FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10460
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
DAU38530
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentekenverlichting en het
parkeerlicht gaan branden en de motor kan
worden gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
OPMERKING
De koplamp gaat automatisch branden als
de motor wordt gestart en blijft aan totdat de
sleutel naar “OFF” wordt gedraaid, zelfs als
de motor afslaat.
DAU10661
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10061
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hier-
door worden de elektrische systemen
uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden
tot verlies van de controle of een onge-
val.
DAU10681
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en
draai deze dan naar “LOCK”. Houd de
sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai deze dan naar“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAU34341
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht,
de kentekenverlichting en het parkeerlicht
branden. De alarmverlichting en richtin-
gaanwijzers kunnen worden ingeschakeld,
maar alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “ ” te kunnen draaien.
LET OP
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-
den raken.
ON
OFF
LOCK
P
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
2
34
5
6
7
8
9
seconden en laat dan de
“SELECT”-toets los.
4. Stel de helderheid van het paneel voor
de multifunctionele meter in door op
de “SELECT”-knop te drukken.
5. Druk op de toets “RESET”.
Het kilometerteller/ritteller/klok-dis-
play keert terug naar de vorige weer-
gavemodus.
DAU12347
Stuurschakelaars
LinksRechts
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “ ” voor grootlicht
en op “ ” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “/”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
1. Lichtsignaalschakelaar “ ”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”
3
41 2
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. “SELECT”-schakelaar
3. “RESET”-schakelaar
4. Startknop “ ”
5. Schakelaar alarmverlichting “ ”
1
52
3
4
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12711
Startknop “”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU41700
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting “”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.
LET OP
DCA10061
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-
den.
DAU44600
“SELECT”-schakelaar
Deze schakelaar wordt gebruikt om selec-
ties te maken in de kilometerteller- en rittel-
lerweergave en om de klok en de
helderheid van de multifunctionele meter in
te stellen.
Zie “Multifunctionele meter” op pagina 3-4
voor meer informatie.
DAU42532
“RESET”-schakelaar
Deze schakelaar wordt gebruikt om selec-ties te maken in de rittellerweergave en om
de klok en de helderheid van de multifunc-
tionele meter in te stellen.
Zie “Multifunctionele meter” op pagina 3-4
voor meer informatie.
INDEX
A
Accu ........................................................ 6-25
Achterwielophanging, smeren................. 6-24
B
Banden.................................................... 6-14
Bestuurderszadel .................................... 3-13
Bougies, controleren ................................. 6-8
Brandstof................................................. 3-11
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig ..... 5-3
C
Claxonschakelaar ..................................... 3-8
Contactslot/stuurslot ................................. 3-2
Controle- en waarschuwingslampjes ........ 3-3
Controlelampje grootlicht .......................... 3-3
Controlelampje richtingaanwijzers ............ 3-3
Controlelampje startblokkeersysteem ....... 3-4
D
Dimlichtschakelaar .................................... 3-7
Doorbuiging aandrijfriem ......................... 6-20
G
Gasgreep en gaskabel, controleren
en smeren............................................. 6-22
Gereedschapsset ...................................... 6-1
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen ............................................. 6-31
Gloeilamp remlicht/achterlicht,
vervangen ............................................. 6-29
Gloeilamp richtingaanwijzer,
vervangen ............................................. 6-30
H
Helmbevestiging ..................................... 3-13
I
Identificatienummers ................................. 9-1
Inrijperiode ................................................ 5-3
K
Kabels, controleren en smeren................ 6-22
Klepspeling .............................................. 6-14
Koplampgloeilamp, vervangen ................ 6-28
Koppelingshendel ...................................... 3-9
Koppelingshendel, vrije slag afstellen ..... 6-16
L
Lichtsignaalschakelaar .............................. 3-7
Luchtfilterelement, vervangen ................. 6-13
M
Matkleur, let op .......................................... 7-1
Modelinformatiesticker............................... 9-2
Motorolie en oliefilterpatroon ..................... 6-9
Multifunctionele meter ............................... 3-4
N
Noodstopschakelaar .................................. 3-8
O
Onderhoud, uitstootcontrolesysteem ......... 6-3
Ondersteunen van de motorfiets ............. 6-32
P
Paneel, verwijderen en aanbrengen .......... 6-8
Parkeerlichtgloeilamp, vervangen ........... 6-32
Parkeren .................................................... 5-4
Plaats van de onderdelen .......................... 2-1
Problemen oplossen ................................ 6-33
R
Rem- en koppelingshendels,
controleren en smeren .......................... 6-23
Rem- en schakelpedalen, controleren
en smeren ............................................. 6-22
Remhendel ................................................ 3-9
Remhendel, afstellen van vrije slag ......... 6-17
Remlichtschakelaar, afstellen .................. 6-18
Rempedaal .............................................. 3-10Remvloeistofniveau, controleren ............. 6-19
Remvloeistof, verversen .......................... 6-20
RESET-schakelaar .................................... 3-8
Richtingaanwijzerschakelaar ..................... 3-7
S
Schakelaar alarmverlichting ...................... 3-8
Schakelen ................................................. 5-2
Schakelpedaal........................................... 3-9
Schokdemperunit, afstellen ..................... 3-14
SELECT-schakelaar.................................. 3-8
Sleutelnummer .......................................... 9-1
Smering en onderhoud, periodiek ............. 6-4
Specificaties .............................................. 8-1
Stalling ...................................................... 7-3
Startblokkeersysteem ................................ 3-1
Starten van de motor................................. 5-1
Startknop ................................................... 3-8
Startspersysteem .................................... 3-16
Stationair toerental, controleren .............. 6-13
Storingzoekschema................................. 6-34
Stuurschakelaars ...................................... 3-7
Stuursysteem, controleren ...................... 6-25
T
Tankdop .................................................. 3-10
U
Uitlaatkatalysator ..................................... 3-12
V
Veiligheidsinformatie ................................. 1-1
Verzorging ................................................. 7-1
Voertuigidentificatienummer ...................... 9-1
Voor- en achterremblokken
controleren ............................................ 6-18
Voorvork, controleren .............................. 6-24
Vrije slag gaskabel, controleren .............. 6-14