DAU11080
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de
koplamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11350
Waarschuwingslampje
brandstofniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot
beneden ca. 2 L (0,53 US gal) (0,44
Imp.gal). Vul in dat geval zo snel mogelijk
brandstof bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een
paar seconden lang oplicht en dan dooft,
vraag dan een Yamaha dealer om het
elektrisch circuit te testen.
DAUT1932
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje begint te knip-
peren of blijft branden wanneer een elek-
trisch systeem dat de motorwerking con-
troleert, defect is. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem
te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutelnaar “ON” te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha dealer om het elektrisch circuit te
testen.
DAU27021
Controlelampje startblokkeersysteem
“”
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje kan worden gecontroleerd door de
sleutel naar “ON” te draaien.
Als het controlelampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het
startblokkeersysteem is ingeschakeld.
Het controlelampje stopt na 24 uur met
knipperen, maar het startblokkeersysteem
blijft ingeschakeld.
OPMERKING
Dit model is ook uitgerust met een zelf-
diagnosesysteem voor het startblokke-
ersysteem. Als het startblokkeersysteem
niet goed werkt, zal het controlelampje in
een bepaald patroon knipperen wanneer
de contactsleutel naar “ON” wordt gedra-
aid. Vraag in dat geval een Yamaha dealerhet zelfdiagnosesysteem te controleren.
Als het controlelampje eerst vijfmaal lang-
zaam knippert en dan herhaaldelijk twee-
maal snel, betreft het mogelijk een signa-
alstoring. Als deze fout zich voordoet,
probeer dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de
codeersleutel.
OPMERKING
Houd andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan
dezelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden
gestart.
2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te star-
ten met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeers-
leutel en beide standaardsleutels
naar een Yamaha dealer en laat de
standaardsleutels opnieuw coderen.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
1C0-F819D-D5.QXD 3/10/08 06:55 Página 19
1. Afstand
2. Tijd
3. Gemiddelde snelheid
Als het waarschuwingslampje brandstof-
niveau gaat branden (Zie pagina 3-5), wis-
selt de weergave automatisch naar
brandstofreserve-ritteller “Trip/fuel” -
modus en wordt de afgelegde afstand
vanaf dat punt aangegeven. In dat geval
wordt door het indrukken van de
“MODE”-toets in de onderstaande volgor-
de gewisseld tussen de diverse weerga-
ven van rittellers en kilometerteller:
Trip/Fuel Trip 1 Trip 2 Total
Trip/fuelAls u de ritteller op nul wilt terugstellen,
selecteert u deze met een druk op de
“MODE”-toets, waarna u de “SET”-toets
minstens 1 seconde lang ingedrukt houdt.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller
niet zelf met de hand op nul terugstelt,
wordt deze automatisch teruggesteld
zodra na het tanken 5 km (3 mi) is gereden
en verschijnt de vorige weergavemodus
weer.
Klokweergave
De klok op tijd zetten:
1. Houd de “SET”-toets minstens 2
seconden lang ingedrukt terwijl de
“Total”-weergave actief is.
2. Als de uuraanduiding begint te knip-
peren, drukt u op de “SET”-toets om
de uren in te stellen.3. Druk op de “MODE”-toets en de
minutenaanduiding zal gaan knippe-
ren.
4. Druk op de “SET”-toets om de minu-
ten in te stellen.
5. Druk op de “MODE”-toets en laat
deze dan los om de klok te starten.
De weergave keert weer terug naar
de “Total”-modus.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
1C0-F819D-D5.QXD 3/10/08 06:55 Página 22
Omgevingstemperatuurweergave
1. Waarschuwingslampje vorst “ ”
2. Minteken
3. Weergave luchtaanzuigtemperatuur
Deze weergave toont de omgevingstem-
peratuur vanaf -30 °C ( -86 °F) tot 50 °C
(122 °F).
Het waarschuwingslampje vorst “ ”
gaat automatisch branden als de tempe-
ratuur lager is dan 3 °C (37,4 °F).Indicator olieverversing “OIL”
1. Indicator olieverversing “OIL”
De motorolie moet worden ververst wan-
neer deze indicator gaat branden. De indi-
cator blijft branden totdat deze wordt
teruggesteld. Nadat de motorolie is ver-
verst, stelt u de indicator als volgt terug.
1. Houd de “MODE”-toets en de “SET”-
toets ingedrukt en draai de sleutel
naar “ON”.
2. Houd de “MODE”-toets en de “SET”-
toets nog twee tot vijf seconden
ingedrukt.
