WEGWIJS IN UW AUTO117
1
„ENERGY SAVING”-functie
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als na een automatische start van de motor de bestuurder 3 minu-
ten geen enkele actie onderneemt, dan zet het Start&Stop-systeem
de motor definitief uit om brandstof te besparen. In dit geval kan
de motor alleen gestart worden m.b.v. de contactsleutel.
OPMERKING Het is in alle gevallen mogelijk de motor draaiend te
houden door het Start&Stop-systeem uit te schakelen.
STORINGEN
Bij een storing schakelt het Start&Stop-systeem uit. De storing
wordt aan de bestuurder getoond door het branden van lampje
èop het instrumentenpaneel en, voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten, het verschijnen van een melding en een symbool
op het display. Wendt u in dat geval tot het Alfa Romeo Service-
netwerk.
AUTO LANGERE TIJD NIET IN GEBRUIK
Als de auto langere tijd niet wordt gebruikt, dan moet er bijzon-
der op worden gelet dat de elektrische voeding van de accu wordt
losgemaakt.
Hiervoor moet de minklem met de snelspanner A-fig. 74 worden
losgekoppeld van de secundaire minpool B, omdat minpool C van
de accu is voorzien van een sensor D voor de controle van de ac-
cuconditie, die nooit mag worden losgekoppeld (behalve als de ac-
cu wordt vervangen).
fig. 74A0J0249m
Wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk als de
accu moet worden vervangen. Vervang de accu
door een accu van hetzelfde type (HEAVY DUTY)
en met dezelfde specificaties.
001-130 Alfa MiTo NL 1ed 9-10-2009 16:39 Pagina 117
118WEGWIJS IN UW AUTO
Als u het interieur in de auto wilt blijven koelen, dan
moet u het Start&Stop-systeem uitschakelen, zo-
dat de airconditioning continu kan blijven werken.
NOODSTART
Als een noodstart wordt uitgevoerd met een hulpaccu mag de min-
kabel (–) vanaf de hulpaccu nooit met de minpool B-fig. 75 van
de accu van de auto worden verbonden, maar moet de minkabel
of met secundaire minpool A of met een massapunt op de motor
of versnellingsbak worden verbonden.
Controleer voordat u de motorkap opent of de
motor is uitgeschakeld en de contactsleutel in
stand STOP staat. Houdt u aan hetgeen beschre-
ven staat op het etiket aan de binnenzijde van de mo-
torkap fig. 76. Het is raadzaam de contactsleutel uit te
nemen als er in de auto nog inzittenden zijn. Als de au-
to wordt verlaten moet de contactsleutel altijd worden
uitgenomen of in stand STOP worden gedraaid. Tijdens
het tanken moet de motor uitgezet zijn en de sleutel in
stand STOP staan.
fig. 75A0J0251mfig. 76A0J0341m
001-130 Alfa MiTo NL 1ed 9-10-2009 16:39 Pagina 118
134VEILIGHEID
De lampjes hebben een rode en groene kleur en werken als volgt:
❍gedoofd als de sleutel in stand MAR wordt gedraaid en de vei-
ligheidsgordels al zijn omgelegd
❍rood als de veiligheidsgordels voor niet zijn omgelegd
❍knipperend rood (alleen voor de veiligheidsgordels van de ach-
terzitplaatsen) als de veiligheidsgordels niet zijn omgelegd
❍groen als de veiligheidsgordels zijn omgelegd
❍gedoofd, rood brandend, rood brandend, rood knipperend
Als alleen de bestuurder in de auto zit en geen enkele veilig-
heidsgordel is omgelegd, gaan de eerste 4 lampjes (fig. 4) rood
branden en de laatste groen. De drie lampjes in het midden knip-
peren ongeveer 30 seconden en gaan daarna constant rood bran-
den. De twee lampjes aan de zijkant A en B-fig. 4 zijn bestemd
voor de zitplaatsen voor (in dit geval met stuur links), terwijl de
drie lampjes in het midden bestemd zijn voor de passagiers ach-
ter. De werking van de lampjes voor de zitplaatsen voor en ach-
ter is verschillend.
Zitplaatsen voor
Bestuurder
Als alleen de bestuurder in de auto zit, geldt de situatie die in fig.
4 is aangegeven. Als harder dan 20 km/h wordt gereden of als
langer dan 5 seconden een snelheid wordt aangehouden tussen
10 km/h en 20 km/h, start er een waarschuwingscyclus voor
de zitplaatsen voor (de eerste 6 seconden een ononderbroken akoe-
stisch signaal en vervolgens nog een „beep” van 90 seconden) en
gaat het lampje knipperen. Als de cyclus is beëindigd, blijven de
lampjes constant branden totdat de motor wordt uitgezet. Het akoe-
stische signaal stopt onmiddellijk en het lampje wordt groen zod-
ra de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde is omgelegd. Als de veiligheidsgordel tijdens het rijden weer wordt losgemaakt,
klinkt opnieuw het akoestische signaal en gaat het lampje weer
knipperen zoals hiervoor beschreven.
