86
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
EOBD-SYSTEEM
Met het EOBD-systeem (European On
Board Diagnosis) kan een doorlo-
pende diagnose worden uitgevoerd op
die componenten op de auto die van
invloed zijn op de emissie.
Bovendien meldt het systeem, door
het branden van het lampje
Uop het
instrumentenpaneel en het verschij-
nen van een bericht op het instelbare
multifunctionele display (bepaalde
uitvoeringen - zie hoofdstuk “Lamp-
jes en berichten”) dat de betreffende
componenten defect zijn.
Het doel is:
❒de werking van het systeem con-
troleren;
❒signaleren wanneer door een sto-
ring de emissies boven de wettelijk
vastgestelde drempelwaarde uit-
komen;
❒signaleren wanneer het noodzake-
lijk is defecte componenten te ver-
vangen. Storing in EBD
Bij een storing branden de
waarschuwingslampjes
>en x
op het instrumentenpaneel en
verschijnt er een bericht (bepaalde
uitvoeringen) op het
multifunctionele display (zie het
hoofdstuk “Lampjes en
berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig rem-
men de achterwielen vroegtijdig blok-
keren waardoor de auto kan slippen.
Rijd zeer voorzichtig naar de dichtst-
bijzijnde Lancia-dealer om het sys-
teem te laten controleren.
Als het ABS in werking
treedt, merkt u dat aan een
trilling in het rempedaal. Verlaag
de remdruk niet maar houd het
rempedaal juist goed ingetrapt; op
deze manier hebt u de kortste rem-
weg in relatie tot de conditie van
het wegdek.
ATTENTIE
Als het waarschuwings-
lampje xop het instru-
mentenpaneel gaat branden (bij
bepaalde uitvoeringen verschijnt
op het multifunctionele display ook
een bericht), stop dan onmiddellijk
en wendt u tot de Lancia-dealer.
Als er vloeistof lekt uit het hy-
draulische systeem, wordt de wer-
king van zowel het conventionele
remsysteem als het ABS in gevaar
gebracht.
ATTENTIE
87
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Het systeem beschikt verder nog over
een diagnosestekker die, als deze ver-
bonden is met speciale apparatuur,
het mogelijk maakt, de door de rege-
leenheid opgeslagen storingscodes en
de specifieke parameters voor de
diagnose en werking van de motor, te
lezen. Deze controle kan ook worden
uitgevoerd door de verkeerspolitie.
BELANGRIJK Na het verhelpen van
de storing moet de Lancia-dealer voor
een complete controle van het sys-
teem, tests uitvoeren op een testbank
en, zo nodig, een proefrit maken die
eventueel een langere afstand kan
omvatten.Autoradio inbouwen
De autoradio moet worden ingebouwd
op de plek van het opbergvak mid-
denonder. De voedingskabels liggen
achter dit opbergvak. Verwijder het
vak door op de aangegeven punten bij
de borgingen te drukken.AUTORADIO
(indien aanwezig)
Raadpleeg voor de werking van de
autoradio met CD- of MP3 CD-speler
het supplement dat bij dit instructie-
boekje is geleverd.
INBOUWVOORBEREIDING
(indien aanwezig)
Het pakket bestaat uit:
❒kabels voor voeding van de auto-
radio;
❒kabels voor voeding van de luid-
sprekers voor en achter;
❒kabel voor voeding van de antenne;
❒2 tweeter luidsprekers in de voor-
stijlen met elk een piekvermogen
van 30W;
❒2 mid-woofer luidsprekers in de
voorportieren, met een diameter
van 165 mm en met elk een piek-
vermogen van 30W;
❒2 full-range luidsprekers in de
achterportieren, met een diameter
van 165 mm en met elk een piek-
vermogen van 30W. Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje Ugaat niet bran-
den of het gaat branden of
knipperen tijdens het rijden (er ver-
schijnt ook een bericht op het instel-
bare multifunctionele display),
wendt u dan zo snel mogelijk tot de
Lancia-dealer. De werking van het
lampje Ukan worden gecontroleerd
met behulp van speciale apparatuur
van de verkeerspolitie. Houdt u aan
de wetgeving van het land waarin u
rijdt.
fig. 118L0D0120m
Het is raadzaam de autora-
dio en het storingsfilter
door de Lancia-dealer te
laten installeren.
89
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de mon-
tage van zendontvangstapparatuur op
voorwaarde dat de montagewerk-
zaamheden op de juiste wijze bij een
gespecialiseerd bedrijf worden uitge-
voerd, waarbij de aanwijzingen van
de fabrikant in acht moeten worden
genomen.
BELANGRIJK Als door de montage
van systemen de kenmerken van de
auto worden gewijzigd, kan het ken-
tekenbewijs worden ingenomen door
de bevoegde instanties en eventueel de
garantie komen te vervallen bij de-
fecten die veroorzaakt zijn door de
bovengenoemde modificatie of op de-
fecten die direct of indirect daarvan
het gevolg zijn.
Fiat Auto S.p.A. is op geen enkele
wijze verantwoordelijk voor schade
die het gevolg is van de installatie van
accessoires die niet door Fiat Auto
S.p.A. zijn geleverd of aanbevolen en
die niet conform de geleverde instruc-
ties zijn geïnstalleerd.ELEKTRISCHE
STUUR-
BEKRACHTIGING
“DUALDRIVE”
De auto is uitgerust met de elektrische
stuurbekrachtiging “Dualdrive”. De
elektrische stuurbekrachtiging werkt
alleen als de contactsleutel in stand
MARstaat en de motor draait. Met
het systeem kan de bestuurder de
hulpkracht voor het verdraaien van
het stuur aanpassen aan de rij-om-
standigheden.
IN-/UITSCHAKELEN
(CITY-functie)
Druk voor het in-/uitschakelen van de
functie op de knop fig. 119op het
middelste deel van het dashboard.
Als deze functie wordt ingeschakeld,
verschijnt het opschrift CITY op het
multifunctionele display.
Met ingeschakelde CITY-functie
draait het stuur heel licht, waardoor
makkelijker kan worden geparkeerd:
deze instelling van de stuurbekrach-
tiging is dus zeer geschikt voor het rij-
den in de stad. RADIOZENDAPPARATUUR EN
MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele tele-
foons, 27 mc en dergelijke) mogen al-
leen in de auto worden gebruikt met
een aparte antenne aan de buitenkant
van de auto.
Het gebruik van dergelijke apparaten
in de auto (zonder buitenantenne)
kan niet alleen schadelijk zijn voor de
gezondheid van de inzittenden, maar
kan ook storingen in de elektrische
systemen van de auto veroorzaken.
Hierdoor wordt de veiligheid in ge-
vaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ont-
vangstkwaliteit aanzienlijk beperkt
door de isolerende eigenschappen van
de carrosserie.
Houdt u bij het gebruik van mobiele
telefoons (GSM, GPRS, UMTS) met
het officiële EU-keurmerk, strikt aan
de instructies die door de fabrikant
van de mobiele telefoon zijn bijgele-
verd.
90
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
BELANGRIJK De benodigde stuur-
kracht kan toenemen bij langdurige
parkeermanoeuvres; dit is een nor-
maal verschijnsel om oververhitting
van de motor voor de stuurbekrachti-
ging te voorkomen. In deze situatie
zijn er geen reparaties vereist. Als u de
auto een volgende keer weer gebruikt,
zal de stuurbekrachtiging weer nor-
maal werken.
fig. 119L0D0419m
Let op bij de montage van
spoilers, lichtmetalen vel-
gen en niet standaard wieldoppen:
ze kunnen de ventilatie van de
remmen verminderen en daarmee
hun doelmatigheid tijdens krach-
tig en veelvuldig remmen; bijvoor-
beeld tijdens een lange afdaling.
Controleer bovendien of de slag
van de pedalen niet beperkt wordt
(door matten enz.).