3. Laat de knoppen los. De indicator
olieverversing zal nu uitgaan.
OPMERKING
●De indicator olieverversing gaat
branden na de eerste 1000 km (600
mi) en daarna om de 3000 km (4800
mi).
●Als de motorolie werd ververst voor-
dat de indicator olieverversing
brandde (dus voordat de intervalpe-
riode voor olieverversing was vers-
treken), moet de indicator na de olie-
verversing worden teruggesteld
zodat het eerstvolgende tijdstip voor
olieverversing weer correct wordt
aangegeven. Na het terugstellen
brandt de indicator gedurende twee
seconden. Als de indicator niet gaat
branden, herhaalt u de procedure.
1
ZAUM0582
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
1C0-F819D-D5.QXD 3/10/08 06:55 Página 23
DAU15951
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle
bedieningselementen. Als u de werking
van een functie of bedieningselement niet
begrijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om
uitleg.
DWA10271
s s
WAARSCHUWING
Een onvoldoende vertrouwdheid met
de bedieningselementen kan leiden tot
verlies van de controle, met mogelijk
een ongeval of letsel tot gevolg.
DAU45310
OPMERKING
Dit model is uitgerust met een hellingsho-
eksensor, waarbij de motor afslaat bij kan-
teling. Om de motor na een kanteling weer
te starten zet u het contactslot eerst op
“OFF” en daarna op “ON”. Als u dat niet
doet zal de motor niet starten, ondanks
dat de motor wordt aangezwengeld als u
op de startknop drukt.
DAUM2231
Starten van de motorDCA10250
LET OP
Zie pagina 5-4 voor instructies over het
inrijden van de motor alvorens de
machine in gebruik wordt genomen.
Het startspersysteem staat starten alleen
toe als de zijstandaard is opgetrokken.
Zie pagina 3-19 voor meer informatie.
1. Draai de sleutel naar “ON”.
De volgende waarschuwingslampjes
en het controlelampje moeten enkele
seconden oplichten en dan uitgaan.
●Waarschuwingslampje brandstofni-
veau
●Waarschuwingslampje motorstoring
●Controlelampje startblokkeringDCA11831
LET OP
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet dooft, zie dan pagina 3-3
voor een controle van het circuit van
het betreffende waarschuwings- of
controlelampje.
2. Sluit de gasklep volledig.3. Start de motor door de startknop in
te drukken terwijl de voor- of achte-
rrem wordt bekrachtigd. LET OP:
Trek voor een maximale levens-
duur van de motor nooit hard op
als de motor koud is!
[DCA11041]
Als de motor niet wil starten, laat dan
de startknop los, wacht een paar
seconden en probeer het dan
opnieuw. Iedere startpoging moet zo
kort mogelijk duren om de accu te
sparen. Laat de startmotor nooit lan-
ger dan 10 seconden achtereen dra-
aien. Als de motor niet wil starten
draai dan de gasgreep 1/8 slag open
en probeer het nog eens.
1. Achterremhendel
2. Startknop
3. Voorremhendel
123
ZAUM0649
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
1C0-F819D-D5.QXD 3/10/08 06:55 Página 39
DAU21871
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optima-
le prestatie, levensduur en veilige werking
van uw machine.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
DWA10500
s s
WAARSCHUWING
●De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld terwijl
de banden koud zijn (wanneer de
temperatuur van de banden gelijk
is aan de omgevingstemperatuur).
●De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en
het totale gewicht van rijder, pas-
sagier, bagage en accessoires dat
voor dit model is vastgesteld.
DWA14660
s s
WAARSCHUWING
De aanwezigheid van bagage is van
grote invloed op het weggedrag, de
rem- en rij-eigenschappen en de veilig-
heid van uw machine. Neem daarom de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
●DE MACHINE NOOIT OVERBELA-
DEN! Rijden met een overbeladen
machine kan leiden tot beschadi-
ging van de banden, controlever-
lies of ernstig letsel. Zorg dat het
totale gewicht van de bestuurder,
de passagier, de bagage en de
gemonteerde accessoires nooit
het voorgeschreven maximumla-
adgewicht voor de machine
overschrijdt.
●Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
●Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dichtbij het midden
van de machine en verdeel het
gewicht over beide zijden.
●Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
●Controleer vóór iedere rit de con-
ditie en spanning van de banden.
