45
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
RUITBEDIENING
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING
VOOR fig. 45
De elektrische ruitbediening werkt met de
contactsleutel in stand MARen ongeveer
twee minuten nadat de sleutel in stand
STOPis gedraaid of is uitgenomen.
Naast de versnellingspook bevinden zich
twee drukschakelaars (één per zijde)
waarmee u de zijruiten bedient:
AOpenen/sluiten van de portierruit aan
bestuurderszijde.
BOpenen/sluiten van de portierruit aan
passagierszijde.
Als u de schakelaar enkele seconden inge-
drukt houdt, sluit of opent de ruit auto-
matisch (alleen met de sleutel in stand
MAR).
fig. 45
TTC
AB
F0S045Ab
Onzorgvuldig gebruik van de
elektrische ruitbediening kan
gevaarlijk zijn. Controleer voor en tij-
dens het bedienen van de ruit altijd of
de passagiers niet kunnen worden
verwond door de bewegende ruiten,
hetzij direct door contact met de ruit,
hetzij door voorwerpen die door de
ruit worden meegesleept of geraakt.
ATTENTIE
Verwijder altijd de sleutel uit
het contactslot als u de auto
verlaat, om te voorkomen dat een on-
verwachtse inschakeling van de elek-
trische ruitbediening gevaar oplevert
voor de achtergebleven passagiers.
ATTENTIE
46
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Elektrisch bediende handgreep
(soft touch) fig. 46
De achterklep kan (indien ontgrendeld) al-
leen vanaf de buitenkant worden geopend
met de elektrisch werkende handgreep B
die zich onder de rand bevindt.
De achterklep kan bovendien altijd wor-
den geopend als de portieren van de au-
to ontgrendeld zijn.Om de achterklep met deze handgreep te
kunnen openen, moet eerst een van de
voorportieren worden geopend of de por-
tieren ontgrendeld zijn met de afstands-
bediening of met de mechanische sleutel.
Als de achterklep niet goed gesloten is,
brandt het waarschuwingslampje ´op het
instrumentenpaneel (indien aanwezig).
BAGAGERUIMTE
ACHTERKLEP OPENEN
Met de sleutel met
afstandsbediening
Druk op de knop
R.
Als de achterklep wordt ontgrendeld,
knipperen de richtingaanwijzers twee
keer.
De achterklep gaat dankzij de gasveren ge-
makkelijk open.
Als u de achterklep opent, gaat de baga-
geruimteverlichting branden: de verlich-
ting gaat automatisch uit als u de achter-
klep sluit.
De verlichting blijft bovendien ongeveer
15 minuten branden nadat de contact-
sleutel in stand STOPis gedraaid: als bin-
nen deze 15 minuten een portier of de
achterklep wordt geopend, gaat de tijds-
periode opnieuw in.
fig. 46F0S046Ab
50
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Controleer of de armen van
de ruitenwissers tegen de ruit
aanstaan voordat u de motorkap op-
tilt.
ATTENTIE
fig. 54
C
D
E
F0S054Ab
Sluiten fig. 54
Ga als volgt te werk:
❒Houd de motorkap met een hand om-
hoog, trek met de andere hand de stang
Cuit de zitting Een plaats de steun-
stang terug in de klem D.
❒Laat de motorkap tot op ongeveer 20
cm van de motorruimte zakken, laat de
motorkap vallen en controleer of de
motorkap goed is gesloten door deze op
te tillen. De motorkap mag niet alleen
door de beveiliging vergrendeld zijn.
Druk in dit laatste geval de motorkap
niet dicht, maar til hem opnieuw op en
herhaal de handeling.
Om veiligheidsredenen moet
de motorkap tijdens het rij-
den altijd goed gesloten zijn. Contro-
leer daarom altijd of de motorkap
goed vergrendeld is. Als u tijdens het
rijden merkt dat de motorkap niet
goed is vergrendeld, stop dan onmid-
dellijk en sluit de motorkap op de juis-
te wijze.
ATTENTIE
Wees voorzichtig als u werk-
zaamheden in de motor-
ruimte moet verrichten en de motor
nog warm is, om brandwonden te
voorkomen. Kom niet met uw handen
in de buurt van de elektroventilateur:
de elektroventilateur kan, ook bij uit-
geschakeld contact, onverwacht in-
schakelen. Wacht tot de motor is af-
gekoeld.
ATTENTIE
Pas op met sjaals, dassen of
loszittende kledingstukken
omdat ook deze door de bewegende
onderdelen kunnen worden gegrepen.
