120
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Het gewicht van de aanhanger dat op
de trekhaak rust, moet worden afge-
trokken van het laadvermogen van de
auto. Om er zeker van te zijn dat u het
maximum toelaatbaar aanhangerge-
wicht niet overschrijdt (aangegeven op
de typegoedkeuring), moet u er reke-
ning mee houden dat het maximum be-
trekking heeft op het totale gewicht van
de aanhangwagen of caravan, inclusief
accessoires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen
die voor auto’s met aanhanger gelden.
U mag in geen geval harder rijden
dan 100 km/h.
Het ABS waarmee de auto
is uitgerust, werkt niet op
het remsysteem van de aanhanger.
Wees daarom extra voorzichtig op
gladde wegen.
ATTENTIE
Voer in geen geval modifi-
caties aan het remsysteem
van de auto uit. Het remsysteem
van de aanhanger moet geheel on-
afhankelijk van het hydraulisch
remsysteem van de auto worden
bediend.
ATTENTIE
TREKHAAK MONTEREN
De trekhaak moet door gespeciali-
seerd personeel aan de carrosserie
worden bevestigd waarbij de richtlij-
nen die hierna zijn opgenomen, moe-
ten worden aangehouden. Deze richt-
lijnen worden eventueel aangevuld
door extra informatie van de fabri-
kant van de trekhaak.
De te installeren trekhaak moet vol-
doen aan de huidige ECE-normen
94/20 en daarop volgende wijzigin-
gen.
Voor iedere uitvoering moet een trek-
haak worden gebruikt die geschikt is
voor het maximale aanhangergewicht
van de auto waarop de trekhaak
wordt bevestigd.
Voor de elektrische aansluiting moet
een gestandaardiseerde stekkerverbin-
ding worden gebruikt die kan worden
bevestigd op de daarvoor bestemde
steun op de trekhaak. Bovendien moet
op de auto een regeleenheid voor de
buitenverlichting van de aanhanger
worden geïnstalleerd. Voor de elektrische aansluiting moet
een 7- of 13-polige 12VDC stekker-
verbinding (CUNA/UNI- en ISO/
DIN-normen) worden gebruikt, waar-
bij eventuele aanwijzingen van de fa-
brikant van de auto en/of van fabri-
kant van de trekhaak moeten worden
opgevolgd.
Eventueel elektrisch geregelde rem-
men of andere systemen (lier, enz)
moeten rechtstreeks op de accu wor-
den aangesloten met een kabel met
een diameter van minimaal 2,5 mm2.
BELANGRIJK De elektrisch geregelde
rem of lier kan alleen gebruikt wor-
den als de motor is ingeschakeld.
Naast de op het schema aangegeven
aansluitingen, is slechts een aanslui-
ting voor een eventuele elektrisch ge-
regelde rem toegestaan en een voor
een 15W-gloeilamp voor de binnen-
verlichting van de caravan.
Gebruik voor de aansluitingen de
aparte module met een kabel vanaf de
accu met een diameter van ten min-
ste 2,5 mm
2.
125
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
LAMPJES EN BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN........................... 126
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU................ 126
AANGETROKKEN HANDREM......................... 126
STORING AIRBAGSYSTEEM............................ 126
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR 127
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE
OPGELADEN ................................................... 127
TE LAGE MOTOROLIEDRUK ........................... 128
OLIEKWALITEIT ONVOLDOENDE ............... 128
STORING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE” ...... 128
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN ............ 128
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL ..... 128
STORING EBD ................................................. 129
STORING IN INSPUITSYSTEEM ..................... 129
STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM
(EOBD) ............................................................. 129
UITGESCHAKELDE
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE.............................. 130
STORING ABS ..................................................130
BRANDSTOFRESERVE ................................... 130
VOORGLOEI-INSTALLATIE ........................... 131STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE 131
WATER IN BRANDSTOFFILTER .................... 131
STORING ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING - LANCIA CODE ..........131
MISTACHTERLICHTEN .................................. 131
ALGEMENE STORINGSMELDING .................. 132
VERSLETEN REMBLOKKEN .......................... 133
VERSTOPT ROETFILTER ............................... 133
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN ..... 133
FOLLOW ME HOME ....................................... 133
MISTLAMPEN VOOR ...................................... 133
RICHTINGAANWIJZER LINKS ....................... 134
RICHTINGAANWIJZER RECHTS .................... 134
INSCHAKELING ELEKTRISCHE STUURBE-
KRACHTIGING “DUALDRIVE” ...................... 134
SNELHEIDSREGELAAR (CRUISE-CONTROL) 134
GROOTLICHT ................................................. 134
KANS OP GLADHEID ...................................... 134
BEPERKTE ACTIERADIUS ............................. 134
130
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
Ugaat niet bran-
den of het gaat branden of
knipperen tijdens het rijden (er ver-
schijnt ook een bericht op het dis-
play), wendt u dan zo snel mogelijk
tot de Lancia-dealer. De werking
van het lampje
Ukan worden ge-
controleerd met behulp van speciale
apparatuur van de verkeerspolitie.