Bandspanning (gemeten op koude
banden):
Tot 90 kg (198 lb):
Voor:
190 kPa (27,02 psi) (1,9 kgf/cm
2)
Achter:
220 kPa (31,29 psi) (2,2 kgf/cm
2)
90 kg (198 lb)~maximale:
Voor:
210 kPa (29,86 psi) (2,1 kgf/cm
2)
Achter:
250 kPa (35,55 psi) (2,5 kgf/cm
2)
Maximale belasting*:
180 kg (396,9 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
ZAUM0053
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
1C0-F819D-D5.QXD 3/10/08 06:55 Página 58
Inspectie van banden
1. Bandprofieldiepte
2. Wang van band
Voor elke rit moeten de banden worden
gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte
op het midden van de band de vermelde
limiet heeft bereikt, de band spijkers of
stukjes glas bevat of wanneer de wang
van de band scheurtjes vertoont, moet de
band onmiddellijk door een Yamaha dea-
ler worden vervangen.
OPMERKING
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem
altijd de lokale voorschriften in acht.
Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless ban-
den.
DWA10470
s s
WAARSCHUWING
●Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts
effect op de rijstabiliteit, waardoor
u de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
●De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over
de nodige vakkundige kennis en
ervaring beschikt.Voorband:
Maat:
120/70-15 M/C 56S(Michelin -
Continental)
120/70-15 M/C 56P(Pirelli)
Fabrikant/model:
Michelin/GoldStandard
Continental/ContiTwist TL
Pirelli/GTS23
Achterband:
Maat:
140/70-14 M/C 68S(Michelin -
Continental)
140/70-14 M/C 68P(Pirelli)
Fabrikant/model:
Michelin/GoldStandard
Continental/ContiTwist TL
Pirelli/GTS24
Minimale bandprofieldiepte (voor
en achter):
1.6 mm (0.06 in)
1
2
ZAUM0054
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
6
1C0-F819D-D5.QXD 3/10/08 06:55 Página 59
DAUT1404
Accu
Dit model is voorzien van een VRLA (Valve
Regulated Lead Acid)-accu. De elektrolyt
hoeft niet te worden gecontroleerd en er
hoeft geen gedistilleerd water te worden
bijgevuld. Er moet echter wel worden
gecontroleerd of de accustekker stevig is
aangesloten.
DWA10760
s s
WAARSCHUWING
●Elektrolyt is giftig en gevaarlijk
omdat het zwavelzuur bevat, een
stof die ernstige brandwonden
veroorzaakt. Vermijd contact met
de huid, ogen of kleding en bes-
cherm uw ogen altijd bij werkza-
amheden nabij accu’s. Voer als
volgt EERSTE HULP uit als er
lichamelijk contact is geweest met
elektrolyt.
•UITWENDIG: Spoel overvloedig
met water.
•INWENDIG: Drink grote hoeveel-
heden water of melk en roep
direct de hulp in van een arts.
•OGEN: Spoel gedurende 15
minuten met water en roep
direct medische hulp in.
●Accu’s produceren het explosieve
waterstofgas. Houd daarom von-
ken, open vuur, sigaretten e.d. uit
de buurt van de accu en zorg voor
voldoende ventilatie bij acculaden
in een afgesloten ruimte.
●HOUD DEZE EN ALLE ACCU’S
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN.
Om de accu op te laden
Vraag zo snel mogelijk een Yamaha dealer
de accu te laden als deze ontladen lijkt te
zijn. Vergeet niet dat de accu sneller ontla-
den raakt als de machine is uitgerust met
optionele elektrische accessoires.
DCA16520
LET OP
Voor het opladen van een VRLA (Valve
Regulated Lead Acid)-accu is een spe-
ciale acculader (met constante span-
ning) vereist. Bij gebruik van een con-
ventionele acculader raakt de accu
beschadigd. Als u niet beschikt over
een acculader met constante spanning,
laat de accu dan opladen door uw
Yamaha dealer.
Om de accu op te bergen
1. Verwijder de accu als het voertuig
langer dan een maand niet wordt
gebruikt, laad hem volledig bij en zet
dan weg op een koele en droge plek.
LET OP: Als u de accu verwijdert.
draait u eerst de sleutel naar
“OFF” en haalt u daarna de stek-
kers los.
[DCA16510]
2. Als de accu langer dan twee maan-
den wordt weggeborgen, moet deze
minstens eenmaal per maand wor-
den gecontroleerd; laad de accu dan
indien nodig steeds volledig bij.
Verwijderen van de accu
1. Open het opbergcompartiment. (Zie
pagina 3-16)
2. Verwijder het paneel door de schroef
te verwijderen.
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-24
6
1C0-F819D-D5.QXD 3/10/08 06:55 Página 66