ATTENTIE
Het is streng verboden om
de-/montagewerkzaamhe-
den uit te voeren, waarvoor wijzi-
gingen in de stuurinrichting of de
stuurkolom vereist zijn (bijv. bij
montage van een diefstalbeveili-
ging). Hierdoor kunnen de presta-
ties van het systeem, de garantie en
de veiligheid in gevaar worden ge-
bracht en voldoet de auto niet meer
aan de typegoedkeuring.
ATTENTIE
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in het systeem
worden aangegeven door het branden
van het lampje
gop het instrumen-
tenpaneel (op het multifunctionele
display verschijnt ook een bericht - zie
het hoofdstuk “Lampjes en berich-
ten”).
Bij een storing in het systeem blijft de
auto mechanisch bestuurbaar. Wendt
u echter zo snel mogelijk tot de Lan-
cia-dealer.
Zet altijd de motor uit en
verwijder de contactsleutel
uit het contactslot, waardoor het
stuurwiel wordt vergrendeld, voor-
dat er onderhoudswerkzaamheden
worden uitgevoerd, vooral als de
auto met de wielen los van de
grond staat. Als dit niet mogelijk is
(als de sleutel in stand MAR moet
staan of de motor moet draaien),
moet de hoofdzekering van de elek-
trische stuurbekrachtiging worden
verwijderd.
ATTENTIE
94
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
bruiksduur, type traject, bereikte tem-
peratuur enz.) en berekent de hoeveel-
heid verzameld roet in het filter. Het fil-
ter verzamelt de roetdeeltjes en moet
periodiek worden geregenereerd
(schoongemaakt) door de roetdeeltjes
te verbranden. De regeneratieprocedure
wordt geregeld door de regeleenheid
van de motor op basis van de hoeveel-
heid opgevangen roetdeeltjes en de be-
drijfsomstandigheden van de auto. Tij-
dens de regeneratie kan het volgende
worden waargenomen: een beperkte
toerentalverhoging, inschakeling van de
elektroventilateur, een beperkte toe-
name van de rook uit de uitlaat en een
hogere temperatuur bij de uitlaat. Dit
zijn geen storingen en deze situatie heeft
geen invloed op het milieu of het gedrag
van de auto. Als de bijbehorende mel-
ding op het display verschijnt, zie dan
de paragraaf “Lampjes en berichten”.BESCHERMING VAN
HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor ben-
zinemotoren zijn:
❒driewegkatalysator (katalysator);
❒lambdasondes;
❒benzinedamp-opvangsysteem.
Laat de motor nooit, ook niet tijdens
testwerkzaamheden, met losgenomen
bougiekabels draaien.
De emissiereductiesystemen voor die-
selmotoren zijn:
❒oxidatiekatalysator;
❒uitlaatgasrecirculatie-systeem
(EGR);
❒roetfilter (DPF).
DPF-ROETFILTER
(DIESEL PARTICULATE FILTER)
(voor uitvoeringen 1.3 Multijet 90
pk)
Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate
Filter) is een mechanisch filter in het
uitlaatsysteem dat de partikels in het
uitlaatgas van dieselmotoren opvangt.
Het filter vangt bijna de totale hoeveel-
heid roetdeeltjes op, waardoor voldaan
wordt aan de huidige/toekomstige wet-
telijke normen. Tijdens het normale ge-
bruik van de auto registreert de in-
spuitregeleenheid een aantal gegevens
met betrekking tot het gebruik (ge- Plaats tijdens het tanken de dop in de
uitsparing op het tankklepje, zoals af-
gebeeld in de figuur.
BELANGRIJK Omdat de tank her-
metisch is afgesloten, kan een kleine
overdruk worden waargenomen. Het
is daarom normaal als u bij het los-
draaien van de tankdop een sissend
geluid hoort.
Draai na het tanken de dop rechtsom
totdat u een of meer klikken hoort;
draai vervolgens de sleutel rechtsom,
neem de sleutel uit het slot en sluit het
tankklepje.
