108DASHBOARD EN BEDIENING
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Als het ABS in werking treedt, merkt de bestuurder dit
aan een trilling in het rempedaal, die gepaard gaat met
enig geluid: dit geeft aan dat het nodig is de snelheid aan
te passen aan het type weg waarop wordt gereden.STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht op het in-
stelbare multifunctionele display. In dat geval blijft het
remsysteem normaal werken, maar zonder de mogelijk-
heden van het ABS. Rijd voorzichtig naar de dichtstbij-
zijnde werkplaats van het Lancia Servicenetwerk om het
systeem te laten controleren.
Storing in EBD
Bij een storing branden de waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht op het in-
stelbare multifunctionele display. In dit geval kunnen bij
krachtig remmen de achterwielen vroegtijdig blokkeren
waardoor de auto kan slippen. Rijd zeer voorzichtig naar
de dichtstbijzijnde werkplaats van het Lancia Service-
netwerk om het systeem te laten controleren.
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat
aan een trilling in het rempedaal. Verlaag de
remdruk niet maar houd het rempedaal juist
goed ingetrapt; op deze manier hebt u de kortste
remweg in relatie tot de conditie van het wegdek.
Als het ABS in werking treedt, dan is de grip
van de banden op het wegdek beperkt: u dient
uw snelheid te verlagen en aan te passen aan
de beschikbare grip.
Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik van
de beschikbare grip maar kan deze niet ver-
hogen. Daarom moet op gladde weggedeelten
altijd voorzichtig worden gereden en mogen er geen
onnodige risico’s worden genomen.
Als alleen het waarschuwingslampje xop het
instrumentenpaneel gaat branden en op het in-
stelbare multifunctionele display verschijnt ook
een bericht, stop dan onmiddellijk en wendt u tot de
dichtstbijzijnde werkplaats van het Lancia Service-
netwerk. Als er vloeistof lekt uit het hydraulische sys-
teem, wordt de werking van zowel het conventionele
remsysteem als het ABS in gevaar gebracht.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 108
DASHBOARD EN BEDIENING109
1
EOBD-SYSTEEM
Met het EOBD-systeem (European On Board Diagnosis)
kan een doorlopende diagnose worden uitgevoerd op die
componenten op de auto die van invloed zijn op de emis-
sie. Bovendien meldt het systeem, door het branden van
het lampje
Uop het instrumentenpaneel en het verschij-
nen van een bericht op het instelbare multifunctionele dis-
play dat de betreffende componenten defect zijn (zie
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Het doel is:
❍de werking van het systeem controleren;
❍signaleren wanneer door een storing de emissies boven
de wettelijk vastgestelde drempelwaarde uitkomen;
❍de noodzaak van het vervangen van componenten met
een slechte conditie aangeven.
Het systeem beschikt verder nog over een diagnosestek-
ker die het mogelijk maakt, na het aansluiten van speciale
apparatuur, de door de regeleenheid opgeslagen storings-
codes en de specifieke parameters voor de diagnose en wer-
king van de motor te lezen.
Deze controle kan ook worden uitgevoerd door de ver-
keerspolitie.
WAARSCHUWING Na het verhelpen van de storing moet
het Lancia Servicenetwerk zorgen voor een complete con-
trole van het systeem, tests uitvoeren op een testbank en,
zo nodig, een proefrit maken die eventueel een langere af-
stand kan omvatten.
Als u de contactsleutel in stand MAR draait
en het lampje
Ugaat niet branden of het
gaat branden of knipperen tijdens het rijden (en er
verschijnt ook een bericht op het instelbare multi-
functionele display), wendt u dan zo snel mogelijk
tot het Lancia Servicenetwerk. De werking van het
lampje
Ukan met speciale apparatuur door de
politie gecontroleerd worden. Houdt u aan de wet-
geving van het land waarin u rijdt.
ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
“DUALDRIVE”
De auto is uitgerust met de elektrische stuurbekrachtiging
“Dualdrive”. De elektrische stuurbekrachtiging werkt al-
leen als de contactsleutel in stand MAR staat en de mo-
tor draait. Met het systeem kan de bestuurder de hulp-
kracht voor het verdraaien van het stuur aanpassen aan
de rijomstandigheden.
WAARSCHUWING Als de contactsleutel snel wordt ge-
draaid, kan de volledige werking van de stuurbekrachti-
ging na 1-2 seconden worden bereikt.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 109
110DASHBOARD EN BEDIENING
INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN
FUNCTIE CITY fig. 68
Druk voor het in-/uitschakelen van de functie op de
knop A.
Als deze functie wordt ingeschakeld, gaat het CITY-lamp-
je op het instrumentenpaneel branden.
