116DASHBOARD EN BEDIENING
❍De sensoren signaleren een niet bestaand object (“echo-
storing”); dit wordt veroorzaakt door mechanische sto-
ringen, bijvoorbeeld: wassen van de auto, regen (met
veel wind) en hagel.
❍De metingen van de sensoren kunnen beïnvloed wor-
den/zijn door ultrasone systemen (bijv. luchtdruk-
remmen van vrachtwagens of pneumatische hamers)
die zich in de nabijheid bevinden.
❍De prestaties van het parkeerhulpsysteem kunnen ook
beïnvloed worden door de positie van de sensoren. Bij-
voorbeeld als de stand van de auto wordt gewijzigd (door
slijtage van schokdempers, wielophanging) of door de
banden te verwisselen, de auto te zwaar te beladen of
door speciale aanpassingen waardoor de auto verlaagd
wordt.
De verantwoordelijkheid tijdens het parke-
ren en andere gevaarlijke handelingen ligt al-
tijd en overal bij de bestuurder. Controleer
als u de auto parkeert of zich geen personen (voor-
al kinderen), dieren of obstakels in de buurt van de
auto bevinden. De parkeersensoren moeten als een
hulpmiddel voor de bestuurder beschouwd worden.
De bestuurder moet tijdens eventueel gevaarlijke
parkeermanoeuvres altijd volledig zijn aandacht
behouden, ook als de manoeuvres met lage snelheid
worden uitgevoerd.
EXTRA ACCESSOIRES
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren
die constante voeding nodig hebben (autoradio, anti-dief-
stalsatellietbewaking, enz.), of accessoires die de elektri-
sche installatie zwaar belasten, wendt u dan tot het Lan-
cia Servicenetwerk. Deze kan u de meest geschikte in-
stallaties aanraden uit het Lancia Lineaccessori-pro-
gramma en controleren of de elektrische installatie van de
auto geschikt is voor het extra stroomverbruik of dat het
noodzakelijk is een accu met een grotere capaciteit te mon-
teren.
INSTALLATIE VAN
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE SYSTEMEN
De elektrische/elektronische systemen die na aankoop van
het voertuig en binnen de aftersales-service worden ge-
monteerd, moeten voorzien zijn van het merkteken:
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montage van zendont-
vangstapparatuur op voorwaarde dat de montagewerk-
zaamheden op de juiste wijze bij een gespecialiseerd bedrijf
worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen van de fa-
brikant in acht moeten worden genomen.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 116
DASHBOARD EN BEDIENING117
1
WAARSCHUWING Als door de montage van systemen de
kenmerken van het voertuig worden gewijzigd, kan het
kentekenbewijs worden ingenomen door de bevoegde in-
stanties en eventueel de garantie komen te vervallen bij
defecten die veroorzaakt zijn door de bovengenoemde mo-
dificatie of op defecten die direct of indirect daarvan het
gevolg zijn.
Fiat Group Automobiles S.p.A. is op geen enkele wijze ver-
antwoordelijk voor schade die het gevolg is van de instal-
latie van accessoires die niet door Fiat Group Automobi-
les S.p.A. zijn geleverd of aanbevolen en die niet conform
de geleverde instructies zijn geïnstalleerd.RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE
TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 mc en soort-
gelijke apparatuur) mogen niet in de auto worden ge-
bruikt, tenzij gebruik wordt gemaakt van een aparte an-
tenne aan de buitenkant van het voertuig.
WAARSCHUWING Het gebruik van dergelijke appara-
ten in de auto (zonder buitenantenne) kan mogelijk schade-
lijk zijn voor de gezondheid van de inzittenden en de wer-
king van de elektronische systemen in het voertuig nega-
tief beïnvloeden. Hierdoor kan de veiligheid in gevaar wor-
den gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit aan-
zienlijk beperkt door de isolerende eigenschappen van de
carrosserie.
Houdt u bij het gebruik van mobiele telefoons (GSM,
GPRS, UMTS) met het officiële EU-keurmerk, strikt aan
de instructies die door de fabrikant van de mobiele tele-
foon zijn bijgeleverd.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 117
118DASHBOARD EN BEDIENING
TANKEN MET DE AUTO
BENZINEMOTOREN
Tank uitsluitend loodvrije benzine met een octaangehal-
te van ten minste 95 RON.
