12
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
DIEFSTALALARM
(indien aanwezig)
Het diefstalalarm, een aanvulling op alle
reeds beschreven functies van de af-
standsbediening, wordt bediend door de
ontvanger die onder het dashboard nabij
het zekeringenkastje is geplaatst.
WANNEER GAAT HET ALARM
AF
Het diefstalalarm wordt in de volgende ge-
vallen geactiveerd:
❒als een van de portieren/deuren of
de motorkap ongeoorloofd wordt ge-
opend (omtrekbeveiliging);
❒bij een startpoging (contactsleutel in
stand MARdraaien);
❒als de kabels van de accu worden on-
derbroken;
❒als er bewegende voorwerpen in het in-
terieur aanwezig zijn (volumetrische be-
veiliging);
❒bij het optillen/kantelen van de auto.
Als het alarm in werking treedt, wordt, af-
hankelijk van het land, de sirene geacti-
veerd en gaan de richtingaanwijzers knip-
peren (ongeveer 26 seconden). De wijze
waarop het systeem werkt en het aantal
cycli kunnen per land verschillen.Toch is een maximum aantal cycli voor-
zien voor de akoestische en zichtbare sig-
nalen. Na een alarmsignalering schakelt het
systeem over naar de normale bewa-
kingsfunctie.
De volumetrische beveiliging en de kan-
telsensor kunnen met de betreffende be-
dieningsknop op de plafondverlichting
voor worden uitgeschakeld (zie de para-
graaf “Kantelbeveiliging”).
BELANGRIJK De startblokkering wordt
uitgevoerd door de Fiat CODE en wordt
automatisch ingeschakeld als de contact-
sleutel uit het start-/contactslot wordt ge-
nomen.
ALARM INSCHAKELEN
Richt bij gesloten portieren, laadruimte en
motorkap, en met de contactsleutel in
stand STOPof uitgenomen, de sleutel
met afstandsbediening in de richting van
de auto. Druk op de knop
Áen laat de
knop weer los.U hoort een akoestisch signaal (“BIEP”)
(behalve bij uitvoeringen voor bepaalde
markten) en de portieren/deuren worden
vergrendeld.
Het inschakelen van het alarm wordt
voorafgegaan door een zelfdiagnose: als
het systeem een storing vindt, dan klinkt
nogmaals een akoestisch signaal en ver-
schijnt op het display een bericht (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Schakel in dit geval het diefstalalarm uit
door de knop
Ëin te drukken, controleer
of de portieren, de motorkap en de laad-
ruimte goed gesloten zijn en schakel het
alarm opnieuw in met de knop
Á.
Als de portieren/deuren en de motorkap
niet goed gesloten zijn, worden ze niet
door het diefstalalarm gecontroleerd.
Als bij goed gesloten portieren, motorkap
en laadruimte het akoestisch signaal wordt
herhaald, dan is er een storing gesignal-
eerd in de werking van het systeem.
Wendt u in dat geval tot de Fiat-dealer.
BELANGRIJK Als de portieren met de
metalen baard van de sleutel centraal wor-
den vergrendeld, schakelt het alarm niet
in.
BELANGRIJK De werking van het dief-
stalalarm verschilt per land.
13
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
DIEFSTALALARM
UITSCHAKELEN
Druk op de knop Ëvan de sleutel met af-
standsbediening.
Het volgende gebeurt (met uitzondering
van bepaalde markten):
❒de richtingaanwijzers knipperen twee
keer kort;
❒u hoort twee korte akoestische signa-
len (“BIEP’s”);
❒de portieren/deuren worden ontgren-
deld.
BELANGRIJK Als de portieren met de
metalen baard van de sleutel centraal wor-
den ontgrendeld, schakelt het alarm niet
uit.KANTELBEVEILIGING
De kantelsensor meet iedere verandering
in de hellingshoek van de auto en signa-
leert daardoor het geheel of gedeeltelijk
optillen van de auto (bijv. bij het verwij-
deren van een wiel).
De kantelsensor signaleert een minimale
verandering in de hellingshoek van de au-
to, zowel langs de lengte- als de dwarsas.
Beveiliging uitschakelen
Voor het uitschakelen van de kantelsen-
sor (bijvoorbeeld bij het slepen van de au-
to met ingeschakeld diefstalalarm) moet u
de knop A-fig. 9 op de specifieke pla-
fondverlichting indrukken. De sensor blijft
uitgeschakeld totdat de portieren/deuren
centraal worden ontgrendeld.MELDINGEN VAN
INBRAAKPOGINGEN
Iedere inbraakpoging wordt aangegeven
door het branden van het controlelamp-
je Y(of het symbool op het display) op
het instrumentenpaneel en op enkele uit-
voeringen verschijnt ook een bericht op
het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en
berichten”).
