Page 9 of 177

22
Toegang tot de auto
GIRAFON
Deze dakklep achter is alleen mogelijk
bij uitvoeringen met achterdeuren.
Openen van de girafon:
- til het zwarte hendeltje van de kap omhoog,
- duw de girafon voorzichtig naar beneden en maak de haak los,
- trek de girafon omhoog,
- open de girafon tot voorbij het zware punt om hem te blokkeren
met de steunen. Steunstang
U heeft de beschikking over een
steunstang voor het vervoer van lange
stukken na het openen van de girafon.
Klap de steunstang neer door de
hendel omhoog te zetten.
Breng het uiteinde van de stang naar
de achterdeursponning.
Houd de te vervoeren lange
voorwerpen met één hand vast, til
ze op en zet met de andere hand de
steunstang terug.
Controleer of deze goed is vergrendeld
door de handgreep naar beneden te
duwen tot voorbij het zware punt en zet
de lading stevig vast. De achterbumpers zijn versterkt
voor het gebruik als treeplank bij
het instappen in de laadruimte.
Ga nooit rijden als de steunstang
niet op zijn plaats zit.
De achterdeuren kunnen alleen
worden vergrendeld als de steunstang
is geplaatst.
Let bij het rijden met geopende
girafon op wegen met een beperkte
doorrijhoogte.
Laat geen belading tegen de
achterdeuren rusten.
Respecteer de wettelijke voorschriften
om medeweggebruikers op de
uítstekende belading te attenderen.
De steunen opzij kunnen worden
gebruikt als bevestigingspunten.
- laat het zwarte hendeltje zakken
om de girafon te vergrendelen.
Door de girafon te vergrendelen, wordt
deze goed op het rubber geplaatst
waardoor een juiste afdichting, zonder
bijgeluiden, is gegarandeerd.
Sluiten van de girafon:
- controleer of de steunstang goed is vergrendeld,
- laat de girafon zakken,
- pak, terwijl u de girafon naar beneden duwt, de twee ringen van
de veer vast en zet de haak op zijn
plaats,
Page 10 of 177

23
Toegang tot de auto
VOORDAT u GAAT RIJDEN
2
ACHTERKLEP (volgens uitvoering)
Van buitenaf
De achterklep kan worden
vergrendeld en ontgrendeld met de
afstandsbediening.
Druk om de achterklep te openen op
de knop onder de sierlijst en trek de
klep open.
U kunt gebruik maken van een lus om
de geopende achterklep te sluiten.
Trek de achterklep omlaag tot aan het
evenwichtspunt en duw de achterklep
vervolgens volledig dicht. Van binnenuit
Noodbediening
Hiermee kan bij een eventuele storing
in de centrale vergrendeling de
achterklep van binnenuit ontgrendeld
worden.
Steek een kleine schroevendraaier in
de opening tussen de achterklep en
de vloer. Verplaats de nok naar links
om het slot te ontgrendelen en duw de
klep vervolgens open.
Ruit van de achterklep
De ruit van de achterklep kunt u
openen, zodat u het achtercompartiment
rechtstreeks kunt bereiken zonder dat u
de klep hoeft te openen.
Openen
Druk nadat u de auto met de
afstandsbediening of de sleutel hebt
ontgrendeld op de knop en til de
achterruit op om hem te openen.
Sluiten
Sluit de achterruit door op het midden
van de ruit te drukken totdat deze
volledig gesloten is.
De achterklep en de ruit van de
klep kunnen niet gelijktijdig worden
geopend. De ruit zou anders
beschadigd kunnen raken.
Page 11 of 177

