UW AUTO IN ÉÉN OOGOPSLAG
F10
B255A01MC-GXT WAARSCHUWINGS- EN CONTROLELAMPEN OP HET INSTRUMENTENPANEEL * Een gedetailleerde uitleg van deze onderdelen treft u aan op pagina 1-60.
Onderhoudsindicatie (SRI) Van Airbagsysteem (Indien gemonteerd)
Controlelamp ABS (Indien gemonteerd) Controlelamp Richting-aanwijzers Controlelamp Grootlicht Controlelamp Oliedruk Controlelamp Handrem/Remvloeistofpeil Controlelamp Laadstroom
Controlelamp Voor Niet Goed Gesloten Portieren Controlelamp Benzine- Reserve
Storingscontrolelamp
Controlelamp Overdrive(Alleen automatische transmissie)
Controlelamp Voorgloeien (Dieselmotor)
Waarschuwingslamp Water InBrandstoffilter (Dieselmotor) Controlelamp immobilizer (diefstalbeveiliging)
"Passagiersairbag Off"-Lamp(Indien gemonteerd)Waarschuwingslamp Geopend kofferdeksel/ Achterklep
Koelvloeistof-temperatuur-indicatie
Waarschuwingslamp Veiligheidsgordels
Waarschuwingscontrolelamp Elektronisch stuurbekrachtigingssysteem (EPS)(Indien gemonteerd)
Controlelampen Elektronisch Stabiliteitsprogramma (Indien gemonteerd)
1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
57
1. Toerenteller
2. Controlelamp richtingaanwijzers
3. Controlelamp niet goed gesloten portier
4. "Passagiersairbag OFF"-lamp (Indien gemonteerd)
5. Controlelamp automatische snelheidsregeling (Indien gemonteerd)
6. Kilometertotaalteller/Dagteller/ Boordcomputer (Indien gemonteerd)
7. Controlelamp startblokkering
8. Snelheidsmeter
9. Waarschuwingslamp water in brandstoffilter (Dieselmotor)
10. Waarschuwingscontrolelamp elektronisch stuurbekrachtigings-systeem (EPS) (Indien gemonteerd)
11. Controlelamp voorgloeien (Dieselmotor)
12. Koelvloeistoftemperatuurmeter 13. Gordel-waarschuwingslamp
14. Controlelamp laadstroom
15. Controlelamp oliedruk
16. Controlelamp grootlicht
17. Controlelamp airbag systeem (Indien gemonteerd)
18. Controlelamp remsysteem/aangetrokken handrem
19. Controlelamp elektronische motorregeling (MIL)
20. Controlelamp overdrive uitges-chakeld
(Alleen automatische transmissie)
21. Controlelamp geopende achterklep
22. Benzinemeter
23. Controlelamp ABS (Indien gemonteerd)
24. Controlelamp benzinereserve
25. Controlelampen elektonisch stabiliteitsprogramma (ESP)
(Indien gemonteerd)
1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
59
1. Toerenteller
2. Controlelamp richtingaanwijzers
3. Controlelamp oliedruk
4. Controlelamp automatische snelheidsregeling (Indien gemonteerd)
5. Kilometertotaalteller/Dagteller (Indien gemonteerd)
6. Controlelamp airbag systeem (Indien gemonteerd)
7. Controlelamp elektronische motorregeling (MIL)
8. Snelheidsmeter
9. Waarschuwingslamp water in brandstoffilter (Dieselmotor)
10. Controlelamp voorgloeien (Dieselmotor)
11. "Passagiersairbag OFF"-lamp (Indien gemonteerd)
12. Controlelamp niet goed gesloten portier
13. Controlelamp laadstroom
14. Controlelamp remsysteem/aangetrokken handrem 15. Gordel-waarschuwingslamp
16. Controlelamp grootlicht
17. Koelvloeistoftemperatuurmeter
18. Benzinemeter
19. Controlelamp overdrive uitges-chakeld
(Alleen automatische transmissie)
20. Controlelamp benzinereserve
21. Controlelamp startblokkering
22. Controlelamp geopende achterklep
23. Waarschuwingscontrolelamp elektronisch stuurbekrachtigings-systeem (EPS) (Indien gemonteerd)
24. Controlelamp ABS (Indien gemonteerd)
25. Controlelampen elektonisch stabiliteitsprogramma (ESP) (Indien gemonteerd)
1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
61
!
B260C01A-AXT
Controlelamp overdrive (Alleen automatischetransmissie)
Als de overdriveschakelaar in de stand "ON" staat en de vierde versnelling is ingeschakeld dooft deze controlelamp. Deze controlelamp gaat branden zodrade overdrive-schakelaar in de stand "OFF" staat.