ALARM BUITEN GEBRUIK
STELLEN
Om het diefstalalarm buiten werking te
stellen (bijvoorbeeld als de auto lange tijd
wordt gestald): sluit de auto af door de
metalen baard van de sleutel in het slot van
het bestuurdersportier te draaien.
BELANGRIJK Als de batterijen van de
sleutel met afstandsbediening leeg zijn, of
als er een storing is in het diefstalalarm,
dan kunt u het systeem buiten werking
stellen door de contactsleutel in het con-
tactslot te steken en deze in stand MAR
te draaien.
fig. 9F0T0159m
14
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 10F0T0039m
Verwijder de sleutel nooit uit
het contactslot als de auto
nog in beweging is. Bij de eerste stuur-
uitslag blokkeert het stuur automa-
tisch. Dit geldt in alle gevallen, ook
als de auto gesleept wordt. Het is
streng verboden om de-/montage-
werkzaamheden uit te voeren, waar-
voor wijzigingen in de stuurinrichting
of de stuurkolom vereist zijn (bijv. bij
montage van een diefstalbeveiliging).
Hierdoor kunnen de prestaties van
het systeem, de garantie en de veilig-
heid in gevaar worden gebracht en
voldoet de auto niet meer aan de
typegoedkeuring.
ATTENTIESTART-/CONTACTSLOT
De sleutel kan in 3 standen worden
gedraaid fig. 10:
❒STOP: motor uit, sleutel uitneembaar
en stuur geblokkeerd. Enkele elektri-
sche installaties werken (bijv. autoradio,
centrale portiervergrendeling, diefstal-
alarm enz.).
❒MAR: contact aan. Alle elektrische in-
stallaties werken.
❒AVV: motor starten.
Het contactslot is voorzien van een her-
startbeveiliging. Als de motor bij de eerste
poging niet aanslaat, moet u de sleutel te-
rugdraaien in stand STOPen nogmaals
starten.STUURSLOT
Inschakelen
Zet de sleutel in stand STOP, neem de
sleutel uit het contactslot en draai het stuur
totdat het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur iets heen en weer, terwijl
u de sleutel in stand MARdraait.
15
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
INSTRUMENTEN
De achtergrondkleur en de vormgeving
van de instrumenten kunnen per uitvoe-
ring verschillen.
SNELHEIDSMETER fig. 11
Geeft de snelheid van de auto aan.TOERENTELLER fig. 12
De toerenteller geeft het toerental per mi-
nuut van de motor aan.
BELANGRIJK De regeleenheid van de
elektronische inspuiting blokkeert tijdelijk
de toevoer van brandstof als de motor
met te hoge toerentallen draait, waardoor
het motorvermogen zal afnemen.
Bij stationair draaiende motor kan de toe-
renteller onder bepaalde omstandigheden
een geleidelijke of herhaalde toerentalstij-
ging aangeven. Dit is een normaal ver-
schijnsel en kan optreden als bijvoorbeeld
de airconditioning of de elektroventilateur
wordt ingeschakeld. In deze gevallen dient
een geringe toerentalstijging voor het be-
houd van de lading van de accu.
fig. 11F0T0150mfig. 12F0T0151m
16
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BRANDSTOFMETER
De wijzer geeft de hoeveelheid brandstof
aan die in de tank aanwezig is.
Het waarschuwingslampje A-fig. 13geeft
aan dat er nog ongeveer 6 tot 7 liter
brandstof aanwezig is.
E- brandstoftank leeg.
F- brandstoftank vol (zie de paragraaf
“Tanken met de auto” in dit hoofd-
stuk).
Rijd niet met een bijna lege brandstoftank
om beschadiging van de katalysator te
voorkomen.
BELANGRIJK Als de wijzernaald op de in-
dicatie Estaat en het waarschuwings-
lampje Aknippert, dan is er een storing in
het systeem. Wendt u in dit geval tot de
Fiat-dealer om het systeem te laten con-
troleren.KOELVLOEISTOF-
TEMPERATUURMETER
De wijzer geeft de temperatuur aan van
de motorkoelvloeistof, zodra de koel-
vloeistoftemperatuur hoger wordt dan on-
geveer 50°C.
Bij normaal gebruik van de auto kan de
wijzernaald op verschillende posities in het
bereik staan, afhankelijk van de gebruiks-
omstandigheden van de auto.
C- Lage koelvloeistoftemperatuur.
