Page 115 of 291
114
Opbergvak links(fig. 123)
Aan de onderzijde van het dashboard,
links van het stuurwiel, bevindt zich een
opbergvak (A ).
DOCUMENTENVAK OP DE
VOORPORTIEREN (
fig. 124)
Op ieder voorportier bevindt zich een
documentenvakje (A ).
P4U00121
fig. 124
fig. 121
ASBAK ACHTER (fig. 121)
Op iedere achterportier bevindt zich een
asbak (A).
Open de asbak in de richting van de pijl
om deze te gebruiken en druk de lip in
om de asbak te verwijderen.
P4U00118
OPBERGVAKKEN
OP HET DASHBOARD
Centraal opbergvak(fig. 122)
A ls de auto niet is uitgerust met een
autoradio dan is er een opbergvak aan-
wezig. Dit is voorzien van een neer-
klapbaar deksel (A ) waarmee wordt
voorkomen dat voorwerpen naar buiten
vallen.
fig. 122
P4U00120
fig. 123
P4U00119
Page 118 of 291

117
BEDIENING IN NOODGEVALLEN
Als het opendak niet elektrisch bediend
kan worden, dan kan het ook handmatig
worden bediend; ga hiervoor als volgt te
werk:
1. Licht het rooster bij de door de pijl
aangegeven punten op en verwijder het
rooster met de schakelaar ( D-fig. 132).
2. Druk de daarvoor bestemde sleutel
(B-fig. 133) (in het dashboardkastje)
in het bedieningsmechanisme van het
opendak (C-fig. 133) en draai het
rechtsom om het dak te openen en links-
om om het te sluiten.
BELANGRIJK Als het dak handmatig
is geopend of gesloten, draait u de sleutel
eerst een halve slag terug totdat u een
klik hoort, en pas daarna verwijdert u de
sleutel.
P4U00127
fig. 131
P4U00128
fig. 132
ACHTERZIJDE OMHOOG
KANTELEN
Het omhoog kantelen ( fig. 131) is
alleen bij geheel gesloten dak mogelijk
door op de voorzijde (2 ) van schakelaar
( A-fig. 132) te drukken.
Druk op de achterzijde ( 1) van schake-
laar (A-fig. 132) om het dak weer in
horizontale stand te zetten (opendak ge-
sloten).
P4U00129
fig. 133
Bedien het opendak
alleen als de auto stil-
staat.
Ver wijder altijd de con-
tactsleutel uit het con-
tactslot als u de auto
verlaat, om te voorkomen dat het
opendak per ongeluk in beweging
wordt gebracht en zo gevaar kan
opleveren voor de achtergebleven
passagiers.
Page 121 of 291

120
BELANGRIJKHet optillen van de
motorkap wordt vergemakkelijkt door
twee gasveren. Wij raden u aan deze
gasveren niet te demonteren en de mo-
torkap tijdens het optillen te begeleiden.
Kom bij het uitvoeren
van werkzaamheden
in de motorruimte niet
in de buurt van de elektroven-
tilateur als de motor nog warm
is: de elektroventilateur kan,
ook bij uitgeschakeld contact,
onverwacht inschakelen.
W acht totdat de motor is afge-
koeld.
P4U00037
fig. 141 –dr
uk haak (B-fig. 141) van de be-
veiliging omhoog.
– til de motorkap op. GEVAAR - ERNSTIGE
VERWONDINGEN. Als u
controle- of onderhouds-
werkzaamheden in de motor-
ruimte uitvoert, moet u er vooral
op letten dat u uw hoofd niet
stoot tegen het uitstekende deel
van de motorkap.
MOTORKAP
De hendel voor het openen van de
motorkap bevindt zich uiterst links onder
het dashboard.
Openen:
– trek aan de hendel (A-fig. 140) tot-
dat u de ontgrendeling hoort.
fig. 140 V
oer deze handeling
alleen uit bij een stil-
staande auto.
P4U00036
Als u in een gebied
rijdt waar brandstof
moeilijk verkrijgbaar is
en u daarom reservebrandstof in
een jerrycan wilt vervoeren, dan
dient u zich aan de geldende wet-
geving te houden. Gebruik alleen
een goedgekeurde jerrycan en be-
vestig deze op de juiste wijze.
T och zal bij een ongeval de kans
op brand groter zijn.
Page 157 of 291

