173
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
Dit wordt slechts één keer uitgevoerd
nadat het systeem een temperatuur la-
ger of gelijk aan 3°C heeft gesignaleerd
en kan worden alleen herhaald als de
buitentemperatuur hoger is dan
6 °C en vervolgens weer lager of ge-
lijk wordt aan 3 °C.
WAARSCHUWINGIn geval van een
storing van de buitentemperatuursensor
worden op het display streepjes weer-
gegeven in plaats van de temperatuur.VOORGLOEI-
BOUGIES
(dieseluitvoeringen
- geel)
STORING VOORGLOEI-
BOUGIES
(dieseluitvoeringen - geel)
Voorgloeibougies
Als u de sleutel in het startsysteem
plaatst, gaat het lampje branden. Het
lampje dooft als de voorgloeibougies de
vooraf ingestelde temperatuur hebben
bereikt. Start de motor, zodra het lamp-
je gedoofd is.
WAARSCHUWINGAls de buiten-
temperatuur gemiddeld of hoog is, gaat
het lampje zeer kort branden (vrijwel
niet waar te nemen).
m
Elektronische sleutel
niet herkend
Een brandend lampje (waar voorzien) (bij
enkele uitvoeringen verschijnt een bericht
op het display) geeft aan dat bij een start-
poging de elektronische sleutel niet wordt
herkend door het systeem.
KANS OP GLADHEID
Als de buitentemperatuur lager of ge-
lijk is aan 3 °C, worden op het display
het symbool
√en een waarschuwings-
bericht weergegeven en klinkt er een
geluidssignaal, om de bestuurder te
waarschuwen voor mogelijke ijsvorming
op de weg.
Bij enkele uitvoeringen kan de signale-
ringscyclus worden beëindigd door kort
op de knop MENUte drukken:
– het bericht op het display verdwijnt
en het daarvoor weergegeven scherm
wordt opnieuw weergegeven;
– de temperatuuraanduiding stopt met
knipperen;
– het symbool
√blijft rechtsonder op
het display staan (totdat de buitentem-
peratuur hoger of gelijk is aan 6 °C).
165-180 Alfa 159 NL:165-180 Alfa 159 1ed 31-03-2009 9:41 Pagina 173
BRANDSTOF-
RESERVE –
BEPERKTE
ACTIERADIUS
(geel)
Het lampje gaat branden als in de brand-
stoftank nog ongeveer 10 liter brand-
stof aanwezig is. Als de actieradius min-
der dan ongeveer 50 km (of 31 mijl)
bedraagt, wordt op het display bij en-
kele uitvoeringen een waarschuwings-
bericht weergegeven.
CRUISE CONTROL
(groen)
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Het lampje (bij enkele uitvoeringen ver-
schijnt ook een bericht op het display)
gaat branden als de draaiknop van de
cruise control in de stand
Üwordt ge-
draaid.
STORING
SCHEMERSENSOR
(ambergeel)
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Het lampje (of in plaats daarvan bij en-
kele uitvoeringen een symbool en een
bericht op het display) gaat branden als
een storing van de schemersensor wordt
gesignaleerd.
STORING
PARKEERSENSOREN
(ambergeel)
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Het lampje (of in plaats daarvan bij en-
kele uitvoeringen een symbool en een
bericht op het display) gaat branden als
een storing van de parkeersensoren
wordt gesignaleerd.
STORING
REGENSENSOR
(ambergeel)
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Het lampje (waar voorzien) gaat bran-
den (bij enkele uitvoeringen verschijnt
een bericht op het display) als een sto-
ring van de regensensor wordt gesig-
naleerd.
178
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
1
u
t
K
Ü
ROETFILTER
VERSTOPT
(dieseluitvoeringen)
(ambergeel)
Het lampje (of in plaats daarvan bij en-
kele utvoeringen, een symbool en een
bericht op het display) gaat branden als
het roetfilter is verstopt en door het rij-
gedrag de automatische regeneratie-
procedure niet gestart kan worden.
Het filter kan alleen worden geregene-
reerd en dus gereinigd als u met de au-
to blijft rijden totdat het lampje uit gaat
(bij sommige uitvoeringen moet het
symbool
hvan het display ver-
dwijnen).
h
Als lampje Ktijdens het
rijden gaat knipperen,
moet u zich tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk wenden.
165-180 Alfa 159 NL:165-180 Alfa 159 1ed 31-03-2009 9:41 Pagina 178
180
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
TE LAGE
BANDENSPANNING
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Bij enkele uitvoeringen wordt op het dis-
play een bericht + een rood symbool
weergegeven, om aan te geven dat de
spanning van één of meer banden lager
is dan de aanbevolen waarde. Op deze
manier waarschuwt het TPMS-systeem
de bestuurder op het mogelijk leeglopen
van de band(en) en dus op een moge-
lijke lekke band.