Toegang tot de auto Het lampje in de schakelaar:
- knippert als de portieren worden vergrendeld terwijl de auto stilstaat
en het contact uit staat.
- brandt als de portieren worden vergrendeld en vanaf het moment dat
het contact aan staat.
CENTRALE VERGRENDELING
Cabine en
laadruimte
Laadruimte Vergrendelen tijdens het rijden
Het systeem vergrendelt de achterdeuren
zodra een snelheid van 10 km/h
wordt bereikt. Op dat moment klinkt
het geluidssignaal voor de centrale
vergrendeling. Het lampje in de schakelaar
op het centrale bedieningspaneel op het
dashboard gaat branden.
Als tijdens het rijden één van de
achterdeuren wordt geopend wordt de
auto volledig ontgrendeld.
Bij een ernstige aanrijding worden alle
opengaande delen eveneens ontgrendeld,
om de auto toegankelijk te maken voor
eventuele hulpverlenende instanties.
Anti-overvalsysteem
Door eenmaal te drukken
worden de portieren en
achterdeuren centraal
vergrendeld, op voorwaarde
dat deze gesloten zijn.
Door nogmaals te drukken wordt de
auto weer ontgrendeld.
De schakelaar werkt niet als de auto is
vergrendeld met de afstandsbediening
of van buitenaf met de sleutel. Inschakeling/uitschakeling van het
systeem
Als het contact aan staat, kan
het systeem worden in- of
uitgeschakeld door éénmaal
lang op de knop te drukken.
Verklikkerlampje geopend portier
Als het verklikkerlampje gaat
branden, controleer dan of
de portieren en achterdeuren
goed gesloten zijn.
Door eenmaal te drukken
worden de achterdeuren
van de laadruimte centraal
vergrendeld/ontgrendeld,
onafhankelijk van de status
van de vergrendeling van de cabine.
De achterdeuren kunnen altijd van
binnenuit geopend worden.
Page 12 of 177
22
Cockpit
VOORDAT u GAAT RIJDEN
COCKPIT
INSTRUMENTENPANEEL
Klokken
1. Kilometer-/mijlenteller.
2. Display.
3. Brandstofniveaumeter,
koelvloeistoftemperatuurmeter.
4. Toerenteller.
5. Nulstelling dagteller/
onderhoudsindicator.
6. Dimmer dashboardverlichting. Displays
- Snelheidsbegrenzer/-regelaar.
- Afgelegde afstand in km/mijl.
- Onderhoudsindicator,
motorolieniveaumeter, kilometer-/
mijlenteller.
- W a t e r i n b r a n d s t o f fi l t e r .
- Voorgloeien diesel. Displays
De informatie die op het
instrumentenpaneel wordt
weergegeven hangt af van de
uitrusting van de auto.
Page 13 of 177

26
Cockpit Middenconsole met display
Instrumentenpaneel zonder display
- rechtsom draaien: uren verhogen (houd de knop naar rechts om
de tijd in een sneller tempo in te
stellen),
- linksom draaien: tijdsaanduiding in 24H of 12H,
- rechtsom draaien: 24H of 12H selecteren,
- linksom draaien: ingestelde tijd bevestigen.
Als er ongeveer 30 seconden geen
handelingen worden uitgevoerd,
verschijnt de huidige weergave.
TIJD INSTELLEN
Raadpleeg om de op het display
weergegeven tijd en datum in te
stellen in de rubriek 9 het gedeelte
"Datum en tijd instellen".
Middenconsole zonder display
Met de knop aan de
linkerzijde kan het klokje
worden ingesteld door de
handelingen in onderstaande
volgorde uit te voeren:
- linksom draaien: de minuten knipperen,
- rechtsom draaien: minuten verhogen (houd de knop naar
rechts om de tijd in een sneller
tempo in te stellen),
- linksom draaien: de uren knipperen, De tijdweergave is afhankelijk
van de uitvoering. De toegang
tot de Datum is alleen actief
als de datum geheel in letters
wordt weergegeven (volgens
uitvoering).
Page 14 of 177