156
DEFECTE BUITEN-
VERLICHTINGALGEMENE AANWIJZINGEN
– Als een lampje niet brandt, controleer
dan eerst of de zekering niet doorge-
brand is, voordat u de lamp vervangt.
– Zie voor de plaats van de zekeringen
de paragraaf “Een doorgebrande zeke-
ring” in dit hoofdstuk.
– Controleer, voordat u een defecte lamp
vervangt, of de contacten niet zijn geoxi-
deerd.
– Vervang een defecte lamp door een
exemplaar van hetzelfde type en ver-
mogen.
– Als u een gloeilamp in de koplamp
hebt vervangen, controleer dan om
veiligheidsredenen altijd of de afstelling
nog goed is.
TYPEN GLOEILAMPEN (fig. 9)
Op de auto zijn verschillende typen
gloeilampen gemonteerd:
A. Glasfittinglampen Deze zijn voorzien van een klemfitting. Ver-
wijder de lamp door de lamp uit de houder te
trekken.
B. Gloeilampen met bajonetfitting Voor het verwijderen van de lamp: druk
de lamp iets in, draai de lamp linksom en
verwijder de lamp.
C. Buislampen Ver wijder de lamp door de lamp uit de
veercontacten los te maken.
D. Halogeenlampen Ver wijder de lamp door de borgveer los
te haken.
Modificaties of repara-
ties aan de elektrische
installatie die niet cor-
rect worden uitgevoerd en waar-
bij geen rekening wordt gehou-
den met de technische specifica-
ties van het systeem, kunnen
storingen in de werking en zelfs
brandgevaar veroorzaken.
P4U00149
P4U00150
fig. 9
GLOEILAMP TYPE W
GROOTLICHT D (H1) 55DIMLICHTD (H7) 55PARKEERLICHTEN VOOR B (H6W) 6RICHTINGAANWIJZERS VOOR B (PY21W) 21RICHTINGAANWIJZERS OP VOORSPATBORD A (W5W) 5RICHTINGAANWIJZERS ACHTERB (P21W) 21REMLICHTEN/
PARKEERLICHTEN ACHTER B (21/5W) 21/5ACHTERUITRIJLICHTEN B (P21W) 21MISTACHTERLICHT B (P21W) 21PLAFONDVERLICHTING VOOR EN BAGAGERUIMTEVERLICHTING C (C10W) 10KENTEKENPLAATVERLICHTINGA (W5W) 5MISTLAMPEN VOORD (H1) 55DERDE REMLICHTA (3,2W) 3,2
PLAFONDVERLICHTING ACHTER, VERLICH. DASHBOARDKASTJE EN INSTAPVERL. C (C5W)5
Page 167 of 291
166
–Verwijder de bescherming (B-fig.
42).
–V ervang de geklemde lamp (C-fig.
43).
–M onteer de bescherming (B-fig.
42).
P4U00182
fig. 43
P4U00181
fig. 42
VERLICHTING DASHBOARD-
KASTJE
Gloeilamp (type A, 5W) vervangen:
–V erwijder de verlichtingsunit door met
een schroevendraaier op lip (A-fig. 41)
te drukken.
P4U00180
fig. 41 – Monteer de verlichtingsunit door de-
ze eerst aan één zijde in de juiste stand
te plaatsen en vervolgens de andere zijde
aan te drukken, totdat de borging inklikt.
Page 170 of 291

169
De hoofdzekeringen bevinden zich in
de motorruimte in een houder op de
pluspool van de accu; de zekeringen zijn
bereikbaar nadat de twee beschermdek-
sels (fig. 48 en fig. 49) zijn verwij-
derd.
De systemen die door de hoofdzekerin-
gen worden beveiligd, staan in de tabel-
len op pagina 172 en 173.ZEKERINGEN IN DE ZEKERIN-
GENKAST
De zekeringen van de belangrijkste sys-
temen bevinden zich in een zekeringen-
kastje onder het dashboard, links van het
stuur.
Ze zijn bereikbaar nadat het paneel ( A-
fig. 50) is verwijderd door de lippen
(B-fig. 50) in de richting van de pijl te
drukken.
P4U00191
fig. 50 De grafische symbolen die de belang-
rijkste elektrische componenten aangeven
die door de betreffende zekering worden
beveiligd, zijn op een sticker ( fig. 51)
op de binnenzijde van het paneel aange-
bracht (A-fig. 50).
Rechts van de zekeringenkast bevinden
zich enkele reservezekeringen (D-fig.
50). Het is raadzaam om na het vervan-
gen van een zekering de reservevoorraad
weer aan te vullen.
De systemen die door de zekeringen
in de zekeringenkast worden beveiligd,
staan in de tabellen op pagina 172 en
173.
P4U00192
fig. 51
P4U00187
fig. 49
Page 171 of 291