WAARSCHUWINGRijd niet verder
met een of meerdere zachte banden om-
dat de rijveiligheid van de auto in gevaar
kan worden gebracht. Stop de auto zon-
der bruusk te remmen en vermijd hefti-
ge stuurbewegingen. Vervang het wiel
onmiddellijk door het reservewiel(voor
bepaalde uitvoeringen/markten,
waar aanwezig) of repareer de band met
de betreffende set (zie “Wiel verwisse-
len” in het hoofdstuk “In noodgevallen”)
en wendt u zo snel mogelijk tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
BANDENSPANNING
NIET AANGEPAST
AAN SNELHEID
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Als waarschijnlijk harder gereden gaat
worden dan 160 km/h moet de ban-
denspanning worden verhoogd naar de
waarde voor volledige belading (zie de
paragraaf “Bandenspanning bij koude”
in het hoofdstuk “Technische gegevens”).
Bij enkele uitvoeringen verschijnt, als het
TPMS een bandenspanning signaleert bij
één of meer banden die niet geschikt is
voor de snelheid waarmee wordt gere-
den, op het display een bericht + een geel
symbool), die aanwezig blijven, totdat
de voertuigsnelheid weer onder de drem-
pelwaarde zakt.
WAARSCHUWINGVerlaag in dat ge-
val onmiddellijk de snelheid om overver-
hitting van de banden te voorkomen;
door oververhitting kan de band onher-
stelbaar beschadigen en wordt de le-
vensduur aanzienlijk korter. WAARSCHUWINGAls u de reis met
een hoge snelheid wilt voortzetten (snel-
ler dan 160 km/h) en het symbool op
het display gaat branden, dan moet de
auto tot stilstand worden gebracht en de
bandenspanning worden aangepast (zie
de paragraaf “Bandenspanning bij kou-
de” in het hoofdstuk “Technische gege-
vens”).
nn
165-180 Alfa 159 NL:165-180 Alfa 159 1ed 31-03-2009 9:41 Pagina 180
WAARSCHUWINGVerbind de min-
klemmen van de twee accu’s niet direct
met elkaar: eventuele vonken kunnen
het explosieve gas ontsteken dat uit de
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu
is geïnstalleerd aan boord van een an-
dere auto, mogen tussen deze auto en
de auto met de lege accu niet per on-
geluk metalen delen met elkaar in ver-
binding staan.
STARTEN MET
EEN HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor wor-
den gestart met een hulpaccu, die ten
minste dezelfde capaciteit moet hebben
als de lege accu.
Ga voor het starten als volgt te werk
fig. 1:
❒verbind de pluspolen (+teken na-
bij de pool) van de beide accu’s met
een startkabel;
❒sluit een tweede startkabel aan op
de minpool (–) van de hulpaccu en
op de massa-aansluiting
Eop de
motor van de auto die moet worden
gestart;
❒start de motor;
❒neem als de motor draait de kabels
in de omgekeerde volgorde los.Als na enige pogingen de motor niet
aanslaat, stop dan met starten en wendt
u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Gebruik voor een nood-
start beslist nooit een ac-
cusnellader: hierdoor
kunnen de elektrische systemen
en de regeleenheden voor het
motormanagementsysteem wor-
den beschadigd.
Deze startprocedure
mag alleen door des-
kundige personen worden uit-
gevoerd, omdat er bij ver-
keerde handelingen vonken
kunnen ontstaan. De vloeistof
in de accu is giftig en corrosief.
Vermijd het contact met de
huid en de ogen. Kom ook niet
dicht bij een accu met open
vuur of een brandende sigaret
en veroorzaak geen vonken.
OPGELET
A0E0201mfig. 1
182
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
181-222 Alfa 159 NL:181-222 Alfa 159 1ed 31-03-2009 10:33 Pagina 182
❒als de band op de juiste spanning is
gebracht (zie de paragraaf “Ban-
den” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”), vertrek dan onmiddel-
lijk;
❒als u er niet in slaagt binnen 5 mi-
nuten de bandenspanning op ten
minste 1,5 bar te krijgen, koppel
dan de compressor los van het ven-
tiel en de stekkerdoos en verplaats
vervolgens de auto ongeveer 10 me-
ter naar voren of naar achteren, zo-
dat de afdichtvloeistof in de band
verdeeld wordt; pomp de band ver-
volgens weer op;
❒als de bandenspanning ook op deze
manier niet binnen 5 minuten na het
inschakelen van de compressor een
spanning van ten minste 1,8 bar be-
reikt, rijd dan niet verder met de te
zwaar beschadigde band; de snelle
bandenreparatieset is niet in staat
om het lek te dichten; wendt u tot
het Alfa Romeo Servicenetwerk;
❒controleer of de schakelaar A-fig.
19van de compressor in stand 0
(uitgeschakeld) staat, start de mo-
tor, steek de stekker A-fig. 20in
het contact of de aansteker op de
voortunnel en schakel de compres-
sor in door de schakelaar A-fig 19
in stand I(ingeschakeld) te zetten.
❒pomp de band op tot de voorge-
schreven spanning (zie de paragraaf
“Banden” in het hoofdstuk “Techni-
sche gegevens”). Controleer de ban-
denspanning op de drukmeter B-
fig. 19 . Voor een nauwkeurige af-
lezing moet de compressor worden
uitgeschakeld;
193
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
A0E0213mfig. 19A0E0217mfig. 20Plaats de sticker op
een voor de bestuurder
goed zichtbare plaats om aan
te geven dat de band behan-
deld is met de snelle banden-
reparatieset. Rijd voorzichtig
vooral in bochten. Rijd niet
harder dan 80 km/h. Vermijd
bruusk accelereren en remmen.
