PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
OPMERKING
Veeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.
LET OP
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
9. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
OPMERKING
Nadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan als het
olieniveau correct is.
LET OP
DCA10400
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat de machine controleren
door een Yamaha dealer.
10. Zet de motor af, controleer dan hetolieniveau en corrigeer indien nodig.
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
3.70 L (3.91 US qt, 3.26 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
4.00 L (4.23 US qt, 3.52 Imp.qt)
1. “CD” specificatie
2. “ENERGY CONSERVING II”
1
2
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-21
2
3
4
5
67
8
9
3. Noteer de positie van de aandrijfriem
als met een riemspanningsmeter een
kracht van 45 N (4.5 kgf, 10 lbf) op de
riem wordt uitgeoefend.
OPMERKING
Een riemspanningsmeter is verkrijgbaar bij
een Yamaha dealer.
4. Bereken de riemdoorbuiging door van
de meetwaarde uit stap 3 de meet-
waarde gevonden in stap 2 af te trek-
ken.
5. Stel de riemdoorbuiging als volgt bij
als deze niet correct is.
DAU47091
Om de spanning van de aandrijfriem af
te stellen
1. Draai de wielasmoer los.
2. Draai de borgmoer los aan beide zij-
den van de achterbrug.
3. Draai om de aandrijfriem strakker te
stellen de stelmoer aan beide uitein-
den van de achterbrug in de richting
(a). Stel de aandrijfriem losser door de
stelmoer aan beide uiteinden van de
achterbrug in de richting (b) te draaien
en dan het achterwiel naar voren te
drukken.
LET OP:
Een onjuiste ket-
tingspanning leidt tot overbelasting
van de motor. Houd de kettingspan-ning binnen het gespecificeerde be-
reik.
[DCA10881]
OPMERKING
Gebruik voor een goede wieluitlijning de uit-
lijnmerktekens aan beide zijden van de ach-
terbrug en controleer of beide stelbouten
dezelfde positie hebben.
4. Trek de borgmoeren en de wielas-
moer aan met de voorgeschreven
aanhaalmomenten.
1. Riemspanningsmeter
Doorbuiging aandrijfriem:
3.0–5.0 mm (0.12–0.20 in)
1
1. Uitlijnmerktekens
2. Wielasmoer
3. Stelmoer
4. Borgmoer
1
2
(a) (b)
43
Aanhaalmomenten:
Borgmoer:
15.5 Nm (1.6 m·kgf, 11 ft·lbf)
Wielasmoer:
150 Nm (15.0 m·kgf, 108 ft·lbf)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-22
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU23101
Kabels controleren en smeren
De werking van alle bedieningskabels en de
conditie van alle kabels moet voorafgaand
aan elke rit worden gecontroleerd en de ka-
bel en kabeleinden moeten indien nodig
worden gesmeerd. Vraag een Yamaha
dealer een kabel te controleren of te ver-
vangen wanneer deze is beschadigd of niet
soepel beweegt.
WAARSCHUWING!
Schade aan de buitenkabel kan de kabel-
werking hinderen en leiden tot roestvor-
ming op de binnenkabel. Vervang een
beschadigde kabel zo snel mogelijk om
onveilige omstandigheden te voorko-
men.
[DWA10721]
DAU23111
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel
De werking van de gasgreep hoort vooraf-
gaand aan elke rit te worden gecontroleerd.
Smeer ook de gaskabel volgens de interval-
tijden gespecificeerd in het periodiek onder-
houdsschema.
DAU44271
Controleren en smeren van
rem- en schakelpedalen
De werking van het rem- en het schakelpe-
daal moet voorafgaand aan elke rit worden
gecontroleerd en de pedaalscharnierpun-
ten moeten indien nodig worden gesmeerd.
Aanbevolen smeermiddel:
Motorolie
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
7-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
nen beschadigen.
Gebruik geen bijtende chemische
reinigingsmiddelen op kunststof
delen. Vermijd het gebruik van doe-
ken of sponzen die in contact zijn
geweest met bijtende of schurende
reinigingsmiddelen, oplosmiddelen
of thinner, brandstof (benzine),
roestverwijderingsmiddelen of cor-
rosieremmers, remvloeistof, anti-
vries of elektrolyt.
Gebruik geen hogedrukreinigers of
stoomreinigers, omdat dan op de
volgende plaatsen water kan door-
dringen en zo schade kan ontstaan:
afdichtingen (van wiel- en achter-
bruglagers, voorvork en remmen),
elektrische componenten (kabel-
stekkers, messtekkers, instrumen-
ten, schakelaars en verlichting),
beluchtings- en ontluchtingsslan-
gen.
Bij motorfietsen met een kuipruit:
Gebruik geen bijtende reinigings-
middelen of harde sponzen, deze
veroorzaken dofheid en laten kras-
jes achter. Sommige reinigingsmid-
delen voor kunststof laten
eveneens krasjes achter op de
kuipruit. Test het product op een
klein, niet-zichtbaar gedeelte van dekuipruit om zeker te zijn dat geen
sporen achterblijven op de kuipruit.
