191
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
45 90 135 180 225
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
ONDERHOUDSSCHEMA
(120 Multijet - 130 Multijet - 160 Multijet)
x 1000 km
Banden op conditie en slijtage controleren, bandenspanning eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers, waar-
schuwingsknipperlichten, laadruimte, waarschuwings-/controlelampjes enz.)
controleren
Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en eventueel
sproeiermonden afstellen
Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken op conditie en slijtage controleren en
werking van remblokslijtagesensor voor en achter controleren
Visueel de conditie controleren van:
Buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en
remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen enz.) en rubber slangen
van rem- en brandstofsysteem
Conditie en spanning van diverse aandrijfriemen voor hulporganen visueel
controleren (behalve uitvoeringen met automatische riemspanners)
Slag van handrem controleren en eventueel afstellen
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
Vergrendelmechanismen op vervuiling controleren en mechanismen smeren
Motorolie en oliefilter vervangen
193
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
40 80 120 160 200
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
●●●●●
ONDERHOUDSSCHEMA (100 Multijet)
x 1000 km
Banden op conditie en slijtage controleren, bandenspanning eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers,
waarschuwingknipperlichten, laadruimte, waarschuwings-/controlelampjes
enz.) controleren
Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en eventueel
sproeiermonden afstellen
Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken op conditie en slijtage controleren en
werking van remblokslijtagesensor voor en achter controleren
Visueel de conditie controleren van:
Buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en
remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen enz.) en rubber slangen
van rem- en brandstofsysteem
Conditie van diverse aandrijfriemen voor hulporganen visueel controleren
Slag van handrem controleren en eventueel afstellen
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
Vergrendelmechanismen op vervuiling controleren en mechanismen smeren
Motorolie en oliefilter vervangen
Brandstoffilter vervangen
201
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
De remvloeistof is giftig en
zeer corrosief. Als per onge-
luk remvloeistof wordt gemorst,
moeten de betreffende delen
onmiddellijk worden gewassen met
water en neutrale zeep en daarna
met veel water worden afgespoeld.
Bij inslikken dient onmiddellijk een
arts te worden geraadpleegd.
ATTENTIE
Het symbool πop het re-
servoir geeft aan dat synthe-
tische remvloeistof en geen minerale
vloeistof moet worden gebruikt. Het
gebruik van minerale vloeistoffen
moet absoluut worden vermeden,
omdat de rubbers in het remsysteem
door deze vloeistoffen worden be-
schadigd.
ATTENTIEAls het vloeistofniveau lager is dan voor-
geschreven, vul dan bij met een van de
producten uit de tabel “Vloeistoffen en
smeermiddelen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”. Vul als volgt bij:
❒Start de motor en wacht tot het
niveau van de vloeistof in het reser-
voir stabiliseert.
❒Draai bij draaiende motor het stuur-
wiel een aantal malen naar uiterst
rechts en uiterst links.
❒Vul olie bij, totdat het niveau nabij
het MAX-merkteken staat en mon-
teer de dop.
fig. 10F0N0109m
Voorkom dat de olie van de
stuurbekrachtiging in con-
tact komt met warme delen van de
motor: de olie is licht ontvlambaar.
ATTENTIE
Houd bij draaiende motor
het stuurwiel niet langer dan
8 seconden aaneengesloten
tegen het einde van de slag
gedraaid; dit veroorzaakt geluid en
het systeem kan beschadigd worden.
Het olieverbruik van de
stuurbekrachtiging is zeer
laag; als na het bijvullen de
olie binnen korte tijd weer
moet worden bijgevuld, moet het sys-
teem door de Fiat-dealer op eventu-
ele lekkage worden gecontroleerd.
OLIE VAN DE
STUURBEKRACHTIGING fig. 10
Controleer of de olie van de stuurbekrach-
tiging nog op het maximale niveau staat. De
controle moet worden uitgevoerd als de
auto op een vlakke ondergrond staat en bij
een stilstaande koude motor. Controleer
of het niveau nabij het MAX-merkteken
op de peilstok staat. De peilstok is vast met
de dop van het reservoir verbonden
(gebruik voor de controle bij een koude
motor het aangegeven niveau op de zijde
20 °C van de peilstok).
LUCHTFILTER
Laat het luchtfilter vervangen door de
Fiat-dealer.
LUCHTFILTER – STOFFIGE
WEGEN (indien aanwezig)
Het speciale luchtfilter voor een stoffige
omgeving heeft een optische sensor die
aangeeft wanneer het filter verstopt is
A-fig. 11. Daarom moet de sensor
regelmatig worden gecontroleerd (zie
het “Onderhoudsschema” in het hoofd-
stuk “Onderhoud en zorg”).
202
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Dit filter is speciaal voor uitvoeringen
die overwegend over stoffige wegen rij-
den; het is daarom raadzaam het filter
door de Fiat-dealer te laten vervangen.
POLLENFILTER
Laat het pollenfilter vervangen door de
Fiat-dealer.
ACCU
De accu van de auto is “onderhouds-
arm”: onder normale omstandigheden
hoeft het elektrolyt niet bijgevuld te
worden met gedestilleerd water.
De accu is in de cabine achter de peda-
len geplaatst. De accu is bereikbaar
nadat het beschermdeksel is verwijderd.
Het is raadzaam de accu door de Fiat-
dealer te laten controleren/vervangen.
ACCULADING CONTROLEREN
fig. 12
De acculading kan gecontroleerd wor-
den door de kleur van de optische
meter A(indien aanwezig) op het dek-
sel van de accu te controleren.
Als de accu niet voorzien is van een con-
trole-instrument voor de acculading en
het elektrolytniveau (optische hydrome-
ter), mogen de controlewerkzaamheden
De vloeistof in de accu is
giftig en corrosief. Voorkom
contact met de huid en de ogen.
Houd open vuur en vonkvormende
apparaten verwijderd van de accu:
brand- en ontploffingsgevaar.
ATTENTIE
Als de accu werkt met een
zeer laag vloeistofniveau,
ontstaat onherstelbare schade aan
de accu en kan de accu openbar-
sten.
ATTENTIE
uitsluitend door deskundig personeel
worden uitgevoerd.
Om de acculading te controleren, moet
u de twee schroeven losdraaien en het
deksel openen. Sluit na het controleren
van de acculading, het deksel zorgvuldig,
waarbij afknellingen en kortsluiting moe-
ten worden voorkomen.
Zie de volgende tabel.
fig. 11F0N0253m
fig. 11aF0N0254m
Als het filter vol is, dan springt de indi-
cator B-fig. 11ain de rode stand, ook
bij uitgeschakelde motor. Om de wer-
king van de sensor te herstellen, moet
het filterelement worden gereinigd of
vervangen zoals bij normale luchtfilters;
druk vervolgens op de knop C-fig. 11a
om de indicator te resetten.
ATTENTIE Reinig het filter d.m.v. pers-
lucht, gebruik geen water of schoon-
maakvloeistoffen.
272
LAMPJES EN
BERICHTEN
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Onderhoud en zorg............................ 189
-geprogrammeerd onderhoud......... 190
-Onderhoudsschema..............191-193
-periodieke controles........................ 195
-Zwaar gebruik van de auto............. 195
Opbergvak............................................. 6
Opbergvak onder passagiersstoel
voor..................................................... 86
Opkrikken van de auto....................... 186
Opstaptrede.......................................... 95
Parkeersensoren................................ 107
Parkeren................................................ 136
Plafondverlichting
-achter................................................... 82
-voor..................................................... 81
Plafondverlichting achter
-bediening............................................. 82
-gloeilampen vervangen..................... 176
Plafondverlichting voor
-bediening............................................. 81
-gloeilampen vervangen..................... 176
Pollenfilter............................................. 202
Portieren............................................... 92
Prestaties............................................... 229
Radiogolf-afstandsbediening: ministeriële
goedkeuring........................................ 266
Radiozendapparatuur en mobiele
telefoons............................................. 110
Regensensor......................................... 78
Remmen
-specificaties......................................... 218
-vloeistofniveau................................... 200
Richtingaanwijzers
-bediening............................................. 75
-gloeilamp achter vervangen............ 173
-gloeilamp op voorspatbord
vervangen............................................ 172
-gloeilamp voor vervangen............... 170
Ruitbediening, elektrisch
-bedieningsknoppen........................... 97
Ruiten reinigen..................................... 77
Ruitensproeiers
-bediening............................................. 77
-vloeistofniveau................................... 200
Ruitenwissers
-bediening............................................. 77
-ruitensproeiers.................................. 207
-wisserbladen....................................... 207 -noodstart............................................ 158
-rollend starten................................... 159
-start-/contactslot............................... 15
-starten met een hulpaccu................ 158
Motorkap............................................... 98
Motorolie
-niveau controleren........................... 198
-specificaties......................................... 262
-verbruik............................................... 198
Motorruimte
-uitspuiten............................................ 209
Multifunctioneel display...................... 26
Niveaus
-Niveau motorkoelvloeistof............. 199
-Niveau motorolie.............................. 198
-Niveau olie van de
stuurbekrachtiging............................. 201
-Niveau remvloeistof......................... 200
-Niveau ruiten-/koplampsproeier-
vloeistof............................................... 200
Niveaus controleren........................... 196
Noodgevallen........................................ 157
Olieniveaumeter................................. 19
273
LAMPJES EN
BERICHTEN
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Tafel op bank................................40-89
Tanken met de Fiat Ducato............... 110
Tankinhoud........................................... 111
Tankklepje............................................. 111
Technische gegevens........................... 211
Toerenteller.......................................... 17
Transmissie........................................... 217
Trekken van aanhangers
-trekhaak monteren........................... 140
Trekkrachtbegrenzers........................ 116
Typeplaatjes
-carrosserielak.....................................213
-identificatiegegevens ......................... 212
Veiligheid.............................................. 113
Veiligheidsgordels................................ 114
-algemene opmerkingen.................... 117
-gebruik................................................. 114
-gordelspanners ..................................116
-onderhoud.......................................... 119
-trekkrachtbegrenzers....................... 116
Velgen
-verklaring van velgencodering........ 220
Ventilatie................................................ 47
Verbruik-brandstof............................................. 264
-motorolie............................................ 198
Versnellingsbak
-gebruik van de handgeschakelde
versnellingsbak................................... 137
Verwarming en ventilatie................... 47
Vloeistoffen en smeermiddelen........ 262
Waarschuwingsknipperlichten........ 82
Werking bij lage temperaturen......... 110
Wiel verwisselen.................................. 159
Wielophanging...................................... 218
Wieluitlijning......................................... 219
Wisserbladen........................................ 207
Zekeringen (vervangen).................... 176
Zij-airbags.............................................. 125
Zitplaatsen
-instellen............................................... 37
-reinigen................................................ 210
Zonnekleppen....................................... 88
SBR-systeem........................................ 115
Scheidingswand..................................... 86
Schrijf/leestafeltje................................. 88
Schuifdeur zijkant................................. 95
Schuifruit zijkant................................... 95
Sensor automatische koplampen
(schemersensor)................................ 76
Slepen van de auto ..............................186
Sleutel met afstandsbediening ........... 8
Sneeuwkettingen.................................. 143
Snelheid (maximum)............................ 229
Spiegels................................................... 45
-binnenspiegel...................................... 45
-buitenspiegels..................................... 45
-elektrisch............................................ 46
Start-/contactslot................................. 15
Startblokkering Fiat CODE ............... 6
Starten en rijden.................................. 133
Stekkerdoos.......................................... 88
Stoelverstelling..................................... 37
Stuurslot................................................ 15
Stuurwielverstelling............................. 44
Symbolen............................................... 6
Tachograaf........................................... 91