27
22
Cockpit
VOORDAT u GAAT RIJDEN
VERKLIKKERLAMPJES
Bij elke start gaat een aantal verklikkerlampjes branden ter controle. Deze lampjes gaan meteen weer uit. Als een
verklikkerlampje bij draaiende motor blijft branden of gaat kni pperen, wordt het een waarschuwing. Dit kan gebeuren in
combinatie met een geluidssignaal en een melding op het d isplay.
Negeer deze waarschuwingen niet.
Verklikkerlampje status signaleert Oplossing - actie
STOP brandt, in
combinatie
met een ander
verklikkerlampje
en een melding
op het scherm. ernstige storingen met
betrekking tot de functies
"Remvloeistofniveau",
"Motoroliedruk
en -temperatuur",
"Koelvloeistoftemperatuur",
"Elektronische
remdrukregelaar",
"Stuurbekrachtiging".
Stop onmiddellijk en zet het contact af. Laat
uw auto controleren door het
PEUGEOT-netwerk .
Handrem /
Remvloeistofniveau /
REF
brandt. handrem aangetrokken of
niet goed losgezet. Zet de handrem los, het verklikkerlampje zal
uitgaan.
brandt. een te laag vloeistofniveau. Vul de door PEUGEOT voorgeschreven
remvloeistof bij.
blijft branden,
ondanks correct
niveau, in
combinatie met het
verklikkerlampje ABS. een storing in
de elektronische
remdrukregelaar (REF).
Stop onmiddellijk en zet het contact af. Laat
uw auto controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Motoroliedruk en
motorolietemperatuur
gaat branden
tijdens het
rijden. onvoldoende druk of te hoge
temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de mo
torolie
afkoelen. Controleer het motorolieniveau met de
peilstok. Zie in rubriek 6 het gedeelte "Niveaus".
blijft branden,
ondanks
correct niveau. een ernstige storing. Laten controleren door het PEUGEOT net
werk.
Page 15 of 177

28
Cockpit
Verklikkerlampje status signaleert Oplossing - actie
Koelvloeistoftemperatuur
en -niveau
brandt en
wijzer in het
rode gebied. een abnormale verhoging
van de temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de
koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het
niveau.
knippert. een te laag
koelvloeistofniveau. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus".
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Service blijft kort
branden.
kleine storingen of
waarschuwingen.
Raadpleeg het "Logboek meldingen" op het
display. Zie in rubriek 9 het gedeelte "Autoradio -
Boordcomputer" (volgens uitvoering). Raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk.
blijft branden. ernstige storingen.
Veiligheidsgordel
niet
vastgemaakt
brandt en gaat
vervolgens
knipperen. de bestuurder heeft zijn
veiligheidsgordel niet
vastgemaakt.
Doe de gordel om en steek de gesp in de
gordelsluiting.
knippert in
combinatie met een
geluidssignaal en blijft
vervolgens branden. de bestuurder rijdt terwijl
de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt. Trek aan de gordel om de vergrendeling van de
gesp te controleren. Zie in rubriek 4 het gedeelte
"Veiligheidsgordels".
Page 16 of 177

29
22
Cockpit
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Verklikkerlampje status signaleert Oplossing - actie
Airbag vóór /
zij-airbag knippert of
blijft branden.
een defecte airbag. Laat het systeem onmiddellijk controleren door
het PEUGEOT-netwerk. Zie in de rubriek 4 het
gedeelte "Airbags".
Uitschakeling
airbag vóór aan
passagierszijde brandt. de airbag is handmatig
uitgeschakeld en er is een
kinderzitje geplaatst met de
rug in de rijrichting. Zie in rubriek 4 het gedeelte "Airbags - kinderen
aan boord".
Laag
brandstofniveau
brandt en
wijzer in het
rode gebied. een bijna lege
brandstoftank. Tank bij de eerstvolgende gelegenheid. De
actieradius met de resterende hoeveelheid
b r a n d s t o f i s a f h a n k e l i j k v a n d e r i j s t i j l , h e t p r o fi e l
van de weg, de verstreken tijd en het aantal
gereden kilometers sinds het lampje brandt.
knippert. onderbreking van de
brandstoftoevoer ten gevolge
van een ernstige aanrijding. Herstel de brandstoftoevoer. Zie in rubriek 6 het
gedeelte "Brandstof".
Emissieregeling
EOBD knippert of
blijft branden. storing in het systeem. De katalysator kan beschadigd raken. Laat uw
auto controleren door het PEUGEOT-netwerk.
Laden accu brandt.
een storing in het
laadcircuit. Controleer de accupolen. Zie in de rubriek 7 het
gedeelte "Accu".
knippert. het overgaan naar de
waakfase van de actieve
functies (eco-mode). Zie in rubriek 7 het gedeelte "Accu".
blijft branden
ondanks
controle. een storing in een elektrisch
circuit, de ontsteking of het
brandstofsysteem.
Laten controleren door het PEUGEOT netwerk.