Met ingeschakelde CITY-functie draait het stuur heel licht,
waardoor makkelijker kan worden geparkeerd: deze in-
stelling van de stuurbekrachtiging is dus zeer geschikt voor
het rijden in de stad.
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in het systeem worden aangegeven
door het branden van het lampje gen het verschijnen van
een bericht op het instelbaar multifunctioneel display. Bij
een storing in het systeem blijft de auto mechanisch be-
stuurbaar.
WAARSCHUWING Onder bepaalde omstandigheden kan
het waarschuwingslampje gop het instrumentenpaneel
branden door oorzaken die niet afhangen van de elektri-
sche stuurbekrachtiging.
Stop in dat geval onmiddellijk de auto (indien in bewe-
ging) en schakel de motor ca. 20 seconden uit alvorens op-
nieuw te starten. Wendt u tot het Lancia Servicenetwerk
als het waarschuwingslampje gblijft branden en het be-
richt op het instelbaar multifunctioneel display niet ver-
dwijnt.
fig. 68L0E0057m
Het is streng verboden om de-/montage-
werkzaamheden uit te voeren, waarvoor wij-
zigingen in de stuurinrichting of de stuur-
kolom vereist zijn (bijv. bij montage van een dief-
stalbeveiliging). Hierdoor kunnen de prestaties van
het systeem, de garantie en de veiligheid in gevaar
worden gebracht en voldoet de auto niet meer aan
de typegoedkeuring.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 110
DASHBOARD EN BEDIENING111
1
WAARSCHUWING De benodigde stuurkracht kan toe-
nemen bij langdurige parkeermanoeuvres; dit is een nor-
maal verschijnsel om oververhitting van de motor voor de
stuurbekrachtiging te voorkomen. In deze situatie zijn er
geen reparaties vereist. Als u de auto een volgende keer
weer gebruikt, zal de stuurbekrachtiging weer normaal
werken.TPMS (Tyre Pressure Monitoring
System) (waar voorzien)
De auto kan zijn uitgerust met een bandenspanningscon-
trolesysteem TPMS (Tyre Pressure Monitoring System).
Dit systeem bestaat uit een sensor die met een radiofre-
quentie werkt en zich de velg in de band van elk wiel be-
vindt; deze sensor stuurt informatie over de spanning van
iedere band naar de regeleenheid.
AANWIJZINGEN VOOR HET GEBRUIK
VAN HET TPMS
Storingen worden niet opgeslagen en worden ook niet
weergegeven voor het starten en na het aanslaan van de
motor. Als de storingen blijven bestaan, stuurt de rege-
leenheid de betreffende meldingen pas naar het instru-
mentenpaneel als de auto een korte tijd rijdt.
Zet altijd de motor uit en verwijder de con-
tactsleutel uit het contactslot, waardoor het
stuurwiel wordt vergrendeld, voordat er on-
derhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd, voor-
al als de auto met de wielen los van de grond staat.
Als dit niet mogelijk is (als de sleutel in stand MAR
moet staan of de motor moet draaien), moet de
hoofdzekering van de elektrische stuurbekrachti-
ging worden verwijderd.
Het TPMS is niet in staat om te waarschu-
wen voor een plotselinge vermindering van de
bandenspanning (bijvoorbeeld bij een klap-
band). Zet in dat geval de auto stil door voorzich-
tig te remmen en maak daarbij geen plotselinge
stuurbewegingen.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 111
112DASHBOARD EN BEDIENING
Het vervangen van de normale banden door
winterbanden en omgekeerd, vereist ook een
aanpassing van het TPMS, die uitsluitend
door het Lancia Servicenetwerk mag worden uitge-
voerd.
Het TPMS vereist het gebruik van speciale
apparatuur. Raadpleeg het Lancia Service-
netwerk voor de accessoires die geschikt zijn
voor het systeem (wielen, wieldeksels enz.). Het ge-
bruik van andere accessoires zou de normale wer-
king van het systeem kunnen belemmeren.
De bandenspanning kan afhankelijk van de
buitentemperatuur variëren. Het TPMS kan
tijdelijk een te lage bandenspanning aange-
ven. Controleer in dat geval de bandenspanning bij
koude banden en herstel, indien nodig, de juiste
spanning.
Als de auto is uitgerust met het TPMS, moet
bij het demonteren van een band, ook het rub-
ber van het ventiel vervangen worden. Wendt
u tot het Lancia Servicenetwerk.
Als de auto is uitgerust met het TPMS, moe-
ten bij het monteren/ demonteren van de ban-
den en/of velgen speciale voorzorgsmaatre-
gelen in acht worden genomen. Om te voorkomen dat
de sensoren beschadigen of verkeerd gemonteerd
worden, mogen de banden en/of de velgen uitslui-
tend door gespecialiseerd personeel vervangen wor-
den. Wendt u tot het Lancia Servicenetwerk.
