FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
Waarschuwingslampje en controlesymboolYCC-S“”Dit symbool wordt weergegeven en het
waarschuwingslampje gaat branden wan-
neer er een storing is in het YCC-S. Als dit
gebeurt:
is het YCC-S uitgeschakeld, waardoor
het niet meer mogelijk is een andere
versnelling in te schakelen
kan de koppeling in aangrijping blijven,
waardoor de machine bij het stoppen
met een schok tot stilstand kan komen
Breng de machine op een veilig moment tot
stilstand en parkeer hem op een veilige
plaats. Laat een Yamaha dealer het YCC-S
controleren.
OPMERKING:Om de machine na het stoppen te kunnen
verplaatsen terwijl schakelen met de scha-
kelhendel of het schakelpedaal niet moge-
lijk is, kunt u het volgende doen:
Plaats de machine op de middenbok en
druk dan, terwijl u het achterwiel ronddraait,
de stang en het scharnierpunt van het scha-
kelpedaal naar voren tot de versnelling inz’n vrij staat.
Het elektrisch circuit voor controlesymbolen
en het waarschuwingslampje controleert u
door de sleutel naar “ON” te draaien. Als de
symbolen en het waarschuwingslampje niet
een paar seconden lang oplichten en dan
doven, vraag dan een Yamaha dealer om
het elektrisch circuit te testen.
DAU39500
ABS-waarschuwingslampje“”
Als het waarschuwingslampje tijdens het rij-
den gaat branden of knipperen, is het ABS-
systeem mogelijk defect. Vraag in dat geval
zo snel mogelijk een Yamaha dealer het
systeem te controleren. (Zie pagina 3-17.)
WAARSCHUWING
DWA10081
Als het ABS-waarschuwingslampje tij-
dens het rijden gaat branden of knippe-
ren, wordt alleen het conventionele
remsysteem gebruikt. Wees dan voor-
zichtig en zorg dat de wielen tijdens plot-
seling remmen niet blokkeren. Als het
waarschuwingslampje tijdens het rijden
gaat branden of knipperen, vraag dan zo
snel mogelijk een Yamaha dealer hetremsysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet oplicht of
blijft branden, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te controleren.
DAU38620
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je controleert u door de sleutel naar “ON” te
draaien.
1. Waarschuwingslampje en controlesymbool
YCC-S“”
SHIFTSHIFT
1. Scharnierpunt schakelpedaalstang
2. Stang schakelpedaal
ABS
U2D2D2D0.book Page 5 Thursday, October 11, 2007 9:25 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
Als het controlelampje niet een paar secon-
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan
een Yamaha dealer om het elektrisch circuit
te testen.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem. (Zie pagina 3-12 voor uitleg over de
werking van het zelfdiagnosesysteem.)
DAU11601
Snelheidsmeter De snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, slaat de naald van de snelheidsme-
ter eenmaal helemaal uit tot aan de hoogste
snelheid en keert daarna weer terug naar
nul om het elektrische circuit te testen.
DAU11872
Toerenteller Met de elektrische toerenteller kan de mo-
torrijder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot aan het hoogste aantal toe-
ren per minuut en keert daarna weer terug
naar nul tpm om het elektrische circuit te
testen.LET OP:
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.Rode zone: 9000 tpm en hoger
1. Toerenteller
2. Snelheidsmeter
3. Multifunctioneel display
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
U2D2D2D0.book Page 6 Thursday, October 11, 2007 9:25 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
3
DAU12347
Stuurschakelaars LinksRechts
DAU12380
Lichtsignaalschakelaar“”
Druk deze schakelaar in om met de koplam-
pen een lichtsignaal te geven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar“/”
Zet deze schakelaar op“” voor grootlicht
en op“” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar“/”
Druk deze schakelaar naar“” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar“” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12493
Verstelknop kuipruit“”
Om de kuipruit hoger te stellen, drukt u de
knop in richting (a). Om de kuipruit lager te
stellen, drukt u de knop in richting (b).OPMERKING:Als de contactsleutel naar “OFF” wordt ge-
draaid, keert de kuipruit automatisch terugnaar de laagste stand.
DAU12500
Claxonschakelaar“”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
1. Lichtsignaalschakelaar“”
2. Verstelknop kuipruit“”
3. Dimlichtschakelaar“/”
4. Richtingaanwijzerschakelaar“/”
5. Claxonschakelaar“”
6. Schakelaar handmatig schakelen
1. Noodstopschakelaar“/”
2. Schakelaar alarmverlichting“”
3. Startknop“”
1. Verstelknop kuipruit“”
U2D2D2D0.book Page 14 Thursday, October 11, 2007 9:25 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-15
3
DAU12660
Noodstopschakelaar“/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op“”. Zet deze schakelaar op“” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAUM1131
Startknop“”
Druk op deze knop terwijl u de voor- of ach-
terrem bekrachtigt om de motor te starten
met de startmotor.LET OP:
DCA10050
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voor-dat u de motor start.
