Veiligheidsysteem van uw auto
28
3
C030100AEN
Gebruiken van een kinderzitje
Voor kleine kinderen en baby's is het
gebruik van een kinderzitje wettelijk
voorgeschreven. Dit kinderzitje moet de
juiste maat hebben voor het kind en dient
volgens de gebruiksaanwijzing van de
fabrikant te worden geplaatst. Wij adviseren u het kinderzitje uit
veiligheidsoverwegingen op de
zitplaatsen achter te gebruiken.
CRS09
OTQ037038
Kinderzitjes waarin het kind met het gezicht naar
voren wordt vervoerd
Kinderzitjes waarin het kind met het gezicht naar
achteren wordt vervoerd
WAARSCHUWING
Plaats nooit een kinderzitje waarbij
het kind met het gezicht naar
achteren gericht zit op de stoel van
de voorpassagier. Wanneer de
geactiveerde airbag het zitje met
een grote kracht raakt, kan het kindernstig letsel oplopen.
WAARSCHUWING -
Plaatsen van het kinderzitje
Een kind kan bij een aanrijding ernstig letsel oplopen als het
kinderzitje niet goed gemonteerdis of als het kind niet goed
vastgezet is in het kinderzitje.
Lees voor u het kinderzitje
installeert eerst de handleiding
van de fabrikant.
Als de veiligheidsgordel niet functioneert zoals beschreven
staat, ga dan onmiddellijk naar
uw officiële HYUNDAI-dealer omhet systeem na te laten kijken.
Wanneer u de aanwijzingen in dit instructieboekje en de instructies
bij het kinderzitje niet opvolgt,
neemt de kans op en de ernst van
letsel bij een aanrijding toe.
337
Veiligheidsysteem van uw auto
C040000ATQ (1) Airbag bestuurder
(2) Airbag voorpassagier*
*: indien van toepassing
AANVULLEND VEILIGHEIDSSYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
WAARSCHUWING
Zelfs in auto’s uitgerust met
airbags, dienen u en uw passagiers
te allen tijde de aanwezige
veiligheidsgordels te dragen om de
kans op letsel of de ernst daarvan
bij een aanrijding of bij het over de
kop slaan van de auto te beperken.
OTQ037023
* Het aantal daadwerkelijke airbags kan afwijken van de afbeelding.
Veiligheidsysteem van uw auto
38
3
C040900ATQ
Werking van airbagsysteem
De airbags kunnen alleen worden
geactiveerd als het contact in stand
ON of START staat.
De airbags worden bij zwaardere aanrijdingen van voren onmiddellijk
geactiveerd om de inzittenden te
beschermen tegen ernstig letsel.
Er is geen bepaalde snelheid waarbij de airbags worden geactiveerd.
Of de airbags worden geactiveerd,
hangt voornamelijk af van de kracht en
de richting van de aanrijding. Deze
twee factoren bepalen of de sensoren
een elektronisch activeringssignaal
uitzenden.
Of de airbags al dan niet opgeblazen worden, is afhankelijk van een aantal
factoren, zoals de rijsnelheid, de hoek
van de aanrijding, de massa en de
stijfheid van de bij de aanrijding
betrokken auto's of objecten. Ook
andere factoren kunnen een rolspelen. De airbags vóór worden direct volledig
opgeblazen, waarna ze meteen weerleeglopen.
Het is vrijwel onmogelijk om tijdens
een ongeval waar te nemen dat de
airbags opgeblazen worden. Het is
aannemelijker dat u de leeggelopen
airbags na de aanrijding uit hetstuurwiel of het dashboard ziethangen.
Om bij een zware aanrijding bescherming te bieden, moeten de
airbags snel opgeblazen worden. De
snelheid waarmee de airbag
opgeblazen wordt is het gevolg van de
extreem korte tijd waarbinnen een
aanrijding plaatsvindt en de noodzaakom de airbag tussen de inzittende en
de delen van de auto te krijgen voordat
de inzittende in contact komt met delen
van de auto. De snelheid waarmee de
airbags worden opgeblazen, beperkt
de kans op ernstig letsel bij een zware
aanrijding en vormt daarom een
belangrijk deel van het ontwerp van de
airbags.
Het opblazen van een airbag kan
echter ook letsel zoals schaafwonden,
blauwe plekken en botbreuken, en
soms nog ernstiger letsel veroorzaken
omdat de snelheid waarmee de
airbags worden opgeblazen wordt tot
gevolg heeft dat de airbags met veel
kracht uitzetten. Er zijn zelfs omstandigheden
waaronder het contact met de
airbag in het stuurwiel tot ernstig
letsel kan leiden, vooral wanneer de
inzittende te dicht op het stuurwielzit.
WAARSCHUWING
Om ernstig letsel te voorkomen, moet de bestuurder altijd zo ver
mogelijk van het stuurwielafzitten (ten minste 250 mm (10
inch)). De voorpassagier moet de
stoel altijd zo ver mogelijk naar
achteren schuiven en helemaal
achterin de stoel gaan zitten.
De airbags worden bij een aanrijding onmiddellijk
geactiveerd en door de grote
kracht waarmee dit gebeurt,
kunnen de passagiers ernstig
gewond raken als ze te dicht bij
de airbag zitten.
Het activeren van de airbags kan letsel veroorzaken zoals
schaafwonden, verwondingen als
gevolg van gebroken brillen en
brandwonden die het gevolg zijn
van de explosieve lading van de
airbags.
339
Veiligheidsysteem van uw auto
C040902ATQ
Geluid en rookontwikkeling
Bij het opblazen van de airbags is een
hard geluid hoorbaar en komt rook en
poeder vrij. Dit is normaal en wordt
veroorzaakt doordat het
ontstekingsmechanisme van de airbag
geactiveerd wordt.Nadat de airbags
opgeblazen zijn, kunt u een poosje
last hebben bij het ademhalen doordat
uw borstkas in contact is geweest met
zowel de veiligheidsgordel als de
airbag en doordat u de rook en het
poeder hebt ingeademd. Wij adviseren
u met klem zo snel mogelijk na een
aanrijding de portieren en/of de ruiten
te openen wanneer dit mogelijk is, om
te voorkomen dat u te lang in
aanraking blijft met de rook.
Hoewel de rook en het poeder niet giftig
zijn, kunnen deze wel huidirritaties
veroorzaken in de buurt van ogen, neus
en hals. Was in dat geval de
desbetreffende plek schoon en spoel
deze met koud water na. Raadpleeg eendokter als de symptomen aanhouden. C040903ATQ
Installeer geen kinderzitje op de
passagiersstoel.
Gebruik nooit een kinderzitje waarbij het kind met het gezicht naar achteren
gericht op de voorstoel zit. Als de airbag
wordt opgeblazen, oefent deze op een
dergelijk geplaatst kinderzitje een grote
kracht uit, waardoor het kind ernstigletsel kan oplopen.
Gebruik op de voorstoel ook geen
kinderzitje waarbij het kind met het
gezicht naar voren is gericht. Als de
airbag voorpassagier wordt geactiveerd,
zou dit ernstig letsel bij het kind kunnen
veroorzaken.
1JBH3051
WAARSCHUWING
Na het activeren van de airbags
kunnen onderdelen in de buurt van
het stuurwiel en/of het dashboard
erg heet zijn. Raak de onderdelen
van het airbagsysteem niet aan
direct nadat een airbag opgeblazen
is, om letsel te voorkomen.
Veiligheidsysteem van uw auto
40
3
C041000AEN
Waarschuwingslampje AIRBAG
Het doel van het waarschuwingslampje
AIRBAG in het dashboard is om u te
waarschuwen voor een mogelijke storing
in de airbag - het aanvullend
veiligheidssysteem (SRS). Als het contact in stand ON wordt gezet,
moet het lampje gedurende ongeveer 6
seconden gaan knipperen en daarnauitgaan.
Laat het systeem controleren wanneer:
Het lampje niet kort gaat branden als
het contact in stand ON wordt gezet.
Het lampje na ongeveer 6 seconden niet uitgaat maar blijft branden.
Het lampje gaat branden tijdens het rijden.
WAARSCHUWING
Plaats nooit een kinderzitje dat tegen de rijrichting in moet
worden geplaatst op een stoel
waarvoor een airbag zit.
Gebruik nooit een kinderzitje op de voorstoel. Als de airbag
voorpassagier wordt geactiveerd,zou dit ernstig letsel kunnen
veroorzaken.
W7-147
341
Veiligheidsysteem van uw auto
C040100ATQ
Onderdelen aanvullend veiligheidssysteem en functies
De onderdelen van het aanvullend
veiligheidssysteem zijn:
1. Airbag bestuurder
2. Airbag voorpassagier*
3. Blokkeerautomaten metgordelspanners*
4. Waarschuwingslampje AIRBAG
5. Airbagmodule (SRSCM)
6. Airbagsensoren vóór
*: indien van toepassing De SRSCM controleert constant alle
componenten van het systeem als hetcontact in stand ON staat om te bepalen
of een frontale aanrijding of een
aanrijding van opzij zwaar genoeg is omde airbags of de gordelspanners te
activeren.