ATTENTIE
53
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Als het ABS in werking is getreden, merkt
de bestuurder dit aan een trilling in het
rempedaal, die gepaard gaat met enig ge-
luid: dit geeft aan dat het noodzakelijk is uw
snelheid aan te passen aan de beschikbare
grip op het wegdek.ABS
(indien aanwezig)
Het ABS dat geïntegreerd is in het rem-
systeem, voorkomt dat tijdens het remmen
de wielen blokkeren, ongeacht de condi-
tie van het wegdek en de pedaaldruk, en
verhindert daarmee het doorslippen van
een of meerdere wielen. Hierdoor blijft de
auto bestuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd met
een elektronische remdrukverdeling EBD
(Electronic Braking Force Distribution),
die de remdruk verdeelt tussen de voor-
en achterwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale werking
van het remsysteem is een inrijperiode no-
dig van ongeveer 500 km: in deze perio-
de moet bruusk, herhaaldelijk en langdu-
rig remmen worden vermeden.
Als het ABS in werking
treedt, merkt u dat aan een
trilling in het rempedaal. Verlaag de
remdruk niet maar houd het rempe-
daal juist goed ingetrapt; op deze ma-
nier hebt u de kortste remweg in re-
latie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE
Als het ABS in werking
treedt, dan is de grip van de
banden op het wegdek beperkt: u
dient uw snelheid te verlagen en aan
te passen aan de beschikbare grip.
ATTENTIE
Het ABS maakt zoveel mo-
gelijk gebruik van de be-
schikbare grip maar kan deze niet
verhogen. Daarom moet op gladde
weggedeelten altijd voorzichtig wor-
den gereden en mogen er geen on-
nodige risico’s worden genomen.
ATTENTIE
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschu-
wingslampje
>op het instrumentenpa-
neel en verschijnt er een melding op het
instelbare multifunctionele display (indien
aanwezig) (zie het hoofdstuk “Lampjes en
berichten”).
In dat geval blijft het remsysteem normaal
werken, maar zonder de mogelijkheden
van het ABS. Rijd voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde werkplaats van het Abarth
Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
54
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Als alleen het waarschu-
wingslampje xop het in-
strumentenpaneel gaat branden en
op het instelbare multifunctionele dis-
play (indien aanwezig) verschijnt ook
een melding, stop dan onmiddellijk en
wendt u tot het Abarth Servicenet-
werk. Als er vloeistof lekt uit het hy-
draulische systeem, wordt de werking
van zowel het conventionele remsys-
teem als het ABS in gevaar gebracht.
ATTENTIEESP-SYSTEEM
(Electronic Stability
Program)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de
auto als de wielen hun grip verliezen,
waardoor de auto beter op koers blijft.
De werking van het ESP is uitermate nuttig
als de grip op het wegdek wisselt.
Het ESP beschikt naast ASR (anti-door-
slipregeling van de aangedreven wielen die
werkt op de remmen en de motor) en
HILL HOLDER (automatisch werkende
wegrijhulp op hellingen) ook over MSR (re-
geling van het afremmen op de motor tij-
dens terugschakelen), HBA (automatische
remdrukverhoger bij noodstops) en TTC
(regeling voor overbrenging van motor-
koppel op de wielen).
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje
áop het in-
strumentenpaneel knipperen, om de be-
stuurder er op te wijzen dat de auto de
stabiliteit en de grip dreigt te verliezen. Storing in EBD
Bij een storing branden de waarschu-
wingslampjes
>en xop het instru-
mentenpaneel en verschijnt er een mel-
ding op het instelbare multifunctionele dis-
play (indien aanwezig) (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de
achterwielen vroegtijdig blokkeren waar-
door de auto kan slippen. Rijd zeer voor-
zichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats
van het Abarth Servicenetwerk om het
systeem te laten controleren.
56
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
MSR-systeem (regeling van
motorremwerking)
Dit systeem, dat geïntegreerd is in de ASR,
verhoogt bij bruusk terugschakelen het
motorkoppel, zodat overmatige vertraging
van de aangedreven wielen wordt voor-
komen. Dit heeft vooral voordelen op een
wegdek met weinig grip, waarop de sta-
biliteit van de auto snel verloren kan gaan.TTC-SYSTEEM (Torque Transfer
Control)
Dit is een onderdeel van het ESP.
Dit systeem verbetert het overbrengen
van het motorkoppel op de wielen, waar-
door veiligere en veel sportievere rij-ei-
genschappen worden gegarandeerd. Voor-
al door de veel snellere reactie bij het in-
sturen van een bocht, waarbij het onder-
stuur wordt beperkt.
Het systeem kan met een knop C-fig. 58.
op het dashboard worden ingeschakeld.
De inschakeling wordt aangegeven door
een brandend lampje in de TTC-knop.
Het wordt uitgeschakeld door nogmaals
op de knop te drukken of door de mo-
tor uit te zetten (contactsleutel in stand
STOP). ASR-SYSTEEM
(Antislip Regulation)
Dit systeem is geïntegreerd in het ESP-sys-
teem en grijpt automatisch in als een of
beide aangedreven wielen dreigen door te
slippen, zodat de bestuurder de controle
over de auto kan behouden.