Kom niet dicht bij de vul-
opening met open vuur of
een brandende sigaret: brandge-
vaar. Houd uw hoofd ook niet
dichtbij de vulopening om te voor-
komen dat u schadelijke dampen
inademt.
ATTENTIE
Onder normale bedrijfs-
omstandigheden bereikt de
katalysator hoge temperaturen.
Parkeer daarom niet boven brand-
bare materialen (gras, droge bla-
deren, dennennaalden enz.):
brandgevaar.
ATTENTIE
110
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG EN ZIJ-AIRBAG
(sidebag) (indien aanwezig)
AAN PASSAGIERSZIJDE
HANDMATIG UITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een
kind op de passagiersstoel voor te ver-
voeren, moeten de frontairbag en de
sidebag (indien aanwezig) aan passa-
gierszijde worden uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje “op het
dashboard blijft continu branden tot-
dat de frontairbag en de zij-airbag
(sidebag) (indien aanwezig) aan pas-
sagierszijde opnieuw worden inge-
schakeld.ZIJ-AIRBAGS
(Sidebags -
Headbags)
(indien aanwezig)
SIDEBAGS
(indien aanwezig) fig. 19
Deze sidebags zijn kussens die zich
snel opblazen en bevinden zich in de
rugleuning van de voorstoelen. Ze
hebben tot doel de borstkast van de
inzittenden te beschermen bij mid-
delzware en zware zijdelingse aanrij-
dingen.
Raadpleeg voor het hand-
matig uitschakelen van de
frontairbag en zij-airbag (sidebag)
(indien aanwezig) aan passagiers-
zijde, de paragraaf “Instelbaar
multifunctioneel display” in het
hoofdstuk “Dashboard en bedie-
ning”.
ATTENTIEBedek de rugleuning van
de voorstoelen niet met
hoezen of kleden die niet zijn voor-
bereid op het gebruik met sidebags.
ATTENTIE
fig. 19L0D0147m
fig. 20L0D0148m
HEADBAGS
(indien aanwezig) fig. 20
De headbag is een “gordijn”-systeem,
dat zich aan de zijkant in de hemel-
bekleding bevindt en dat is afgedekt
met een afwerklijst. De headbags bie-
den bescherming aan het hoofd van
de inzittenden voor en achter tijdens
een zijdelingse botsing, dankzij het
grote effectieve oppervlak van de kus-
sens. In het Lancia Lineaccessori-pro-
gramma zijn stoelhoezen opgenomen
voor stoelen die zijn uitgerust met
sidebags.
126
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
Naast het branden van het lampje, ver-
schijnt er - afhankelijk van het type in-
strumentenpaneel - ook een specifiek
bericht en/of klinkt er een akoestisch
signaal. Deze meldingen zijn kort en
uit voorzorgen moeten als een aan-
vulling worden gezien en niet als alter-
natief voor de informatie in dit instruc-
tieboekje. Wij raden u daarom aan dit
instructieboekje goed door te lezen.
Houdt u bij een storing altijd aan de
aanwijzingen die in dit hoofdstuk
beschreven worden.
BELANGRIJK De storingsmeldingen
die op het display verschijnen, zijn
onderverdeeld in twee categorieën:
ernstigestoringen en minder ern-
stigestoringen.
De ernstigestoringen worden “cy-
clisch” weergegeven en herhaald tot-
dat de oorzaak van de storing is ver-
holpen.
De minder ernstigestoringen wor-
den een bepaalde tijd “cyclisch” weer-
gegeven.
U kunt de weergavecyclus van beide
categorieën onderbreken door op de
knop MODEte drukken. Het lampje
op het instrumentenpaneel blijft bran-
den totdat de storing is verholpen.TE LAAG
REMVLOEISTOF-
NIVEAU (rood)
AANGETROKKEN
HANDREM (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Te laag remvloeistofniveau
Het lampje gaat branden als het rem-
vloeistofniveau in het reservoir onder
het minimum niveau is gedaald, bij-
voorbeeld door lekkage in het rem-
systeem.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
x
Aangetrokken handrem
Het lampje gaat branden als de hand-
rem wordt aangetrokken.