Passagier
Dezelfde situatie geldt voor de passagier voor, met als verschil
dat het lampje groen gaat branden en het akoestische signaal
ook wordt onderbroken als de passagier de auto verlaat.
In het geval dat beide veiligheidsgordels voor kort na elkaar wor-
den losgemaakt bij een rijdende auto, heeft het akoestische sig-
naal betrekking op de gordel die het laatst is losgemaakt, terwijl
de twee lampjes onafhankelijk van elkaar werken.
Achterzitplaatsen
Bij de achterzitplaatsen is er alleen een signalering als een van
de gordels wordt losgemaakt. In deze situatie gaat het lampje van
de betreffende gordel ongeveer 30 seconden knipperen. Boven-
dien klinkt er een akoestisch signaal. Als er meer gordels worden
losgemaakt, geven de lampjes onafhankelijk van elkaar een zicht-
bare signalering.
BELANGRIJKE TIPS
Alle lampjes blijven altijd branden als ten minste een van de zit-
plaatsen voor bezet is met niet omgelegde gordel.
Alle lampjes doven (30 seconden na de laatste gordel die is om-
gelegd) zodra alle zitplaatsen voor bezet zijn, ongeacht of de gor-
dels achter wel of niet zijn omgelegd.
Alle lampjes gaan branden op het moment dat ten minste een om-
gelegde gordel wordt losgemaakt of omgekeerd. Alle lampjes blij-
ven gedoofd als bij het starten alle gordels al zijn omgelegd.
131-152 Alfa MiTo NL 1ed 9-10-2009 11:11 Pagina 134
154STARTEN EN RIJDEN
MOTOR STARTEN
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan en zet de versnellingspook in vrij;
❍trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in
te trappen;
❍draai de contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zod-
ra de motor is aangeslagen.
BELANGRIJKE TIPS
❍Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleu-
tel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start.
❍Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje Yop het
instrumentenpaneel (of het symbool op het display) blijft bran-
den samen met het lampje
U, draai dan de sleutel in stand
STOP en vervolgens weer in stand MAR; als het lampje nog
steeds blijft branden, probeer het dan met de andere gelever-
de sleutels. Als u er dan nog niet in slaagt de motor te star-
ten, voer dan een noodstart uit (zie „Noodstart” in hoofdstuk
„4”) en wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
❍Laat de contactsleutel niet in stand MAR staan als de motor stil-
staat.
DIESELMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan en zet de versnellingspook in vrij;
❍draai de contactsleutel in stand MAR: op het instrumentenpa-
neel gaan de controlelampjes
menY(of het symbool op
het display) branden;
❍wacht tot het lampje (of het symbool op het display) gedoofd is;
❍trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in
te trappen;
❍draai de contactsleutel in stand AVV direct nadat het lampje
mgedoofd is. Als u te lang wacht, zijn de voorgloeibougies
weer afgekoeld. Laat de sleutel los zodra de motor is aange-
slagen.
Als het lampje mgedurende 1 minuut gaat knip-
peren na het starten of tijdens een langdurige start-
poging, dan duidt dat op een storing in het voor-
gloeisysteem. Als de motor aanslaat, kunt u de auto op
de gewone manier gebruiken, maar wendt u zo snel mo-
gelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Het is zeer gevaarlijk om de motor in afgesloten
ruimten te laten draaien. De motor verbruikt zuur-
stof en produceert kooldioxide, koolmonoxide en
andere giftige gassen.
153-162 Alfa MiTo NL 1ed 12-10-2009 10:34 Pagina 154
STARTEN EN RIJDEN155
3
Het is raadzaam om gedurende de eerste ge-
bruiksperiode geen maximale prestaties van uw
auto te verlangen (bijv. snel accelereren, langdu-
rig rijden met hoge toerentallen en krachtig remmen).
Zolang de motor niet is aangeslagen werken de
rem- en stuurbekrachtiging niet, waardoor meer
kracht nodig is voor de bediening van het rempe-
daal en het stuur.
Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te du-
wen, te slepen of van een helling te laten rijden. De-
ze handelingen kunnen de katalysator beschadigen.
Laat de contactsleutel niet in het contactslot zit-
ten als de motor is uitgezet, om te voorkomen
dat de accu ontlaadt.
MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN
(benzine en diesel)
Ga als volgt te werk:
❍rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen draai-
en en trap het gaspedaal niet bruusk in;
❍verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties. Wij ra-
den u aan te wachten tot de wijzernaald van de koelvloei-
stoftemperatuurmeter begint te bewegen.
NOODSTART
Als het lampje Yop het instrumentenpaneel constant blijft bran-
den, wendt u dan onmiddellijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
MOTOR UITZETTEN
Draai bij stationair draaiende motor de contactsleutel in stand STOP.
BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zware rit niet on-
middellijk uit te zetten, maar hem even stationair te laten draaien.
Hierdoor kan de temperatuur in de motorruimte dalen.
Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen en-
kel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor mo-
toren met turbocompressor, schadelijk.
153-162 Alfa MiTo NL 1ed 12-10-2009 10:34 Pagina 155
STARTEN EN RIJDEN159
3
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als u deze niet meer gebruikt.
Ze verminderen de aerodynamica van de auto, waardoor het brand-
stofverbruik toeneemt. Gebruik voor het vervoer van volumineu-
ze voorwerpen bij voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires uitsluitend als u ze nodig hebt. De
achterruitverwarming, de verstralers, de ruitenwissers en de aan-
jager van het ventilatie-/verwarmingssysteem vragen veel stroom,
waardoor het brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in stads-
verkeer).
Airconditioning
Het gebruik van de airconditioning verhoogt het brandstofverbruik:
gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat, bij voorkeur de
functies van het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aerodynamische accessoires
kan de aerodynamica negatief beïnvloeden, waardoor het brand-
stofverbruik zal toenemen.
RIJSTIJL
Starten
Laat bij stilstaande auto de motor niet warmdraaien met statio-
nair toerental en ook niet met een verhoogd toerental: onder de-
ze omstandigheden warmt de motor veel langzamer op, terwijl het
verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie toenemen. Het is be-
ter om rustig weg te rijden en geen hoge toerentallen te gebrui-
ken: op deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een stoplicht of voor-
dat u de motor afzet. Deze handeling heeft evenals het overscha-
kelen met tussengas, geen enkel nut. Het kost brandstof en ver-
hoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de hoogste ver-
snelling. Het inschakelen van een lage versnelling voor een snelle
acceleratie verhoogt het brandstofverbruik. Bij het oneigenlijke ge-
bruik van een hoge versnelling neemt het verbruik en de schadelij-
ke uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt de motor hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een hogere snel-
heid. Rijd zoveel mogelijk met een gelijkmatige snelheid, vermijd
overbodig remmen en optrekken. Dit kost brandstof en verhoogt
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
153-162 Alfa MiTo NL 1ed 12-10-2009 10:34 Pagina 159
INDEX251
7
Mistlampen
– bediening................................. 87
– gloeilamp vervangen.................. 182
Montagevoorbereiding
voor „Isofix”-kinderzitje............... 143
Motor (technische gegevens) ............ 231
Motor starten.........................154-164
Motorcodes
– carrosserie-uitvoeringen .............. 230
Motorkap...................................... 103
Motornummer................................ 229
Motorolie
– niveau controleren ..................... 215
– specificaties.............................. 245
– verbruik ................................... 215
Motorruimte (reinigen) .................... 223
MSR (systeem).............................. 110
Multifunctioneel display.................... 26
Niveaus controleren....................... 208
– koelvloeistof............................. 215
– motorolie................................. 215
– remvloeistof............................. 216
– vloeistof voor
ruitensproeiers voor/achter
en koplampsproeiers................ 216
Noodgevallen................................. 163
Onderhoud en zorg ........................ 201
– geprogrammeerd onderhoud ....... 202
– geprogrammeerd
onderhoudsschema.................. 203
– periodieke controles ................... 207
– zwaar gebruik van de auto ......... 207
Onderhoudsschema......................... 203
Opkrikken van de auto .................... 197
Parkeren...................................... 156
– handrem .................................. 156
Plafondverlichting voor
– bediening................................. 83
– gloeilampen vervangen .............. 184
Portieren ....................................... 95
Portiervergrendeling ........................ 87
Prestaties...................................... 241
Radiozendapparatuur
en mobiele telefoons.................. 122
Remlichten..................................... 182
Remmen ....................................... 235
Richtingaanwijzers
– bediening................................. 77
– gloeilampen vervangen .............. 182
– Lane Change-functie................... 77
Ruitbediening, elektrisch................... 96Ruiten reinigen
– achterruitwisser/-sproeier ........... 81
– intelligente „Wis/wasregeling” ... 79
– regensensor.............................. 80
– ruitenwissers/-sproeiers.............. 79
Ruitenwissers
– bediening................................. 79
– ruitensproeiers.......................... 221
– wisserbladen............................. 220
Safe-lock (systeem)....................... 51
SBR-systeem.................................. 133
Sensoren
– parkeersensoren........................ 122
– regensensor.............................. 80
– schemersensor.......................... 76
Sidebag......................................... 149
Slepen van de auto ......................... 198
Sleutels ......................................... 47
Sneeuwkettingen............................ 162
Snelheid (maximum)...................... 241
Spiegels........................................ 61
Start&Stop (systeem) ..................... 114
Start-/contactslot............................ 55
Starten en rijden............................. 153
Stekkerdozen................................. 90
Stuurinrichting................................ 235
249-256 Alfa MiTo NL 1ed 12-10-2009 8:53 Pagina 251