B260P02Y-GXT
Controlelamp ABS
(Indien gemonteerd)
Als de contactsleutel in de stand"ON" wordt gedraaid, zal de controlelamp voor het ABS gaanbranden en na enkele seconden doven. Als de controlelamp blijft branden, gaat branden tijdens het rijdenof niet gaat branden als de contactsleutel in de stand "ON" wordt gedraaid, betekent dit dat er een stor-ing in het ABS systeem is opgetreden. Laat uw auto in dit geval zo snel mogelijk door een Hyundai dealercontroleren. Het normale remsysteem blijft echter werken, maar zonder de assistentie van het ABS systeem.
WAARSCHUWING:
Als de waarschuwingslampen voor ABS SRI en handrem/remvlo- eistofpeil beide blijven branden methet contactslot in de stand "ON", of tijdens het rijden gaan branden, betekent dit dat er mogelijk eenstoring is in het EBD systeem (elektronische remkracht-verdeling). Indien dit het geval is moet sterk afremmen worden voorkomen en moet de auto zo snel mogelijk door uw Hyundai dealer wordengecontroleerd. SB210G1-FX
Controlelamp richtingaanwijzers
Als de richtingaanwijzers worden
ingeschakeld gaat deze groene controlelamp knipperen. Als de lampwel brandt, maar niet knippert, sneller knippert dan normaal of niet brandt, geeft dit een storing in de richting-aanwijzerinstallatie aan.
SB210J1-FX Controlelamp grootlicht
Deze controlelamp gaat branden zodra
het grootlicht wordt ingeschakeld of als een lichtsignaal wordt gegeven.
2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
2
Uitlaatgassen kunnen gevaarlijk zijn! ............................ 2-2
Alvorens de motor te starten ......................................... 2-3
De motor starten ............................................................ 2-3
Sleutelstanden............................................................... 2-4
Het starten van de motor ............................................... 2-5
Handgeschakelde versnellingsbak ............................... 2-7Automatische transm issie ........................................... 2-10
Antiblokkeersysteem (ABS) ....... .................................2-14
Elektronische stabiliteitsregeling (ESP) ......................2-15
Parkeerhulp .................................................. ............... 2-16
Opmerkingen met betrekking tot de remmen ..............2-19
Economisch rijden ....................................................... 2-20
Bochten ....................................................................... 2-21
Rijden onder winterse omstandigheden ......................2-21
Het rijden met hoge snelheden ....................................2-24
Het gebruik van de verlichting ..................................... 2-24
Rijden met aanhanger of slepen .................................. 2-24
2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
14
!
ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS)
C120A01FC-GXT (Indien gemonteerd)
Het antiblokkeersysteem (ABS) is
ontworpen om, tijdens plotseling remmen of bij gevaarlijke wegom-standigheden, het blokkeren van een wiel te voorkomen.
Een regeleenheid registreert de
snelheid van het wiel en controleertde druk naar iedere rem. Op deze wijze zal, in een noodsituatie of bijeen glad wegdek het antiblok- keersysteem de controle over het voertuig tijdens het remmenverbeteren.
o Indien het antiblokkeersysteem in werking treedt, kan in het rempedaal een lichte reactiegevoeld worden, tijdens het remmen. Ook is een klikkend geluid in het motorcompartimentonder het rijden waarneembaar. Dit zijn normale verschijnselen ten teken dat uwantiblokkeersysteem goed functioneert. o Indien het antiblokkeersysteem
in werking treedt, kan in het rempedaal een lichte reactie gevoeld worden, tijdens het remmen. Ook is een klikkend geluid in het motorcompartiment onder het rijden waarneembaar. Dit zijnnormale verschijnselen ten teken dat uw antiblokkeersysteem goed functioneert.
o Als de auto naast de weg raakt,moet niet scherp worden teruggestuurd, maar moet de snelheid worden verminderd voordat wordt geprobeerd om deauto weer op de weg terug te krijgen.
o Nooit de geldende snelheidslimiet overschrijden.
o Als uw auto vast komt te zitten in sneeuw, modder, zand enz.,dan kan de auto mogelijk loskomen door de auto voor- enachteruit te bewegen (schommelen). Probeer dit niet als mensen of objecten zich inde buurt van de auto bevinden. Tijdens het "schommelen" kan de auto opeens voor- of achteruitbewegen als de auto loskomt en daarbij de personen of objecten in de nabijheid verwonden/beschadigen. WAARSCHUWING:
Het ABS (ESP) voorkomt geen
ongelukken als gevolg van onjuisten gevaarlijk rijgedrag. Zelfs al isde beheersing van de auto tijdens noodremmingen verbeterd, toch moet altijd een veilige afstandworden aangehouden. Onder ex- treme wegomstandigheden moet de snelheid altijd worden vermin-derd.