Als de auto in beweging is, hoort u
ook een akoestisch signaal.
BELANGRIJK Als het lampje tijdens
het rijden gaat branden, controleer
dan of de handrem niet is aangetrok-
ken.
STORING AIRBAG (rood)
Als u de contactsleutel in
stand MARdraait, gaat het
lampje branden. Na enkele
seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat constant branden bij
een storing in het airbagsysteem.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
¬
Als het lampje xtijdens
het rijden gaat branden
(op het display verschijnt ook een
bericht), stop dan onmiddellijk en
wendt u tot de Lancia-dealer.
ATTENTIE
127
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
¬gaat niet branden of
blijft branden tijdens het rijden,
dan is er mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen; in dat geval
kunnen de airbags of gordelspan-
ners niet geactiveerd worden bij
een ongeval of, in een zeer beperkt
aantal gevallen, niet op de juiste
wijze geactiveerd worden. Voordat
u verder rijdt, dient u contact op te
nemen met de Lancia-dealer om
het systeem direct te laten contro-
leren.
Een defect lampje
¬wordt weergegeven door-
dat het lampje voor de uitgescha-
kelde frontairbag aan passagiers-
zijde “langer dan de normale 4
seconden knippert. Daarnaast
kunnen de airbags aan passagiers-
zijde (frontairbag en zij-airbag)
automatisch worden uitgeschakeld.
In dit geval kan het lampje
¬geen
storingen in de airbag-/gordel-
spannersystemen aangeven. Voor-
dat u verder rijdt, dient u contact
op te nemen met de Lancia-dealer
om het systeem direct te laten con-
troleren.
ATTENTIE
ATTENTIE
TE HOGE
KOELVLOEISTOF-
TEMPERATUUR (rood)
Als u de contactsleutel in stand
MARdraait, gaat het lampje branden.
Na enkele seconden moet het lampje
doven.
Het lampje gaat branden als de mo-
tor te warm is.
Als het lampje gaat branden, moeten
de volgende maatregelen worden ge-
nomen:
❒bij normale rij-omstandigheden:
stop de auto, zet de motor uit en
controleer of het niveau van de
koelvloeistof in het reservoir niet
onder het MIN-merkteken staat.
Als dit wel het geval is, wacht dan
enkele minuten zodat de motor kan
afkoelen, open vervolgens lang-
zaam en voorzichtig de dop, vul
koelvloeistof bij en controleer of de
koelvloeistof tussen het MIN- en
MAX-merkteken staat. Controleer
ook of er geen vloeistof weglekt. Als
bij het starten van de motor het
lampje opnieuw gaat branden,
wendt u dan tot de Lancia-dealer;
u
❒als de auto onder zware bedrijfs-
omstandigheden wordt gebruikt
(bijvoorbeeld het bergopwaarts trek-
ken van een aanhanger of met vol-
beladen auto): verlaag de snelheid
en breng, als het lampje blijft bran-
den, de auto tot stilstand. Wacht 2
tot 3 minuten met draaiende motor
en geef iets gas voor een snellere cir-
culatie van de koelvloeistof. Zet ver-
volgens de motor uit. Controleer het
vloeistofniveau zoals hiervoor be-
schreven.
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsom-
standigheden is het raadzaam de mo-
tor enkele minuten te laten draaien
met iets ingetrapt gaspedaal voordat
u de motor uitzet.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
ACCU WORDT NIET
VOLDOENDE
OPGELADEN (rood)
Als u de contactsleutel in stand
MARdraait, gaat het lampje branden.
Het moet doven nadat de motor is ge-
start (als de motor stationair draait,
kan het voorkomen dat het lampje
iets later dooft). Als het lampje blijft
branden, wendt u dan onmiddellijk
tot de Lancia-dealer.
w