170
ZEKERINGEN EN RELAIS
BEREIKBAAR VANUIT HET
DASHBOARDKASTJE
(fig. 53)
De zekeringen en relais voor enkele sys-
temen die als optional worden geleverd
of standaard aanwezig zijn op bepaalde
uitvoeringen, bevinden zich op een hou-
der achter het dashboardkastje. De zekeringen zijn bereikbaar nadat het
geklemde klepje (A-fig. 53) is verwij-
derd.
De systemen die door de zekeringen in
de zekeringenkast worden beveiligd,
staan in de tabellen op pagina 172 en
173.
Voor het bereiken van de zekeringen
moet het dashboardkastje worden verwij-
derd: wendt u hiervoor tot de Alfa Ro-
meo-dealer.
A. Relais mistlampen voor.
B. Relais dimlichten.
C. Tijdschakeling koplampsproeiers.
D. Relais opendak, stoelverwarming en
elektrische ruitbediening achter.
ZEKERINGEN OP DE
ZEKERINGENKAST (
fig. 52)
De zekeringen van enkele componenten
zijn gegroepeerd in drie houders op de
hoofdzekeringenkast en bereikbaar nadat
het paneel is verwijderd ( A-fig. 50).
Zie voor de beveiliging de noot (*) op
pag. 173.
De systemen die door de zekeringen in
de zekeringenkast worden beveiligd,
staan in de tabellen op pagina 172 en
173.
fig. 52
P4U00423
fig. 53
P4U00422
Page 173 of 291

172
Systeem/Componenten Zekering Ampèrage Plaats
Parkeerlicht linksvoor7 10A fig. 50
Parkeerlicht rechtsvoor6 10A fig. 50
Achterlicht links 6 10A fig. 50
Achterlicht rechts7 10A fig. 50
Dimlicht links 8 10A fig. 50
Dimlicht rechts4 10A fig. 50
Grootlicht links2 10A fig. 50
Grootlicht rechts1 10A fig. 50
Remlicht links 6 10A fig. 50
Remlicht rechts7 10A fig. 50
Derde remlicht13 10A fig. 50
Kentekenverlichting links 7 10A fig. 50
Kentekenverlichting rechts6 10A fig. 50
Achteruitrijlichten13 10A fig. 50
Mistachterlicht links 7 10A fig. 50
Mistachterlicht rechts6 10A fig. 50
Richtingaanwijzers -
W aarschuwingsknipperlichten 14 10A fig. 50
Mistlampen voor 15 15A fig. 52
Interieurverlichting - verlichting
dashboardkastje 12-13 10A fig. 50
Systeem/Componenten Zekering Ampèrage Plaats
Ruitenwissers, ruitensproeiers 10 20A fig. 50
Claxon 11 20A fig. 50
Elektrische ruitbediening
en portiervergrendeling 13 10A fig. 50
Elektrische ruitbediening voor 5 30A fig. 50
Elektrische ruitbediening
linksachter 4 20A fig. 52
Elektrische ruitbediening rechtsachter 5 20A fig. 52
Portiervergrendeling -
Bagageruimteverlichting 3 20A fig. 50
Elektrische achterklepontgrendeling 7 30A fig. 52
Achterruitverwarming15 30A fig. 50
Elektrische spiegelverstelling 13 10A fig. 50
Verwarming van buitenspiegels 15 30A fig. 50
Aansteker 9 15A fig. 50
Koplampsproeiers1 20A fig. 53
Koplampverstelling4 10A fig. 50
Instrumentenpaneel12 10A fig. 50
Controlelampje grootlicht 2 10A fig. 50
Controlelampje achterruitverwarming 15 30A fig. 50
Autoradio12 10A fig. 50
Diefstalalarm12 10A fig. 50