WAARSCHUWING Een beschadigde katalysator laat
schadelijke stoffen in het uitlaatgas achter, waardoor het
milieu wordt vervuild.
WAARSCHUWING Tank met de auto nooit, niet in nood-
gevallen en ook niet een klein beetje, loodhoudende ben-
zine. U zou de katalysator onherstelbaar beschadigen.DIESELMOTOREN
Werking bij lage temperaturen
Bij lage buitentemperaturen kan de vloeibaarheid van de
diesel lager worden door de vorming van paraffine; hier-
door werkt het brandstofsysteem niet meer op de juiste
manier.
Om dit probleem te voorkomen wordt er, afhankelijk van
het seizoen, dieselbrandstof geleverd die speciaal voor de
zomer, voor de winter en voor zeer lage temperaturen
(bergachtige/koude gebieden) is ontwikkeld. Als diesel-
brandstof wordt getankt die niet toereikend is voor de
gebruikstemperatuur, raden wij aan de dieselbrandstof
te mengen met het vorstbeveiligingsmiddel TUTELA DIE-
SEL ART in de verhouding die in de gebruiksaanwijzing
van het middel is aangegeven. Doe eerst het middel in de
tank en voeg daarna de dieselbrandstof toe.
Als het voertuig lange tijd wordt gebruikt / stilstaat in
bergachtige/koude gebieden, moet diesel worden getankt
die ter plaatse beschikbaar is.
In dat geval moet bovendien meer dan 50% van de nut-
tige inhoud in de tank achterblijven.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 118
DASHBOARD EN BEDIENING119
1
TANKINHOUD
Om te zorgen dat de tank volledig gevuld wordt, moet u
twee keer bijvullen nadat het vulpistool voor de eerste keer
afslaat. Vul niet nog een keer bij om storingen in het
brandstofsysteem te voorkomen..
Tank bij auto’s met dieselmotor uitsluitend
dieselbrandstof voor motorvoertuigen die vol-
doet aan de Europese specificatie EN590.
Door het gebruik van andere producten of mengsels
kan de motor onherstelbaar worden beschadigd en
vervalt mogelijk de garantie. Mocht onverhoopt een
ander type brandstof worden getankt, dan mag de
motor niet worden gestart en moet de brandstoftank
worden afgetapt. Ook als de motor slechts kort heeft
gedraaid, moet naast de brandstof in de brandstof-
tank, ook alle brandstof uit de brandstofleidingen
worden afgetapt.DOP VAN DE BRANDSTOFTANK fig. 70
De tankdop B is voorzien van een koord C dat aan het klep-
je A vastzit, om verlies van de dop te voorkomen.
Draai de tankdop B open. Omdat de tank hermetisch is af-
gesloten, kan een kleine overdruk worden waargenomen.
Het is daarom normaal als u bij het losdraaien van de tank-
dop een sissend geluid hoort. Plaats tijdens het tanken de
dop in de uitsparing op het klepje, zoals in de figuur is af-
gebeeld.
fig. 70L0E0060m
Kom niet bij de vulopening met open vuur of
een brandende sigaret: brandgevaar. Houd
uw hoofd ook niet dichtbij de vulopening om
te voorkomen dat u schadelijke dampen inademt.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 119
120DASHBOARD EN BEDIENING
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor benzinemotoren zijn:
❍driewegkatalysator (katalysator);
❍lambdasondes;
❍benzinedamp-opvangsysteem.
Laat de motor nooit, ook niet tijdens testwerkzaamheden,
met losgenomen bougiekabels draaien.
De emissiereductiesystemen voor dieselmotoren zijn:
❍oxidatiekatalysator;
❍uitlaatgasrecirculatie-systeem (EGR).
❍roetfilter (DPF - waar voorzien).
Onder normale bedrijfsomstandigheden
wordt de katalysator zeer warm. Parkeer de
auto dus niet boven brandbaar materiaal
(gras, droge bladeren, dennennaalden enz.): brand-
gevaar.
ROETFILTER DPF (DIESEL PARTICULATE
FILTER) (waar voorzien)
Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate Filter) is een me-
chanisch filter in het uitlaatsysteem dat de roetdeeltjes in
het uitlaatgas van dieselmotoren opvangt. Het filter vangt
bijna de totale hoeveelheid roetdeeltjes op, waardoor vol-
daan wordt aan de huidige/toekomstige wettelijke nor-
men. Tijdens het normale gebruik van de auto registreert
de inspuitregeleenheid een aantal gegevens met betrek-
king tot het gebruik (gebruiksduur, type traject, bereikte
temperatuur enz.) en berekent hij de hoeveelheid verza-
meld roet in het filter.