OPGELET
❒stop na ongeveer 10 minuten en
controleer opnieuw de bandenspan-
ning;vergeet niet de handrem
aan te trekken;
181-222 Alfa 159 NL:181-222 Alfa 159 1ed 31-03-2009 10:33 Pagina 193
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Achterruitverwarming F40 30 56
Buitenspiegelverwarming/spoel van relais voorruitverwarming F41 7,5 56
Voeding knooppunt remsysteem (ABS/VDC) –
Knooppunt stuurhoeksensor – Gierhoeksensor F42 7,5 56
Ruitenwissers/-sproeiers F43 30 56
Aansteker voor op de middenconsole F44 10 56
Voeding stopcontact in de bagageruimte F45 15 56
Opendak F46 20 56
Vermogensvoeding voor knooppunt bestuurdersportier F47 20 56
Vermogensvoeding voor knooppunt passagiersportier F48 30 56
+ vanaf startsysteem voor knooppunt stuur/Regeleenheid
open dak/Plafondlampje voor en achter/CVS/
Knooppunt Blue&Me/Bewegingsdetectie/Stoel links en rechts F49 7,5 56
Airbagsysteem F50 7,5 56
Voeding vanaf startsysteem voor knooppunt infotelematica/
Knooppunt automaat/Extra verwarming/Paneel links/
START/STOP-knop, Regeleenheid parkeersensoren/
Dimbare spiegel/Knooppunt Blue&Me/Inbouwvoorbereiding
autoradio/AQS/Cruise Control F51 7,5 56
217
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
IN
NOODGEVALLEN
181-222 Alfa 159 NL:181-222 Alfa 159 1ed 31-03-2009 10:34 Pagina 217
240
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDENEen verkeerde spanning veroorzaakt
een overmatige slijtage van de banden
fig. 18:
Ajuiste spanning: gelijkmatige slijta-
ge van het loopvlak.
Bte lage spanning: te grote slijtage aan
de zijkanten van het loopvlak.
Cte hoge spanning: te grote slijtage in
het midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als
de profieldiepte van het loopvlak min-
der is dan 1,6 mm. Houdt u echter al-
tijd aan de voorschriften van het land
waarin u rijdt.
BELANGRIJKE TIPS
Voorkom bruusk remmen, met spin-
nende wielen optrekken, harde contac-
ten tussen banden en stoepranden, kui-
len en andere obstakels. Het langdurig
rijden op een slecht wegdek kan de ban-
den beschadigen.
Controleer de banden regelmatig op
scheuren in de wangen en bulten of slijt-
plekken op het loopvlak. Wendt u zich
in dit geval tot het Alfa Romeo Service-
netwerk.
Rijd nooit met een te zwaar beladen au-
to: hierdoor kunnen de banden en de
velgen ernstig beschadigd worden; stop
bij een lekke band onmiddellijk en ver-
vang de band om verdere beschadiging
van de band, de velg, de wielophanging
en de stuurinrichting te voorkomen;
WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief
het noodreservewiel, moet regelmatig,
om de twee weken en voor een lange
rit, worden gecontroleerd: de banden-
spanning moet bij koude banden wor-
den gecontroleerd.
Tijdens het rijden neemt de banden-
spanning toe; zie voor de juiste waar-
de van de bandenspanning de paragraaf
“Wielen” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
A0E0120mfig. 18
223-248 Alfa 159 NL:223-248 Alfa 159 1ed 31-03-2009 11:23 Pagina 240
243
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
RUITENSPROEIERS
Als de ruitensproeiers niet werken, con-
troleer dan eerst het niveau in het rui-
tensproeiertankje (zie de paragraaf “Ni-
veaus controleren” in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de ruiten-
sproeiermonden niet verstopt zijn. De-
ze kunnen zo nodig met een speld wor-
den doorgeprikt.
De stralen moeten op ongeveer 1/3
van de van bovenzijde de ruit worden
gericht.
KOPLAMPSPROEIERS
Controleer regelmatig of de koplamp-
sproeiers schoon en in goede staat zijn.
De koplampsproeiers schakelen auto-
matisch in als de ruitensproeiers worden
ingeschakeld en het dimlicht brandt.
Ruitenwisserbladen
vervangen fig. 19
Aanwijzingen voor het losmaken van het
wisserblad:
– plaats de ruitenwisserarm Aomhoog
van de voorruit;
– draai het blad Brond de pen Cop het
uiteinde van de arm;
– trek het blad van de pen C.
Aanwijzingen voor het plaatsen van het
wisserblad:
– plaats de pen Cin de opening in het
midden van het blad B;
– plaats de arm met het blad op de
voorruit.
A0E0080mfig. 19
223-248 Alfa 159 NL:223-248 Alfa 159 1ed 31-03-2009 11:23 Pagina 243