DAU42340
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring en het ABS-waarschuwingslampje
gaan branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting“”
Met de sleutel in de stand “ON” of“” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.
LET OP:
DCA10061
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-den.
DAU40381
Schakelaar handmatig schakelen De schakelaar handmatig schakelen maakt
schakelen met de handschakelhendel mo-
gelijk. Als de schakelaar wordt ingesteld op
handmatig schakelen, gaat het controle-
lampje handmatig schakelen branden.
OPMERKIN
G:
Met het schakelpedaal kan gescha-
keld worden ongeacht of handmatig
schakelen wel of niet is ingesteld.
Als het contactslot op “OFF” wordt ge-
zet, wordt handmatig schakelen auto-
matisch uitgeschakeld. Druk deze
schakelaar kort in na het starten van
de motor om handmatig schakelenmogelijk te maken.
1. Handschakelhendel
2. Schakelaar handmatig schakelen
3. Controlelampje handmatig schakelen
U2D2D2D0.book Page 15 Thursday, October 11, 2007 9:25 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-32
3
Met de motor uit:
1. Beweeg de zijstandaard omlaag.
2. Controleer of de noodstopschakelaar aanstaat.
3. Draai de sleutel naar aan.
4. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
5. Knijp de voor- of achterrem in en houd deze vast.
6. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog aan:
7. Beweeg de zijstandaard omhoog.
8. Knijp de voor- of achterrem in en houd deze vast.
9. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.
10. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Als de motor is afgeslagen:
11. Beweeg de zijstandaard omhoog.
12. Laat de rem los.
13. Druk op de startknop.
Start de motor?
Het systeem is in orde. Het voertuig mag worden gebruikt.De vrijstandschakelaar, de remschakelaar of
het YCC-S-systeem is mogelijk defect.
Het voertuig mag niet worden gebruikt
voordat het is nagekeken door een Yamaha
dealer.
De sperschakelaar van de zijstandaard is
mogelijk defect.
Het voertuig mag niet worden gebruikt
voordat het is nagekeken door een Yamaha
dealer.
Mogelijk is een remschakelaar defect.
Het voertuig mag niet worden gebruikt
voordat het is nagekeken door een Yamaha
dealer.
NEE JA JA NEE JA NEE
U2D2D2D0.book Page 32 Thursday, October 11, 2007 9:25 AM
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15950
WAARSCHUWING
DWA10270
Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfuncties en
hun werking voordat u gaat rijden.
Informeer bij een Yamaha dealer als
u de werking van een schakelaar of
functie niet volkomen begrijpt.
Start de motor nooit in een afgeslo-
ten ruimte en laat deze hierin ook
niet lange tijd aaneen draaien. Uit-
laatgassen zijn giftig en het inade-
men ervan kan al binnen korte tijd
leiden tot bewusteloosheid en do-
delijk letsel. Controleer altijd of er
voldoende ventilatie is.
Controleer of de zijstandaard is in-
getrokken alvorens weg te rijden.
Als de zijstandaard niet behoorlijk
is ingetrokken, kan deze de grond
raken en zo de motorrijder afleiden,
waardoor u de macht over het stuurverliest.
DAU45310
OPMERKING:Dit model is uitgerust met een hellingshoek-
sensor, waarbij de motor afslaat bij kante-
ling. Om de motor na een kanteling weer te
starten zet u het contactslot eerst op “OFF”
en daarna op “ON”. Als u dat niet doet zal
de motor niet starten, ondanks dat de motor
wordt aangezwengeld als u op de startknopdrukt.
DAU40332
Starten van de motor Door het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
De voor- of achterrem wordt bekrach-
tigd met de versnellingsbak in de vrij-
stand, waarbij de zijstandaard omhoog
of omlaag is.
De voor- of achterrem wordt bekrach-
tigd met een versnelling ingeschakeld,
en de zijstandaard is omhoog.WAARSCHUWING
DWA14540
Controleer voor het starten van de
motor de werking van het startsper-
systeem en volg daarbij de werkwij-
ze beschreven op pagina 3-31.
Bekrachtig altijd de voor- of achter-
rem terwijl het contactslot in de
stand “ON” staat en een versnelling
ingeschakeld is, anders kan het
achterwiel vrij bewegen.