Houdt u aan de wetgeving van het
land waarin u rijdt.
AIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
UITGESCHAKELD
(geel)
Het lampje “brandt als de frontair-
bag aan passagierszijde is uitgescha-
keld.
Als u bij ingeschakelde frontairbag
aan passagierszijde de contactsleutel
in stand MARdraait, gaat het lampje
“ongeveer 4 seconden branden en
vervolgens 4 seconden knipperen.
Hierna moet het lampje doven.
“
Een defect lampje “wordt
aangegeven door het bran-
den van het lampje
¬. Bovendien
kunnen de airbags aan passagiers-
zijde (frontairbag en zij-airbag)
automatisch worden uitgeschakeld.
Voordat u verder rijdt, dient u con-
tact op te nemen met de Lancia-
dealer om het systeem direct te la-
ten controleren.
ATTENTIE
STORING ABS (geel)
Als u de contactsleutel in
stand MARdraait, gaat het
lampje branden. Na enkele
seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als het sys-
teem defect of niet beschikbaar is. In
dat geval blijft het remsysteem nor-
maal werken, maar zonder de moge-
lijkheden van het ABS. Rijd voorzich-
tig verder en wendt u zo snel mogelijk
tot de Lancia-dealer.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
>
RESERVEBRANDSTOF
(geel)
Als u de contactsleutel in
stand MARdraait, gaat het
lampje branden. Na enkele seconden
moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als er nog
ongeveer 6/7 liter brandstof in de
tank aanwezig is.
BELANGRIJK Als het waarschu-
wingslampje knippert, dan is er een
storing in het systeem. Wendt u in dit
geval tot de Lancia-dealer om het sys-
teem te laten controleren.
K
142
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
PROCEDURE VOOR HET
VERVANGEN VAN DE SPUITBUS
Ga als volgt te werk voor het vervan-
gen van de spuitbus:
❒maak de koppeling A-fig. 9los;
❒draai de te vervangen spuitbus
linksom en trek de spuitbus om-
hoog;
❒plaats de nieuwe spuitbus en draai
de spuitbus rechtsom;
❒sluit de koppeling Aaan op de
spuitbus en plaats de doorzichtige
vulbuis Bin het daarvoor be-
stemde vak.
fig. 9L0D0368m
U moet absoluut aangeven
dat de band is gerepareerd
met de snelle bandenreparatieset.
Overhandig de informatiefolder
aan het personeel dat de band re-
pareert die behandeld is met de
bandenreparatieset.
ATTENTIEWIEL
VERWISSELEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Voor het verwisselen van het wiel en
voor het juiste gebruik van de krik en
het noodreservewiel moeten de on-
derstaande voorzorgsmaatregelen in
acht worden genomen.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust
met “Fix&Go (snelle bandenrepara-
tieset)”, zie dan de betreffende in-
structies in de vorige paragraaf.
143
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Het bijgeleverde noodre-
servewiel behoort bij de
auto waarbij het geleverd is;
gebruik het reservewiel niet bij
andere auto’s en monteer geen
reservewielen van andere auto’s.