Het waarschuwingslampje AIR BAG op
het dashboard brandt na het in stand ON
zetten van het contact gedurende 6
seconden en moet vervolgens uit gaan.
Als een van de volgende condities zich
voordoen, kan dat duiden op een storing
in het airbagsysteem. Laat het
airbagsysteem van uw auto zo snelmogelijk controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer
Het lampje gaat niet kort branden als
het contact in stand ON wordt gezet.
Het lampje gaat niet na ongeveer 6
seconden uit, maar blijft branden.
Het lampje gaat branden tijdens het
rijden. De airbags vóór bevinden zich in het
stuurwiel en boven het dashboardkastje.
Als de SRSCM oordeelt dat de kracht
waaraan de voorzijde van de auto wordt
blootgesteld een bepaalde
drempelwaarde overschrijdt, activeert hij
automatisch de airbags vóór.
B240B01L
Airbag bestuurder (1)
OTQ038160L
Veiligheidsysteem van uw auto
42
3
Als de airbags geactiveerd worden,
scheuren de afdekkappen op vooraf
bepaalde plaatsen open als gevolg van
de zich vullende airbags. Als deze
openingen groter worden, kunnen de
airbags geheel gevuld worden. Een geheel gevulde airbag vertraagt in
combinatie met een juist gedragen
veiligheidsgordel de voorwaartse
beweging van de bestuurder of de
voorpassagier en beperkt zo de kans ophoofdletsel en letsel aan het
bovenlichaam.
Nadat de airbag geheel gevuld is, begint
hij direct weer leeg te lopen, waaroor de
bestuurder weer zicht op de weg krijgt en
hij de auto weer kan besturen ofanderszins kan bedienen.
B240B02LB240B03L
Airbag bestuurder (2)Airbag bestuurder (3)
WAARSCHUWING
Plaats geen accessoires (bekerhouder, cassettehouder) of
stickers enz. op het paneel boven
het dashboardkastje in auto's
met een airbag voorpassagier.
Dergelijke voorwerpen kunnen
gevaarlijke projectielen worden
en letsel veroorzaken wanneer de
airbag voorpassagier geactiveerd
wordt.
Plaats een eventuele luchtverfrisser ook niet in de
buurt van het instrumentenpaneel
of op het dashboard.
Dit kan een gevaarlijk projectiel
worden en letsel veroorzaken
wanneer de airbag voorpassagier
geactiveerd wordt.
B240B05L
Airbag voorpassagier
343
Veiligheidsysteem van uw auto
C040400BTQ
Airbag bestuurder en voorpassagier
(indien van toepassing)
Uw auto is uitgerust met een aanvullend
veiligheidssysteem (airbags) en een
driepuntsgordel voor zowel de
bestuurder als de voorpassagier. Dat uw
auto voorzien is van een dergelijk
systeem blijkt uit de letters SRS AIR BAG
die in reliëf aanwezig zijn op het
stuurwiel en op het paneel boven het
dashboardkastje.
Het aanvullend veiligheidssysteem
bestaat uit airbags die zich bevinden in
het stuurwiel en boven het
dashboardkastje.
WAARSCHUWING
Als de airbag geactiveerd wordt, is er een luide knal hoorbaar en
komt er fijn stof vrij in de auto.
Dit is normaal en niet gevaarlijk -
het fijne poeder wordt gebruikt bij
het vouwen van de airbags. Het
stof dat vrijkomt bij het activeren
van de airbag kan huid- of
oogirritatie veroorzaken en
astmatische klachten bij
daarvoor gevoelige personen
verergeren. Was de huid die in
aanraking gekomen is met het
stof dat vrijkomt bij het activeren
van de airbag altijd af met
handwarm water en een milde
zeepoplossing.
(Vervolg)(Vervolg)
Het aanvullendveiligheidssysteem werkt allen als het contact in stand ON staat.
Als het waarschuwingslampje
AIR BAG niet gaat branden of als
het ook blijft branden als er na
het in stand ON zetten van het
contact 6 seconden verstreken
zijn of de motor gestart is, of alshet gaat branden tijdens het
rijden, werkt het aanvullend
veiligheidsysteem niet goed. Laat
in dat geval uw auto direct
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Zet voor het vervangen van een zekering of het losnemen van een
accukabel het contact eerst instand LOCK en verwijder de
contactsleutel. Vervang of
verwijder een zekering die aan
het airbagsysteem gerelateerd isnooit als het contact in stand ON
staat. Het niet opvolgen van deze
waarschuwing zal ertoe leiden
dat het waarschuwingslampje
AIR BAG zal gaan branden.
OTQ037024
Airbag bestuurder