspedaal voorkomt dat er onbedoeld
met volgas wordt gereden door het
gaspedaal extra weerstand te geven. Als
het gaspedaal echter voor meer dan
80% wordt ingetrapt, wordt er mogelijk
al met volgas gereden en zal het
gemakkelijker zijn om het pedaal
verder in te trappen. Dit duidt niet op
een storing.
Starten van de benzinemotor (indien van toepassing)
1. Zorg ervoor dat u de Smart Key bij u hebt of laat deze in de auto.
2. Controleer of de parkeerrem goed is geactiveerd.
3. Zet de selectiehendel in stand P. Trap het rempedaal volledig in.
De motor kan ook worden gestart met
de selectiehendel in stand N.
4. Druk de toets ENGINE START/STOP in.
5. Laat bij extreme kou (lager dan -18ºC) of wanneer de auto een aantal dagen
niet is gebruikt, de motor warmdraaien
zonder het gaspedaal in te trappen.
Of de motor nu warm is of koud, hij dient
gestart te worden zonder het gaspedaal
in te trappen.
Starten van de dieselmotor (indien van toepassing)
Om de dieselmotor te starten bij koude
motor moet deze voorgegloeid worden
voordat de motor wordt gestart, en
vervolgens opgewarmd worden voordat
u gaat rijden.
1. Controleer of de parkeerrem is geactiveerd.
2. Zet de selectiehendel in stand P. Trap het rempedaal volledig in.
De motor kan ook worden gestart met
de selectiehendel in stand N.
WAARSCHUWING
Draag altijd geschikte schoenen
tijdens het rijden. Ongeschikte
schoenen (hoge hakken,
skischoenen, enz.) kunnen het
bedienen van het rempedaal, hetgaspedaal.
Page 221 of 409

Rijden met uw auto
12
5
3. Druk de toets ENGINE START/STOP
in terwijl u het rempedaal ingetrapt houdt.
4. Houd het rempedaal ingetrapt totdat het controlelampje voorgloeien dooft.
(ongeveer 5 seconden)
5. De motor start wanneer het controlelampje voorgloeien dooft.
✽✽
AANWIJZING
Als u de toets ENGINE START/STOP
nogmaals indrukt terwijl de motor
voorgegloeid wordt, kan de motor
aanslaan.
Starten en afzetten van een motor met
turbo/intercooler
1 Voer het toerental van de motor niet te hoog op en accelereer niet direct na
het starten van de motor.
Laat een koude motor enkele
seconden stationair draaien voordat u
wegrijdt om ervoor te zorgen dat de
turbocompressor voldoende smering
krijgt.
2. Na het rijden met hoge snelheid of een lange rit met een zware motorbelasting
dient de motor voor het afzetten
ongeveer 1 min stationair te draaien. Door de motor stationair te laten
draaien zal de turbo afkoelen voordat
de motor wordt afgezet. Zelfs als de Smart Key zich in de auto
bevindt, maar op enige afstand van u,zal de motor mogelijk niet aanslaan.
Wanneer de toets ENGINE START/ STOP in stand ACC of daarboven
staat, controleert het systeem of de
Smart Key aanwezig is wanneer een
van de portieren geopend wordt. Als
de Smart Key zich niet in de auto
bevindt, zal het controlelampje
" " gaan knipperen of de
waarschuwing 'Smart Key bevindt zich
niet in auto' op het LCD-scherm
branden. En wanneer alle portieren
gesloten worden, zal de zoemer 5
seconden klinken. Het controlelampje
of de waarschuwing dooft wanneer de
auto rijdt. Zorg dat u altijd de Smart
Key bij u hebt.
W-60
Glow indicator light
WAARSCHUWING
De motor zal alleen aanslaan
wanneer de Smart Key zich in de
auto bevindt. Laat kinderen of anderen die niet
vertrouwd zijn met de auto nooit de
toets ENGINE START/STOP of
aanverwante onderdelen aanraken.
OPMERKING
Zet de motor nooit direct af nadat hij zwaar belast is geweest. Dit kanzware schade veroorzaken aan demotor of de turbocompressor.
Page 222 of 409

513
Rijden met uw auto
✽✽
AANWIJZING
Als de batterij bijna leeg is of de Smart Key niet goed werkt, kunt u de
motor starten door de Smart Key in
de Smart Key-houder te plaatsen.
Druk op de Smart Key om de Smart
Key uit de Smart Key-houder te
nemen. (Vervolg)(Vervolg)
Wanneer de remlichtzekering is
doorgebrand, kunt u de motor niet
normaal starten. Vervang de zekering
door een nieuwe. Als het niet mogelijk
is, kunt u de motor starten door de
toets ENGINE START/STOP in stand
ACC 10 seconden ingedrukt te
houden. De motor kan aanslaan
zonder dat het rempedaal ingetrapt
wordt. Trap voor uw eigen veiligheid
echter altijd het rempedaal in voordat
u de motor start.
OPMERKING
Druk de toets ENGINE START/STOP
nooit langer dan 10 seconden in,behalve wanneer de remlichtzekering
is doorgebrand.
OPMERKING
Probeer de selectiehendel niet instand P te zetten wanneer de motor
tijdens het rijden afslaat. Als deverkeersomstandigheden hettoelaten kunt u de selectiehendel in stand N (vrijstand) zetten terwijl de
auto nog rijdt en vervolgens de toetsENGINE START/STOP indrukken omte proberen de motor opnieuw te
starten.
OCM050006
Page 369 of 409
765
Onderhoud
Engine compartment (Diesel box)Omschrijving
Stroomsterkte
zekering Beveiligd onderdeel
26 SENSOR 2 15A G4KE - PCM, lambdasensor (na) G6DC - PCM, lambdasensor 1 - 4 D4HB - regelklep brandstofdruk,
oliepeilsensor, Solenoid omloop EGR-koeling, servo VGT
27 IG COIL 20A G4KE - condensator, bobine 1 - 4 G6DC - condensator 1/2, bobine 1 - 6 D4HB - Motor-ECU
28 SPARE 10A -
29 SPARE 15A -
30 SPARE 20A -
31 SPARE 25A -
32 SPARE 30A -
OmschrijvingStroomsterkte
zekering Beveiligd onderdeel
GLOW PLUG FUSIBLE LINK 80A VOORGLOEIRELAIS UNIT FUEL FILTER HEATER 30A RELAIS VERWARMING BRANDSTOFFILTER PTC HEATER #1 40A RELAIS PTC-VERWARMING 1
PTC HEATER #2 40A RELAIS PTC-VERWARMING 2
PTC HEATER #3 40A RELAIS PTC-VERWARMING 3
Page 409 of 409

Index
4
I
Tankdopklep ........................................................4-26
Toets engine start/stop ..........................................5-8
Uitleg bij onderhoudsschema ..............................7-21
Veiligheidsgordels ................................................3-18
ventilatiesysteem ................................................4-82
ventilatiesysteem ................................................4-91
Vereiste brandstof ..................................................1-2
Verlichting ............................................................4-67
Vierwielaandrijving (4WD) ..................................5-24
Voertuigcertificatielabel ..........................................8-7
Voertuig-identificatienummer (VIN) ........................8-7
Vóór het rijden ......................................................5-3
Voorruit ontdooien en ontwasemen ....................4-99
Waarschuwingssignalen ........................................6-2
Wat te doen in een noodgeval tijdens het rijden ..6-3
Wattage gloeilampen ............................................8-2 Zekeringen ..........................................................7-56
U
V
W
ZT