!
27
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Als bij draaiende motor of tijdens het
rijden een van de volgende verklikker-
lampjes gaat branden, wijst dit op een
storing in het desbetreffende systeem en
moet de bestuurder actie ondernemen. Centraal
waarschuwingslampje.
Dit waarschuwingslampje brandt
in combinatie met een ander
waarschuwingslampje:
- lekke band,
- remsysteem,
- stuurbekrachtiging,
- oliedruk,
- koelvloeistoftemperatuur.
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Service.
Het verklikkerlampje service
gaat branden in het geval van
een storing in een systeem zon-
d e r s p e c i fi e k v e r k l i k k e r l a m p j e .
De melding op het multifunctionele dis-
play geeft aan welke functie het betreft.
Controleer:
-
of alle portieren, de achterklep, de
achterruit en de motorkap gesloten zijn,
- het motorolieniveau,
- het niveau van de ruitensproeiervloeistof,
- de batterij van de afstandsbediening,
- de bandenspanning,
- o f h e t r o e t fi l t e r n i e t i s v e r v u i l d ( d i e s e l ) .
Raadpleeg in andere gevallen het PEUGEOT-
netwerk .
Remsysteem.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
remsysteem:
- te laag remvloeistofniveau,
- storing elektronische remdrukregelaar (REF) (het
verklikkerlampje ABS brandt in dat
geval ook).
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Controleer tijdens het rijden of de hand-
rem niet is aangetrokken.
In het geval van een storing waar-
bij een waarschuwingslampje gaat
branden, moet de aanvullende in-
formatie via een melding op het
multifunctionele display worden
gelezen.
Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-
netwerk .
Waarschuwingslampjes
Antiblokkeersysteem (ABS).
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het an-
tiblokkeersysteem.
De normale remwerking met rembe-
krachtiging blijft echter behouden.
Gemeenschappelijke waarschuwingslampjes
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP/ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Als de systemen niet zijn uitgeschakeld
en dit verklikkerlampje en het lampje in
de schakelaar constant branden, wijst
dit op een storing in het systeem ESP
of ASR of de hill holder.
30
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Airbags.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in één van de airbags of de py-
rotechnische gordelspanners.
Remsysteem.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het remsysteem:
- te laag remvloeistofniveau,
- storing elektronische remdrukregelaar (REF) (het
verklikkerlampje ABS brandt in dat
geval ook).
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Controleer tijdens het rijden of de hand-
rem niet is aangetrokken.
Antiblokkeersysteem (ABS).
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het antiblokkeersysteem.
De normale remwerking met rembe-
krachtiging blijft ec-hter behouden.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP/ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Als de systemen niet zijn uitgeschakeld
en dit verklikkerlampje en het lampje in
de schakelaar constant branden, wijst
dit op een storing in het systeem ESP
of ASR of de hill holder.
Stuurbekrachtiging.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de stuurbekrachtiging. Zet
de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.
Geopend portier.
Een portier, de achterklep, de
achterruit of de motorkap * is
nog geopend:
- bij een snelheid lager dan 10 km/h wordt dit pictogram oranje
weergegeven,
- bij een snelheid hoger dan 10 km/h wordt dit pictogram rood
weergegeven. Waarschuwing kans op
gladheid.
Dit pictogram waarschuwt u voor
weersomstandigheden waarbij
gladheid kan ontstaan (buiten-
temperaturen lager dan 3°C).
Rijd voorzichtig.
Handrem.
Dit pictogram wordt tijdens
het rijden weergegeven als de
handrem nog (iets) is aange-
trokken.
Elektronische
startblokkering.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de elektronische startblokkering of
wanneer de batterij van de afstandsbe-
diening leeg is.
* Uitsluitend bij auto's met alarmsysteem.
Laag brandstofniveau.
Dit pictogram wordt weergege-
ven op het moment dat u met de
resterende hoeveelheid brand-
stof nog ongeveer 50 km kunt rijden.
De inhoud van de brandstoftank be-
draagt ongeveer 60 liter. Ruitensproeiervloeistofniveau.
Dit pictogram wordt weergegeven
als bij het bedienen van de ruiten-
wisserschakelaar het niveau van
de ruitensproeiervloeistof te laag is.
Vul het reservoir van de ruiten- en kop-
lampsproeiers bij de eerstvolgende ge-
legenheid bij.
!
i
!
128
VEILIGHEID
HULPSYSTEMEN BIJ HET REMMEN
Uw auto is voorzien van drie systemen
die u helpen om de auto in een noodsi-
tuatie veilig tot stilstand te brengen:
- het antiblokkeersysteem (ABS),
- de elektronische remdrukregelaar (REF),
- de noodremassistentie (AFU).
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(REF)
Deze systemen zorgen tijdens het rem-
men voor een betere stabiliteit en be-
stuurbaarheid van uw auto en voor een
betere controle in scherpe bochten,
vooral op een slecht of glad wegdek.
Trap het rempedaal bij een nood-
stop krachtig en volledig in en laat
het niet los. Zorg er bij vervanging van de wie-
len (banden en velgen) voor dat er
wielen worden gemonteerd die aan
de voorschriften van de construc-
teur voldoen.
Storing
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display,
duidt dit op een storing in het antiblok-
keersysteem. Door deze storing zou u
tijdens het remmen de controle over uw
auto kunnen verliezen.
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met
het verklikkerlampje STOP en
ABS , een geluidssignaal en
een melding op het multifunctionele
display, duidt dit op een storing in de
elektronische remdrukregelaar. Door
deze storing zou u tijdens het remmen
de controle over uw auto kunnen ver-
liezen.
Stop op een veilige plaats. Noodremassistentie
Dit systeem zorgt ervoor dat in nood-
gevallen de optimale remdruk sneller
wordt bereikt, zodat de remafstand klei-
ner wordt.
Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt auto-
matisch in werking zodra één van de
wielen dreigt te blokkeren.
De normale werking van het antiblok-
keersysteem kan merkbaar zijn door
het trillen van het rempedaal. Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan
een bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de
benodigde bedieningskracht minder
wordt en dat de effectiviteit van het rem-
men wordt vergroot.
Raadpleeg in beide gevallen het
PEUGEOT-netwerk . Trap het rempedaal bij een nood-
stop zeer krachtig in en laat het pe-
daal niet los.