Het ASR-systeem is vooral nuttig onder
de volgende omstandigheden:
❒doorslippen van het binnenste wiel in
bochten, door verandering van de wiel-
belasting of door te felle acceleratie;
❒te hoog vermogen naar de wielen, ook
in samenhang met de condities van het
wegdek;
❒acceleratie op gladde wegen en bij
sneeuw en ijzel;
❒verlies van grip op natte weggedeelten
(aquaplaning).
fig. 58
TTC
C
F0S058Ab
77
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
ALGEMENE OPMERKINGEN
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
¬gaat niet branden of blijft
branden tijdens het rijden, dan is er
mogelijk een storing in de veilig-
heidssystemen; in dat geval kunnen
de airbags of gordelspanners niet ge-
activeerd worden bij een ongeval of,
in een zeer beperkt aantal gevallen,
niet op de juiste wijze geactiveerd
worden. Voordat u verder rijdt, dient
u contact op te nemen met het
Abarth Servicenetwerk om het sys-
teem direct te laten controleren.
ATTENTIE
Bedek de rugleuning van de
voorstoelen niet met hoezen
of kleden als de auto is uitgerust met
sidebags.
ATTENTIE
Reis niet met voorwerpen op
schoot of voor de borst en
houd vooral geen pijp, potlood enz.
in de mond. Bij een ongeval waarbij
de airbag in werking treedt, kan dit
ernstig letsel veroorzaken.
ATTENTIE
Rijd altijd met beide handen
op de stuurwielrand, zodat bij
het in werking treden van de airbag,
het systeem niet wordt gehinderd door
obstakels. Rijd niet met voorover ge-
bogen lichaam maar ga goed rechtop
zitten en steun tegen de rugleuning.
ATTENTIE
Bedenk dat als de contact-
sleutel in stand MAR staat,
ook bij uitgezette motor de airbags ge-
activeerd kunnen worden als de auto
wordt aangereden door een andere
auto. Daarom mogen, ook als de au-
to stilstaat, absoluut geen kinderen op
de passagiersstoel voor worden ge-
plaatst. Als de contactsleutel echter in
stand STOP staat, wordt bij een on-
geval geen enkel beveiligingssysteem
(airbag of gordelspanners) geactiveerd;
als een systeem niet in werking treedt,
betekent dit niet dat het systeem niet
goed werkt.
ATTENTIE
Laat bij diefstal of een po-
ging tot diefstal, bij bescha-
diging of als de auto bij een overstro-
ming onder water is geweest, het air-
bagsysteem door het Abarth Service-
netwerk controleren.
ATTENTIE
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒trap het koppelingspedaal geheel in,
zonder het gaspedaal in te trappen;
❒draai de contactsleutel in stand AVV
en laat de sleutel los zodra de motor
is aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in
stand STOPvoordat u opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand MAR
het controlelampje
Ysamen met het
waarschuwingslampje Ublijft branden,
raden wij u aan de sleutel in stand STOP
te draaien en vervolgens weer in stand
MAR; als het lampje nog steeds blijft bran-
den, probeer het dan met de andere ge-
leverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt u
dan tot het Abarth Servicenetwerk.
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektronische
startblokkering: zie bij startproblemen de
paragraaf “CODE-Startblokkering” in het
hoofdstuk “Wegwijs in uw auto”.
Direct na het starten van de motor, voor-
al als de auto langere tijd niet is gebruikt,
kan de motor iets meer geluid produce-
ren. Dit geluid, dat niet schadelijk is voor
de werking van de motor, wordt veroor-
zaakt door de hydraulische klepstoters:
het distributiesysteem op de benzinemo-
tor van de auto dat bijdraagt aan een ver-
mindering van de onderhoudswerkzaam-
heden.
80
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
Het is raadzaam om gedu-
rende de eerste gebruikspe-
riode geen maximale presta-
ties van uw auto te verlangen
(bijv. snel accelereren, langdurig rijden
met hoge toerentallen en krachtig rem-
men).
Laat de contactsleutel niet in
stand MAR staan als de mo-
tor is uitgezet, om te voorko-
men dat de accu ontlaadt.
Het is zeer gevaarlijk om de
motor in afgesloten ruimten
te laten draaien. De motor verbruikt
zuurstof en produceert kooldioxide,
koolmonoxide en andere giftige gas-
sen.
ATTENTIE
Houd er rekening mee dat
de rem- en de stuurbekrach-
tiging niet werken zolang de motor
niet is aangeslagen, waardoor meer
kracht nodig is voor de bediening van
het rempedaal en het stuur.
ATTENTIE
Probeer auto’s nooit te star-
ten door ze aan te duwen, te
slepen of van een helling af te
laten rijden. Op die wijze kan
er onverbrande brandstof in de kata-
lysator terechtkomen, waardoor deze
onherstelbaar zal beschadigen.