Onder de volgende omstandig-
heden kan de remweg voor auto'smet ABS (ESP) zelfs langer zijn dan voor auto's zonder ABS (ESP).
2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
15
o Op wegen met een ruwe wegdek
of als ze zijn bedekt met grind of sneeuw.
o Bij het rijden met sneeuwket-
tingen.
o Op wegen waar kuilen in het wegdek aanwezig zijn of waar dehoogte van het wegdek ongelijk is.
Op deze wegen moet met verminderde snelheid worden gereden. De veiligheidsvoorzieningen van een auto met ABS (ESP) mogen niet worden uitgeprobeerd bij hogesnelheid of in bochten. Hierdoor kan de veiligheid van uzelf of van anderen in gevaar komen.
ELEKTRONISCHE STABILITEITSREGELING(ESP) De elektronische stabiliteitsregeling (ESP) is een elektronisch systeemdat de bestuurder helpt bij het onder controle houden van de auto onder kritische omstandigheden. Het is geen vervanging voor een veilige rijstijl. Factoren zoals snelheid, de conditie van de weg en de manierwaarop de bestuurder de auto bestuurt, zijn van invloed op de mate waarin het ESP kan voorkomen dat decontrole wordt verloren. Het blijft uw verantwoordelijkheid om met redelijke snelheden te rijden en bochten tenemen en een ruime veiligheidsmarge in acht te nemen.
LET OP:
Als wordt gereden met eenafwijkende velg- of bandenmaat is het mogelijk dat het ESP niet juistwerkt. Als banden worden vervangen, zorg er dan voor dat deze dezelfde maat hebben als deoude banden.
!
C310A01JM-AXT (Indien gemonteerd) De elektronische stabiliteitsregeling
(ESP: Electronic Stability Program) dient voor het stabiel houden van de auto in bochten. Het ESP controleert waar u heen stuurt en waar de auto inwerkelijkheid heengaat. ESP bedient de remmen van de
afzonderlijke wielen en regelt hetmotormanagementsysteem, zodat de auto stabiel blijft.
B310A01MC
2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
17
!WAARSCHUWING:
De parkeerhulp biedt slechts aanvullende informatie. De bestuurder dient altijd zelf achteruitte kijken. De werking van het systeem kan worden beïnvloed door diverse factoren en kan nietblindelings worden vertrouwd. Werking van de parkeerhulp Inschakelen
o Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld als de achter- uitversnelling is ingeschakeld en het contact in stand ON staat. Bij een snelheid van meer dan 5 km/h wordt het systeem mogelijk niet juist geactiveerd.
o Het bereik van de parkeersensoren bedraagt ongeveer 120 cm.
o Als er zich twee voorwerpen achter de auto bevinden, zal hetdichtstbijzijnde als eerste wordengeregistreerd. Waarschuwingssignalen
o Als de afstand tussen 120 cm en 81 cm bedraagt, klinkt er met regelmatige tussenpozen een signaal
o Als de afstand tussen 80 cm en 41cm bedraagt, klinkt er metregelmatige tussenpozen een dubbel signaal : Zoemer klinkt vaker
o Als de afstand minder dan 40 cm
bedraagt, klinkt het signaal continu.
Gevallen waarin de parkeerhulp niet werkt De parkeerhulp werkt mogelijk niet goed in de volgende gevallen:
1. Als er ijsvorming op de sensor is (de sensor werkt weer normaal als het ijs gesmolten is).
2. Als de sensor bedekt is met sneeuw of een andere substantie (de sen- sor werkt weer normaal zodra deze vrij is gemaakt).
3. Bij het rijden op oneffen wegen en op hellingen.
4. Als bepaalde hoogfrequente geluiden, zoals claxons,racemotoren, luchtremmen van vrachtwagen en dergelijke de werking van de sensoren beïnvloeden. 5. Bij zware regenval of opspattend
water.
6. Door zenders of mobiele telefoons in de buurt van de sensors.
7. Als de sensor bedekt is met sneeuw.
8. Rijden met een aanhanger. Het sensorbereik kan in de volgende gevallen afnemen:1. Als de sensor vuil is (de sensor werkt weer normaal zodra deze schoon is).
2. Bij extreem hoge of lage buitentemperaturen.
De volgende voorwerpen wordenmogelijk niet opgemerkt door de sensoren:
1. Smalle voorwerpen als touwen, kettingen enz.
2. Voorwerpen die de hoogfrequente signalen van de sensor absorberen,zoals kleding, sponsachtigematerialen en sneeuw.
3. Bij voorwerpen lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm.