Page 47 of 210

46
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Drukknop voor snelle
ontwaseming/ontdooiing van de
achterruit en de buitenspiegels
(indien aanwezig) G
Als u deze knop indrukt, dan wordt de
achterruitverwarming ingeschakeld.
Het lampje op de knop gaat branden als
deze functie wordt ingeschakeld.
De functie schakelt na 20 minuten auto-
matisch uit, of als opnieuw de knop wordt
ingedrukt. De functie wordt ook uitge-
schakeld als u de motor uitzet en blijft uit-
geschakeld als u de motor opnieuw start.
BELANGRIJK Plak geen stickers of ande-
re plaatjes op de elektrische weerstands-
draden aan de binnenzijde van de achter-
ruit, om beschadiging van de achterruit-
verwarming te voorkomen.
Systeem uitschakelen (OFF) E
Het systeem schakelt uit als u op de knop
E drukt. Als het systeem is uitgeschakeld:
❒zijn de temperatuurdisplays gedoofd;
❒is de recirculatie ingeschakeld, waarbij
geen lucht van buiten binnenkomt;
❒is de aircocompressor uitgeschakeld;
❒is de aanjager uitgeschakeld.
Ook als het systeem is uitgeschakeld, kan
de achterruitverwarming worden in-/uit-
geschakeld.
BELANGRIJK De regeleenheid van de kli-
maatregeling slaat de ingestelde tempera-
turen in het geheugen op voordat het sys-
teem wordt uitgeschakeld. Als u vervol-
gens op een willekeurige knop drukt (be-
halve de knop van de achterruitverwar-
ming), worden de functies weer hersteld.
Als de functie van de ingedrukte knop niet
was ingeschakeld voor de uitschakeling,
dan wordt deze functie ook geactiveerd;
als deze daarentegen was ingeschakeld,
blijft de functie gehandhaafd.
Als u de volledig automatische werking van
het systeem weer wilt inschakelen, druk
dan op de knop AUTO. HULPVERWARMING (indien
aanwezig)
Dit systeem zorgt voor een snellere ver-
warming van het interieur bij koud weer.
De hulpverwarming schakelt automatisch
uit als de ingestelde temperatuur is be-
reikt.
Automatische tweezone-
klimaatregeling
De hulpverwarming schakelt automatisch
in nadat u de contactsleutel in stand MAR
hebt gezet.
Hulpverwarming en handbediende
airconditioning
De hulpverwarming wordt automatisch in-
geschakeld als u de draaiknop A
in het ro-
de gebied draait en de aanjager ten min-
ste op de eerste snelheid inschakelt (draai-
knop B).
BELANGRIJK De hulpverwarming werkt
alleen bij een lage buitentemperatuur en
een lage koelvloeistoftemperatuur.
BELANGRIJK De hulpverwarming wordt
niet ingeschakeld als de accu onvoldoen-
de is opgeladen.
Page 115 of 210

114
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waar-
door het brandstofverbruik zo laag
mogelijk blijft en de uitstoot van schade-
lijke uitlaatgassen zoveel mogelijk beperkt
wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de
auto door de controles en registraties die
in het “Geprogrammeerd Onderhouds-
schema“ staan vermeld, te laten uitvoeren. Banden
Controleer regelmatig, ten minste een
keer per maand, de spanning van de ban-
den: als de spanning te laag is, wordt de
weerstand groter en neemt het verbruik
toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagage-
ruimte. Het gewicht van de auto (vooral
in stadsverkeer) en de wieluitlijning heb-
ben grote invloed op het brandstofver-
bruik en de stabiliteit.
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als u
deze niet meer gebruikt. Ze verminderen
de aerodynamica van de auto, waardoor
het brandstofverbruik toeneemt. Gebruik
voor het vervoer van volumineuze voor-
werpen bij voorkeur een aanhanger.Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische installaties alleen
als u ze nodig hebt. De achterruitverwar-
ming, extra koplampen, de ruitenwissers
en de aanjager van het ventilatie-/verwar-
mingssysteem vragen veel stroom, waar-
door het brandstofverbruik toeneemt (tot
aan 25% in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel
energie, waardoor het brandstofverbruik
sterk toeneemt (tot gemiddeld 20%): ge-
bruik wanneer de buitentemperatuur het
toelaat, bij voorkeur de functies van het
ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aero-
dynamische accessoires kan de aerodyna-
mica negatief beïnvloeden, waardoor het
brandstofverbruik zal toenemen.
Page 196 of 210

195
LAMPJES ENBERICHTEN
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
❒een rit buiten de stad: waarbij veelvuldig
wordt geaccelereerd in alle versnellin-
gen en waarmee een normaal gebruik
van de auto buiten de stad wordt ge-
simuleerd. De snelheid varieert tussen
de 0 en 120 km/h;
❒gecombineerd: hierbij telt de waarde
van de stadsrit mee voor 37% en de
waarde van de testrit buiten de stad
voor 63%.
BRANDSTOFVERBRUIK
Het brandstofverbruik dat in de tabellen
is opgenomen, is gemeten volgens een
vastgestelde testmethode die in EU-nor-
men is vastgelegd.
Het brandstofverbruik is gemeten volgens
onderstaande procedure:
❒een stadsrit: opgebouwd uit een koude
start gevolgd door een gesimuleerde,
normale testrit in stadsverkeer; BELANGRIJK Het soort wegdek, ver-
keerssituatie, atmosferische omstandig-
heden, rijstijl, algemene conditie van de
auto, uitrustingsniveau, gebruik van de air-
conditioning, lading van de auto, imperiaal
op het dak en andere situaties die de aero-
dynamica kunnen beïnvloeden, leveren
een ander brandstofverbruik op dan hier
vermeld.
Brandstofverbruik volgens EU-normen 1999/100 (liter x 100 km)
Uitvoeringen
StadsverkeerBuitenwegGecombineerd
1.4 T-JET 9,6 5,3 6,9