Ga nooit rijden terwijl de zijstan-daard omlaag staat.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op“” is gezet.
U2D2D2D0.book Page 1 Thursday, October 11, 2007 9:25 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-33
6
Oververhitte motor
WAARSCHUWING
DWAT1040
Verwijder de radiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en stoom kunnen
naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.
Breng een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan over de radiatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen
de aanslag zodat de nog aanwezige druk kan ontsnappen. Druk de dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze links-om en verwijder de dop.
OPMERKING:Als geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-ven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde. Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
U2D2D2D0.book Page 33 Thursday, October 11, 2007 9:25 AM
INDEXAABS ....................................................... 3-17
ABS-waarschuwingslampje .................... 3-5
Accessoirebox....................................... 3-25
Accu ...................................................... 6-26
Achterbrugscharnierpunten, smeren..... 6-24
Achteruitkijkspiegels ............................. 3-27
Achterwielophanging, smeren............... 6-24
Antidiefstal-alarmsysteem (optie).......... 3-13BBanden.................................................. 6-16
Bougies, controleren ............................... 6-8
Brandstof............................................... 3-19
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig ... 5-3CCardanolie............................................. 6-12
Claxonschakelaar ................................. 3-14
Contactslot/stuurslot ............................... 3-2
Controle- en waarschuwingslampjes ...... 3-4
Controlelampje grootlicht ........................ 3-4
Controlelampjes richtingaanwijzers ........ 3-4
Controlelampje startblokkering ............... 3-5
Controlelijst voor gebruik ........................ 4-2DDimlichtschakelaar ................................ 3-14GGasgreep en gaskabel, controleren en
smeren................................................ 6-23
Gelijkstroom aansluitcontact voor
accessoires......................................... 3-33
Gereedschapsset .................................... 6-1
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen ........................................... 6-30
HHandschakelhendel .............................. 3-16
Hoogte bestuurderszadel, verstellen .... 3-22IIdentificatienummers .............................. 9-1
Inrijperiode .............................................. 5-4KKabels, controleren en smeren............. 6-22
Klepspeling ........................................... 6-16
Knop handvatverwarming ..................... 3-30
Koelvloeistof ......................................... 6-13
Koplampgloeilamp ................................ 6-29
Koplamphoogte, aanpassen ................. 3-25LLichtsignaalschakelaar ......................... 3-14
Locaties van onderdelen ........................ 2-1
Luchtfilterelement ................................. 6-15MMatkleur, let op ....................................... 7-1
Middenbok en zijstandaard,
controleren en smeren ....................... 6-24
Modelinformatiesticker............................ 9-2
Motorolie en oliefilterpatroon .................. 6-9
Multifunctioneel display .......................... 3-7NNoodstopschakelaar ............................. 3-15OOpbergcompartiment ............................ 3-24PPanelen, verwijderen en aanbrengen ..... 6-7
Parkeerlichtgloeilamp ........................... 6-31
Parkeren ................................................. 5-4
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema.............................. 6-2Problemen oplossen ............................. 6-31
RRem- en schakelpedalen, controleren
en smeren ........................................... 6-23
Remhendel ............................................ 3-17
Remhendel, controleren en smeren ...... 6-23
Remlichtschakelaar ............................... 6-20
Rempedaal ............................................ 3-17
Richtingaanwijzergloeilamp of
gloeilamp in remlicht/achterlicht,
vervangen ........................................... 6-29
Richtingaanwijzerschakelaar................. 3-14SSchakelaar alarmverlichting .................. 3-15
Schakelaar handmatig schakelen ......... 3-15
Schakelen ............................................... 5-2
Schakelpedaal....................................... 3-16
Schokdemperunit, afstellen ................... 3-29
Sleutelnummer ........................................ 9-1
Snelheidsmeter ....................................... 3-6
Specificaties ............................................ 8-1
Stalling .................................................... 7-3
Stand van het stuur, verstellen.............. 3-26
Startblokkeersysteem.............................. 3-1
Starten van de motor............................... 5-1
Startknop ............................................... 3-15
Startspersysteem .................................. 3-31
Stationair toerental, controleren ............ 6-15
Storingzoekschema’s ............................ 6-32
Stroomlijnpanelen, openen en sluiten ... 3-26
Stuurschakelaars .................................. 3-14
Stuursysteem, controleren .................... 6-25TTankbeluchtingsslang/overloopslang .... 3-20
U2D2D2D0.book Page 1 Thursday, October 11, 2007 9:25 AM