Het noodreservewiel mag alleen in
noodgevallen worden gebruikt. Het
noodreservewiel moet zo kort
mogelijk gebruikt worden en er
mag niet sneller dan 80 km/h mee
worden gereden. Op het noodreser-
vewiel is een oranje sticker aange-
bracht waarop de belangrijkste
aanwijzingen en de beperkingen
staan vermeld met betrekking tot
het gebruik van het reservewiel.
Deze sticker mag absoluut niet
worden verwijderd of afgedekt. Op
het noodreservewiel mag nooit een
wieldeksel worden gemonteerd. Op
de sticker staan de volgende aan-
wijzingen in vier talen vermeld: at-
tentie! alleen voor tijdelijk gebruik!
max. 80 km/h! vervang zo snel
mogelijk door normale band.
Bedek deze aanwijzingen niet.
ATTENTIE
Bij een gemonteerd nood-
reservewiel veranderen de
rij-eigenschappen van de auto.
Vermijd met vol gas optrekken,
bruusk remmen en hoge snelheden
in de bochten. Het noodreservewiel
heeft een levensduur van ongeveer
3000 km. Na deze afstand moet de
band van het noodreservewiel ver-
vangen worden door een nieuwe
band van hetzelfde type. Monteer
nooit een normale band op de velg
van het noodreservewiel. Laat het
verwisselde wiel zo snel mogelijk
repareren en monteren. Gebruik
nooit twee of meer noodreserve-
wielen. Smeer de schroefdraad van
de wielbouten niet met vet in, voor-
dat u ze monteert: de bouten kun-
nen loslopen.
ATTENTIE
De krik dient uitsluitend
voor het verwisselen van
een wiel van de auto waarbij de
krik geleverd is of voor auto’s van
hetzelfde model. Gebruik de krik
niet voor het opkrikken van andere
auto’s. En beslist nooit voor het
uitvoeren van werkzaamheden on-
der de auto. Als de krik niet juist
geplaatst wordt, kan de opgekrikte
auto van de krik vallen. Op een
sticker op de krik is het maximum
hefvermogen aangegeven; de krik
mag nooit voor een zwaardere last
worden gebruikt. Het noodreserve-
wiel is niet geschikt voor de mon-
tage van sneeuwkettingen. Als u
een lekke voorband (aangedreven
wiel) hebt en er moet met sneeuw-
kettingen worden gereden, dan
moet u een wiel van de achteras af-
halen en daarvoor in de plaats het
noodreservewiel monteren. Zo hebt
u op de vooras twee normale wie-
len waarop u sneeuwkettingen kunt
monteren.
ATTENTIE
144
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Door een verkeerde mon-
tage kan het wieldeksel
tijdens het rijden loslaten. Maak
het ventiel absoluut niet open.
Plaats geen enkel stuk gereedschap
tussen velg en band. Controleer re-
gelmatig de spanning van de ban-
den en van het noodreservewiel en
houdt u daarbij aan de waarden
die beschreven staan in het hoofd-
stuk “Technische gegevens”.
ATTENTIEHet is nodig te weten dat:
❒de krik niet kan worden gerepa-
reerd: bij een defect moet de krik
door een krik van hetzelfde type
worden vervangen;
❒buiten de slinger geen enkel ander
gereedschap op de krik gemon-
teerd mag worden.
