FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
●Bewaar de standaardsleutels en
ook de sleutels van andere start-
blokkeersystemen altijd op een
andere plek dan de codeersleutel
van het voertuig.
●Houd sleutels van andere startblok-
keersystemen altijd uit de buurt van
het contactslot, want anders kun-
nen ze signaalstoring veroorzaken.
DAU10471
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden
het ontstekingssysteem en de verlich-
tingssystemen bediend en wordt het
stuur vergrendeld.
OPMERKING:
Gebruik de standaardsleutel (zwart
bovendeel) voor het normale gebruik
van het voertuig. Bewaar de codeer-
sleutel (rood bovendeel) op een veili-
ge plaats om verlies te voorkomen en
gebruik de sleutel uitsluitend voor het
opnieuw coderen van de standaard-
sleutels.
DAU10550
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting,
het achterlicht, de kentekenverlichting
en het parkeerlicht gaan branden en de
motor kan worden gestart. De sleutel
kan niet worden uitgenomen.
OPMERKING:
De koplampen gaan automatisch bran-
den als de motor wordt gestart en blij-
ven aan totdat de sleutel naar “OFF”
wordt gedraaid, zelfs als de motor af-
slaat.
DAU10660
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitge-
schakeld. De sleutel kan worden uitge-
nomen.
DAU10680
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektri-
sche systemen zijn uitgeschakeld. De
sleutel kan worden uitgenomen.
Om het stuur te v
ergrendelen
1. Drukken
2. Draaien
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en draai hem dan naar de “LOCK”-stand.
Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
EUXT660Z 01-03 NL 7-04-2008 15:41 Pagina 3-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
Om het stuur te ontgrendelen
1. Drukken
2. Draaien
Druk de sleutel in en draai hem dan
naar “OFF” terwijl de sleutel ingedrukt
wordt gehouden.
DWA10060
WAARSCHUWING0
Draai de contactsleutel nooit naar
“OFF” of naar “LOCK” terwijl de
machine rijdt; elektrische systemen
worden dan afgeschakeld en mo-
gelijk zult u zo de macht over het
stuur verliezen of een ongeval ver-
oorzaken. Zorg altijd dat de machi-
ne stilstaat voordat u de sleutel
naar “OFF” of naar “LOCK” draait.
DAU10941
F(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achter-
licht, de kentekenverlichting en het
parkeerlicht branden. De alarmverlich-
ting en richtingaanwijzers kunnen wor-
den ingeschakeld, maar alle andere
elektrische systemen zijn uit. De sleu-
tel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de
sleutel naar “ F” te kunnen draaien.
DCA11020LET OP:
Gebruik de parkeerstand niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de
accu ontladen raken.
DAU11003
Controle- en
waarschuwingslampjes
1. Controlelampje startblokkering “ ”
2. Vrijstandcontrolelampje “ N”
3. Controlelampje richtingaanwijzers “ y”
4. Controlelampje grootlicht “ 1”
5. Waarschuwingslampje motorstoring “ U”
6. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur “ u”
DAUB1510
Controlelampje richtingaanwijzers
“y ”
Dit controlelampje knippert terwijl de
schakelaar voor richtingaanwijzers naar
de linker- of rechterstand is gedrukt.
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje van de richtingaanwijzers con-
troleert u door de sleutel naar “ON” te
draaien.
EUXT660Z 01-03 NL 7-04-2008 15:41 Pagina 3-3