Sterke straling op een radiofrequentie kun-
nen het TPMS-systeem ontregelen. Dit wordt
aan de bestuurder aangegeven door het bran-
dende lampje nof het symbool op het instrumen-
tenpaneel en het verschijnen van een bericht op het
display. Deze melding verdwijnt automatisch zo-
dra de storing het systeem niet meer hindert.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 112
DASHBOARD EN BEDIENING113
1
Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk
Het repareren van een
beschadigd wiel
Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk.
–
Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk.
––
NEE
NEE
JA
JA
JAJA
JA
JA
NEE
NEE
NEE
(*) Velgmaten die als alternatief staan vermeld in het instructieboekje en die zijn gekozen uit het Lancia Lineaccessori-programma.
(**) Niet kruiselings (de banden dienen aan dezelfde kant van de auto te blijven).
Zie voor het verwisselen van de velgen/banden de volgende tabel voor het juiste gebruik van het systeem:
Handeling Aanwezigheid sensor Storingsmelding Wendt u tot het
Lancia
Servicenetwerk
–
Een wiel vervangen
door het reservewiel
Wielen vervangen door wielen
met winterbanden
Wielen vervangen door wielen
met winterbanden
Vervangen van wielen door andere
wielen met een andere afmeting (*)
Omwisselen van de
wielen (achter/voor) (**)
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 113
114DASHBOARD EN BEDIENING
PARKEERSENSOREN
(waar voorzien)
Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto fig.
69 en attenderen de bestuurder via een repeterend akoe-
stisch signaal op de aanwezigheid van obstakels achter de
auto.
IN-/UITSCHAKELING
De werking van de sensoren wordt automatisch inge-
schakeld bij het inschakelen van de achteruit. Als de af-
stand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt, neemt
de frequentie van het geluidssignaal toe.
fig. 69L0E0059m
GELUIDSSIGNALEN
Als de achteruit wordt ingeschakeld, klinkt er automatisch
een onderbroken geluidssignaal. De frequentie van het ge-
luidssignaal hangt af van de afstand tot het obstakel.
De frequentie van het geluidssignaal:
❍neem toe naarmate de afstand tussen de auto en het
obstakel afneemt;
❍klinkt ononderbroken als de afstand tussen de auto en
het obstakel minder is dan circa 30 cm, terwijl het sig-
naal onmiddellijk stopt wanneer de afstand tot het ob-
stakel groter wordt;
❍blijft constant als de gemeten afstand onveranderd
blijft.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 114
DASHBOARD EN BEDIENING115
1
Meetbereik
Meetbereik in het midden 140 cm
Meetbereik aan de zijkant 60 cm
Als de sensoren meerdere obstakels signaleren, dan re-
ageren zij alleen op die obstakels die zich het dichtst bij
de auto bevinden
STORINGSMELDINGEN
Een storing in de parkeersensoren wordt tijdens het in-
schakelen van de achteruit aangegeven door een brandend
waarschuwingslampje
èop het instrumentenpaneel en
het verschijnen van een bericht op het multifunctioneel
display.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch uitge-
schakeld als de stekker van de elektrische kabel van de
aanhanger wordt aangesloten op de stekkerdoos van de
trekhaak.
De sensoren worden automatisch weer ingeschakeld als
u de aanhangerstekker loskoppelt.
Voor een juiste werking van het systeem mag
er geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sen-
soren zitten. Wees voorzichtig bij het reini-
gen van de sensor om krassen of beschadigingen te
voorkomen; gebruik geen droge, grove of harde doek.
De sensoren moeten met schoon water, eventueel met
toevoeging van autoshampoo worden schoonge-
maakt. In wastunnels waar gebruik wordt gemaakt
van stoom of hogedrukreiniging, moeten de sensoren
kort worden gereinigd. Houd hierbij de straalpijp
op meer dan 10 cm afstand.
ALGEMENE OPMERKINGEN
❍Controleer tijdens parkeermanoeuvres of zich geen ob-
stakels op of onder de sensoren bevinden.
❍Obstakels die zich dicht bij de achterkant van de au-
to bevinden, worden onder bepaalde omstandigheden
niet door het systeem gesignaleerd en kunnen dus de
auto beschadigen of zelf beschadigd worden.
Hierna staan enkele omstandigheden vermeld die de pres-
taties van het parkeersysteem kunnen beïnvloeden:
❍Een verminderde gevoeligheid van de sensoren en een
vermindering van de prestaties van het parkeerhulp-
systeem kunnen veroorzaakt worden door de aanwe-
zigheid op de sensoren van: ijs, sneeuw, modder, meer-
dere laklagen
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 115