Ga voor het verwisselen van een wiel
als volgt te werk:
❒zet de auto stil op een plaats waar
het verkeer niet in gevaar wordt
gebracht en in alle veiligheid het
wiel kan worden verwisseld. Zet
de auto zo mogelijk op een vlakke
en stevige ondergrond;
❒zet de motor uit en trek de hand-
rem aan;
❒schakel de eerste versnelling of de
achteruit in;
❒til de bekleding op de vloer van de
bagageruimte op;
❒draai de blokkeerschroef A-fig. 10
los;
❒neem de gereedschaphouder Buit
en zet de houder dicht bij het te
verwisselen wiel;
❒neem het noodreservewiel Cuit;
L0D0161mfig. 10
159
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ZEKERINGENTABEL
Zekeringenkast dashboard
VERBRUIKERSZEKERING AMPÈRE
Dimlicht rechtsF12 15
Dimlicht links/hoogteverstelling koplampenF13 15
Relaisspoelen zekeringenkast motorruimte / body computer F31 7,5
BeschikbaarF32 –
Ruitbediening linksachterF33 20
Ruitbediening rechtsachterF34 20
+15 Cruise-control, signaal op rempedaalschakelaar voor regeleenheden, achteruitrijlicht (*) F35 7,5
+30 Inbouwvoorbereiding regeleenheid aanhanger, sloten achter en voor met regeleenheid voor ieder portier (*) F36 10
+15 Derde remlicht, instrumentenpaneel, remlichten (*) F37 7,5
Portiervergrendeling, actuator tankklepjeF38 20
+30 Diagnosestekker EOBD, autoradio, navigatiesysteem, regeleenheid bandenspanning (*)F39 10
AchterruitverwarmingF40 30
SpiegelverwarmingF41 7,5
+15 Regeleenheid ABS / ESP (*)F42 7,5
Ruitenwissers/-sproeiers voor/achterF43 30
Aansteker / stekkerdoos op tunnelconsoleF44 15
StoelverwarmingF45 15
Stekkerdoos bagageruimteF46 15
Voeding regeleenheid bestuurdersportier (ruitbediening) F47 20
Voeding regeleenheid passagiersportier (ruitbediening) F48 20
+15 Servizi (verlichting bedieningsknoppen op het dashboard links en in het midden, elektrisch verstelbare spiegels,
verlichting bedieningsknoppen stoelverwarming,inbouwvoorbereiding mobiele telefoon, navigatiesysteem, regen-/-
schemersensor, regeleenheid parkeersensoren, verlichting bedieningsknoppen opendak) (*) F49 7,5
Regeleenheid airbagF50 7,5
+15 Regeleenheid bandenspanningF51 7,5
Ruitenwisser/-sproeier achter, aanstekerF52 15
+30 Richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, instrumentenpaneel (*) F5 7,5
(*) +30 = voedingsspanning vanaf accu (niet via contactslot)
+15 = voedingsspanning geschakeld via contactslot
175
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Bij zeer zware klimatologische om-
standigheden raden wij een mengsel
aan van 60% PARAFLU UPen 40%
gedemineraliseerd water.
RUITENSPROEIERVLOEISTOF
fig. 11
Til de dop Aop en vul het reservoir
met een mengsel van water en TU-
TELA PROFESSIONAL SC 35in de
volgende mengverhouding:
❒30% TUTELA PROFESSIONAL
SC 35en 70% water in de zomer;
❒50% TUTELA PROFESSIONAL
SC 35 en 50% water in de winter.
Bij temperaturen onder –20°C TU-
TELA PROFESSIONAL SC 35on-
verdund gebruiken.
Controleer visueel het niveau van de
vloeistof in het reservoir.
Het motorkoelsysteem is
gevuld met PARAFLU UP-
koelvloeistof. Als eventueel moet
worden bijgevuld, gebruik dan
vloeistof met dezelfde specificaties
als waarmee het motorkoelsysteem
is gevuld. PARAFLU UP-koelvloei-
stof kan niet worden gemengd met
welke andere koelvloeistof dan ook.
Als dit toch gebeurt, mag de motor
absoluut niet worden gestart en
moet u zich tot de Lancia-dealer
wenden.
ATTENTIE
Vervang de dop zonodig
alleen door een exemplaar
van hetzelfde type, anders kan de
werking van het systeem in gevaar
worden gebracht.
ATTENTIE
fig. 11L0D0212m
Rijd niet met een leeg rui-
tensproeierreservoir: de
ruitensproeiers zijn van funda-
menteel belang voor een optimaal
zicht.
ATTENTIE
Enkele in de handel ver-
krijgbare ruitensproeier-
vloeistoffen zijn licht ontvlambaar.
In de motorruimte bevinden zich
warme onderdelen die bij contact
de vloeistof kunnen doen ontbran-
den.
ATTENTIE