Als de kuipruit krasjes vertoont,
breng dan na wassen een hoog-
waardige polish voor gebruik op
kunststof aan.
Na normaal gebruik
Verwijder vuil met warm water, een mild rei-
nigingsmiddel en een zachte, schone spons
en spoel dan grondig met schoon water.
Gebruik een tandenborstel of flessenborstel
voor moeilijk bereikbare plekken. Hardnek-
kig vastzittend vuil en insectenresten laten
gemakkelijker los als de bewuste plek alvo-
rens te reinigen een paar minuten met een
vochtige doek wordt bedekt.
Na rijden in regen, aan de kust of op bepe-kelde wegenZeelucht en wegenzout waarmee wegen in
de winter worden bestrooid hebben in com-
binatie met water een zeer corrosieve wer-
king; handel daarom als volgt na een rit in
een regenbui, nabij de kust of op bepekelde
wegen.OPMERKING
In de winter gestrooid wegenzout kan nog
tot in de lente aanwezig blijven.1. Reinig de motorfiets met koud water
en een mild reinigingsmiddel nadat de
motor is afgekoeld.
LET OP:
Gebruik
geen warm water, dit versnelt de
corrosieve werking van het
zout.
[DCA10791]
2. Laat de motorfiets drogen en breng
dan met een spuitbus een corrosiewe-
rend middel aan op alle metalen delen,
ook op verchroomde en vernikkelde
componenten, om zo corrosie te voor-
komen.
Na reiniging
1. Droog de motorfiets met een zeemle-
ren lap of een vochtabsorberende
doek.
2. Gebruik een chroompolish om ver-
chroomde, aluminium en roestvrijsta-
len delen te doen glanzen, ook het
uitlaatsysteem. (Zelfs thermische ver-
kleuringen op roestvrijstalen uitlaat-
systemen kunnen door oppoetsen
worden verwijderd.)
3. Het is aan te bevelen om met een
spuitbus een corrosiewerend middel
aan te brengen op alle metalen delen,
ook op verchroomde en vernikkelde
componenten, om zo corrosie te voor-
komen.
4. Gebruik oliespray als universeel
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
7-3
2
3
4
5
6
78
9
schoonmaakmiddel om nog achterge-
bleven vuil te verwijderen.
5. Werk kleine lakbeschadigingen door
steenslag e.d. bij.
6. Zet alle gelakte en verchroomde op-
pervlakken in de was. Vermijd produc-
ten die zowel was als
reinigingsmiddelen bevatten; vaak be-
vatten deze schuurdeeltjes die de lak
of de beschermende deklaag aantas-
ten.
7. Laat de motorfiets volledig drogen al-
vorens deze te stallen of af te dekken.
WAARSCHUWING
DWA11131
Verontreiniging van de remmen of ban-
den kan leiden tot verlies van de contro-
le over de machine.
Controleer of er geen olie of was op
de remmen of banden zit.
Reinig de remschijven en remvoe-
ringen indien nodig met een norma-
le remschijfreiniger of aceton en
spoel de banden schoon met lauw
water en een mild reinigingsmiddel.
Test de remwerking en het wegge-
drag van de machine in bochten
voordat u met hoge snelheden gaat
rijden.
LET OP
DCA10950
Breng een geringe hoeveelheid
oliespray en was aan en verwijder
overtollige hoeveelheden.
Breng nooit olie of was aan op de
aandrijfriem.
Breng oliespray of was nooit aan op
rubber of kunststof delen, behandel
deze met een daartoe bestemd ver-
zorgingsmiddel.
Vermijd het gebruik van schurende
poetsmiddelen, deze tasten de lak
aan.
OPMERKING
Vraag een Yamaha dealer om advies
over de te gebruiken producten.
Door wassen, regenachtig weer of een
vochtig klimaat kan de koplamplens
beslagen raken. Inschakelen van de
koplamp gedurende een korte periode
zal helpen bij de verwijdering van het
vocht.
DAU26281
Stalling
Korte termijn
Stal uw motorfiets steeds op een koele en
droge plek en bescherm indien nodig tegen
stof met een luchtdoorlatende stallinghoes.
LET OP
DCA10810
Als de motorfiets wordt gestald in
een slecht geventileerde ruimte of
in vochtige toestand wordt afge-
dekt met een hoes of een dekzeil,
zal water en vocht kunnen binnen-
dringen en roestvorming veroorza-
ken.
Voorkom corrosie door de machine
niet te stallen in een vochtige kel-
der, een stal (i.v.m. de aanwezig-
heid van ammoniakdamp) en in een
opslagruimte voor sterke chemica-
liën.
Lange termijn
Alvorens uw motorfiets gedurende meerde-
re maanden aaneen te stallen:
1. Volg alle instructies op in de paragraaf
“Verzorging” in dit hoofdstuk.
2. Vul de brandstoftank en voeg een sta-
bilisatoradditief (indien verkrijgbaar)