H- Hoge koelvloeistoftemperatuur.Als het waarschuwingslampje B-fig. 13
gaat branden (en er verschijnt een bericht
op het display), dan is de koelvloeistof-
temperatuur te hoog; zet in dat geval de
motor uit en wendt u tot de Fiat-dealer.
fig. 13F0T0152mAls de wijzernaald in het rode
gebied komt, zet dan onmid-
dellijk de motor uit en wendt
u tot de Fiat-dealer.
17
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 15
+Om het scherm en de keuzemoge-
lijkheden naar boven te doorlopen of
de weergegeven waarde te verhogen.
MENUKort indrukken voor toegang
ESCtot het menu en/of naar het vol-
gende scherm te gaan of de keu-
ze te bevestigen.
Even ingedrukt houden om te-
rug te keren naar het begin-
scherm.
–Om het scherm en de keuzemogelijk-
heden naar beneden te doorlopen of
de weergegeven waarde te verlagen.
OpmerkingBij de knoppen +en –hangt
de werking van het volgende af: Lichtsterkte interieur auto regelen
– als het beginscherm wordt weergege-
ven, dan kunt u hiermee de lichtsterkte
van het instrumentenpaneel en de auto-
radio regelen.
Setup-menu
– binnen het menu kunt u het menu naar
boven of beneden doorlopen;
– tijdens het instellen kunt u de waarde ver-
hogen of verlagen.
DIGITAAL DISPLAY
BEGINSCHERM fig. 14
Op het beginscherm kan het volgende
worden weergegeven:
AStand koplampverstelling (alleen als
het dimlicht is ingeschakeld).
BKilometerteller (weergave kilometer-/
mijltotaalteller).
CTijd (altijd weergegeven, ook bij uit-
genomen contactsleutel en gesloten
voorportieren).
OpmerkingBij uitgenomen contact-
sleutel wordt bij het openen van een van
de voorportieren het display verlicht en
wordt enkele seconden de tijd en de kilo-
meter- of mijltotaalteller weergegeven.
fig. 14F0T0017mfig. 15F0T0025m
18
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
SETUP-MENU fig. 16
Het menu bestaat uit een aantal functies
dat “cyclisch” wordt weergegeven. De
functies kunnen met de knoppen +en –
worden gekozen, waarna u keuzemoge-
lijkheden kunt selecteren of instellingen
(setup) kunt uitvoeren.
Het setup-menu kan worden ingeschakeld
door de knop MENU ESCkort in te
drukken.
Door de knoppen +en –telkens in te
drukken, kunt u de lijst van het setup-
menu doorlopen.
De werking is afhankelijk van het geselec-
teerde menupunt.Een menupunt selecteren
– als u de knop MENU ESCkort indrukt,
kunt u in het menu de instelling selecteren
die u wilt wijzigen;
– met de knop +of –(door de knop tel-
kens in te drukken) kan de nieuwe instel-
ling worden geselecteerd;
– als u de knop MENU ESCkort indrukt,
kunt u de instelling opslaan en tegelijker-
tijd terugkeren naar het eerder geselec-
teerde menupunt.
“Klokje instellen” selecteren
– druk kort op de knop MENU ESCom
de eerste eenheid (uren) te veranderen;
– met de knop +of –(door de knop tel-
kens in te drukken) kan de nieuwe instel-
ling worden geselecteerd;
– als u de knop MENU ESCkort indrukt,
kunt u de instelling opslaan en tegelijker-
tijd verdergaan naar het volgende onder-
deel van het instelmenu (minuten);
– na het instellen van de tijd keert u te-
rug naar het eerder geselecteerde menu-
punt.
Als u de knop
MENU ESCeven ingedrukt houdt
– als u zich in het menu bevindt, dan ver-
laat u het setup-menu;– als u zich in een menu-onderdeel be-
vindt, dan verlaat u dat menu-onderdeel;
– worden alleen de reeds opgeslagen in-
stellingen bewaard (reeds bevestigd door
het indrukken van de knop MENU ESC).
Het setup-menu heeft een tijdregeling; als
het menu na het verstrijken van een be-
paalde tijd wordt afgesloten, dan blijven al-
leen de reeds opgeslagen instellingen be-
waard (reeds bevestigd door het kort in-
drukken van de knop MENU ESC).
19
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Druk kort op de knop MENU ESCom vanuit het begin-
scherm te navigeren. Druk op de knop +of –om in het
menu te navigeren.
OpmerkingAls de auto rijdt, is om veiligheidsredenen al-
leen een beperkt menu (instelling “SPEEd”) toegankelijk. Als
de auto stilstaat is het uitgebreide menu toegankelijk.
fig. 16
F0T1021i