Omdat het filter de roetdeeltjes verzamelt, moet het pe-
riodiek worden geregenereerd (schoongemaakt) door de
roetdeeltjes te verbranden. De regeneratieprocedure wordt
geregeld door de regeleenheid van de motor op basis van
de hoeveelheid opgevangen roetdeeltjes en de bedrijf-
somstandigheden van de auto. Tijdens de regeneratie kan
het volgende worden waargenomen: een beperkte toeren-
talverhoging, inschakeling van de elektroventilateur, een
beperkte toename van de rook uit de uitlaat en een ho-
gere temperatuur bij de uitlaat. Dit zijn geen storingen
en deze situatie heeft geen invloed op het milieu of het ge-
drag van de auto. Als een bericht m.b.t. het roetfilter op
het display verschijnt, zie het hoofdstuk “Lampjes en be-
richten” in dit hoofdstuk.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 120
124VEILIGHEID
GORDELSPANNERS
Voor een nog effectievere bescherming zijn de veilig-
heidsgordels voorin voorzien van gordelspanners. Dit sys-
teem trekt bij een heftige frontale en zijdelingse botsing
de gordel enige centimeters aan. Op deze wijze worden de
inzittenden veel beter op hun plaats gehouden en wordt
de voorwaartse beweging beperkt. Als de veiligheidsgor-
del blokkeert, geeft dat aan dat de gordelspanner heeft ge-
werkt; de gordel rolt niet meer op, ook niet als hij wordt
begeleid.
Bovendien is deze auto uitgerust met een tweede gordel-
spanner (gemonteerd nabij de dorpellijst) die, indien in-
geschakeld, de metalen kabel verkort.
WAARSCHUWING Voor een maximale bescherming door
de gordelspanner moet de veiligheidsgordel zo worden om-
gelegd dat hij goed aansluit op borst en bekken.
Tijdens de werking van de gordelspanner kan er een beet-
je rook ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk en duidt
niet op brand. De gordelspanner hoeft op geen enkele wij-
ze te worden onderhouden of gesmeerd. Elke verandering
van de oorspronkelijke situatie zal de werking negatief
beïnvloeden. Als de gordelspanner door extreme natuur-
lijke omstandigheden (bijv. overstromingen en vloedgol-
ven) met water en modder in contact is geweest, dan moet
de spanner worden vervangen.
De gordelspanner werkt maar één keer.
Wendt u, als de gordelspanners hebben ge-
werkt, zich tot het Lancia Servicenetwerk om
de gordelspanners te laten vervangen. De geldigheid
van het systeem staat vermeld op een plaatje dat
zich in het dashboardkastje bevindt: laat voor het
verstrijken van deze termijn het systeem door het
Lancia Servicenetwerk vervangen.
Werkzaamheden waarbij stoten, sterke tril-
lingen of verhitting (maximaal 100°C gedu-
rende ten hoogste 6 uur) optreden, kunnen de
gordelspanners beschadigen of activeren: bij die om-
standigheden horen niet trillingen die voortgebracht
worden door een slecht wegdek of door contacten met
kleine obstakels zoals trottoirbanden. Wendt u al-
tijd tot het Lancia Servicenetwerk.
121-141 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:21 Pagina 124
128VEILIGHEID
KINDEREN VEILIG VERVOEREN
Voor optimale bescherming bij een ongeval moeten alle
inzittenden zittend reizen en beschermd worden door
goedgekeurde veiligheidssystemen.
Dit geldt met name voor kinderen.
Dit is een wettelijk voorschrift volgens richtlijn
2003/20/EU in alle lidstaten van de Europese Unie.
Het hoofd van kleine kinderen is in verhouding met de rest
van het lichaam groter en zwaarder dan dat van volwas-
senen, terwijl spieren en botstructuur nog niet volledig zijn
ontwikkeld.
Zij moeten daarom door andere systemen dan de veilig-
heidsgordels voor volwassenen worden beschermd tijdens
een ongeval.
De resultaten van onderzoek naar de optimale bescher-
ming van kleine kinderen zijn samengevat in de verplichte
Europese ECE-R44-voorschriften. De systemen zijn on-
derverdeeld in vijf groepen:
Groep 0 - gewicht: tot 10 kg
Groep 0+ - gewicht: tot 13 kg
Groep 1 gewicht: 9-18 kg
Groep 2 gewicht: 15-25 kg
Groep 3 gewicht: 22-36 kg
ZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen
kinderzitje achterstevoren op de passagiers-
stoel voorin als de frontairbag aan passa-
gierszijde is ingeschakeld. Als bij een onge-
val de airbag in werking treedt (opblaast),
kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg heb-
ben. Wij raden u aan kinderen altijd op de zit-
plaatsen achter te vervoeren, omdat die plaatsen bij
een ongeval de meeste bescherming bieden. Kinder-
zitjes mogen beslist niet op de voorstoel bij een au-
to met passagiersairbag worden geplaatst. Als de
airbag wordt geactiveerd, kan dit verwondingen of
de dood tot gevolg hebben, onafhankelijk van de
zwaarte van het ongeval waardoor de airbag is ge-
activeerd. Als het nodig is, kunnen kinderen op de
voorstoel worden vervoerd, als de auto is voorzien
van een uitschakelbare passagiersairbag. In dit ge-
val moet u er absoluut zeker van zijn dat de air-
bag is uitgeschakeld door te controleren of het waar-
schuwingslampje
“op het instrumentenpaneel
brandt (zie “Frontairbag aan passagierszijde” in
het hoofdstuk “Frontairbags”). Bovendien moet de
passagiersstoel zo ver mogelijk naar achteren zijn
geplaatst; hierdoor wordt voorkomen dat het kin-
derzitje het dashboard raakt.
121-141 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:21 Pagina 128
VEILIGHEID135
2
FRONTAIRBAGS
De auto is uitgerust met frontairbags, aan bestuurders-
zijde en passagierszijde, en een knie-airbag aan bestuur-
derszijde (waar voorzien) en zij-airbags (side bag - win-
dow bag).
De frontairbags (bestuurder, passagier en de knie-airbag
aan bestuurderszijde) beschermen de inzittenden voorin
bij een middelzware frontale botsing door het opblazen
van een luchtkussen tussen de inzittende en het stuur-
wiel of het dashboard.
Als de airbags niet worden geactiveerd bij andere soor-
ten botsingen (zijdelings, van achter, over de kop slaan
enz), betekent dit niet dat het systeem niet goed functio-
neert.
Bij een frontale botsing zorgt een regeleenheid ervoor, in-
dien nodig, dat het kussen wordt opgeblazen.
Het kussen blaast onmiddellijk op, waardoor het lichaam
van de inzittenden voorin wordt opgevangen en de kans
op letsel beperkt wordt. Direct daarna loopt het kussen
weer leeg.
De frontairbags (bestuurder en passagier) en de knie-air-
bag aan bestuurderszijde (indien aanwezig) zijn geen ver-
vanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling.
Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bovendien is het dra-
gen van veiligheidsgordels wettelijk verplicht in Europa
en in de meeste landen daarbuiten.
Bij een ongeval kan een inzittende die de veiligheidsgor-
del niet heeft omgelegd in contact komen met de nog niet
volledig opgeblazen airbag. Hierdoor wordt de inzitten-
de minder door de airbag beschermd.De frontairbags kunnen in de volgende gevallen niet worden
geactiveerd:
❍bij frontale botsingen met een ander deel van de auto
dan het front tegen makkelijk vervormbare objecten
(bijv. als het voorspatbord tegen de vangrail komt);
❍als de auto onder andere auto’s of veiligheidsvoorzie-
ningen schuift (bijvoorbeeld onder vrachtwagens of de
vangrail);
omdat geen enkele aanvullende bescherming wordt ge-
boden op de veiligheidsgordels. De activering van de fron-
tairbags zou nutteloos zijn. Als de airbags in deze geval-
len niet geactiveerd worden, betekent dit niet dat het sys-
teem niet goed functioneert.
Plaats geen stickers of andere objecten op het
stuurwiel, op het dashboard ter hoogte van de
airbag aan passagierszijde of op de stoelen.
Plaats geen voorwerpen op het dashboard aan de
passagierszijde (bijv. een mobiele telefoon), omdat
deze het correct openen van de airbag aan passa-
gierszijde kunnen hinderen en de inzittenden ern-
stig kunnen verwonden.
121-141 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:21 Pagina 135