89
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons,
27 mc en dergelijke) mogen alleen in de
auto worden gebruikt met een aparte
antenne aan de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke
apparaten in de auto (zonder buitenan-
tenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor
de gezondheid van de inzittenden, maar
kan ook storingen in de elektrische sys-
temen van de auto veroorzaken. Hierdoor
wordt de veiligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangst-
kwaliteit aanzienlijk beperkt door de iso-
lerende eigenschappen van de carrosserie.
Houdt u bij het gebruik van mobiele tele-
foons (GSM, GPRS, UMTS) met het offi-
ciële EU-keurmerk, strikt aan de instruc-
ties die door de fabrikant van de mobiele
telefoon zijn bijgeleverd.
fig. 100F0M0138m
TANKEN
Tank uitsluitend loodvrije benzine.
Om vergissingen te voorkomen is de dia-
meter van de vulpijp van de tank kleiner,
zodat het vulpistool voor loodhoudende
benzine er niet in past. Het octaangetal van
de benzine moet ten minste 95 RON zijn.
BELANGRIJK Een beschadigde katalysator
laat schadelijke stoffen in het uitlaatgas
achter, waardoor het milieu wordt ver-
vuild.
BELANGRIJK Tank met de auto nooit,
niet in noodgevallen en ook niet een klein
beetje, loodhoudende benzine. U zou de
katalysator onherstelbaar beschadigen. TANKDOP fig. 100
Om te tanken moet u het klepje
Aope-
nen en vervolgens de dop B losdraaien.
De tankdop is voorzien van een koord C
dat aan het klepje vastzit, om verlies van
de dop te voorkomen.
Op enkele uitvoeringen is de tankdop B
voorzien van een slot. De tankdop kan
worden bereikt door het tankklepje Ate
openen. Draai vervolgens de contactsleu-
tel in het slot van de dop linksom en draai
de dop los.
Door de hermetische afsluiting van de
tank kan de druk in de tank iets verhoogd
zijn. Het is daarom normaal als u bij het
losdraaien van de tankdop een sissend ge-
luid hoort.
Plaats tijdens het tanken de dop in de uit-
sparing op het tankklepje, zoals is afge-
beeld in fig. 100.
129
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN BERICHTEN
BERICHTEN OP INSTELBAAR
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
Controle bandenspanning
Als twee of meer banden te zacht zijn, ver-
schijnt er een melding op het display. Op
het display wordt achtereenvolgens iede-
re band apart aangegeven.
In dit geval raden wij u aan om zo snel
mogelijk de juiste bandenspanning te her-
stellen (zie de paragraaf “Bandenspanning
in koude toestand” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”). Te lage bandenspanning
Als de spanning van een of meer banden
onder een bepaalde drempelwaarde komt,
verschijnt er een melding op het display.
In dat geval waarschuwt het TPMS-systeem
de bestuurder op het mogelijk leeglopen
van de band(en) en dus op een mogelijke
lekke band.
BELANGRIJK Rijd niet verder met een of
meerdere zachte banden omdat de rijvei-
ligheid van de auto in gevaar kan worden
gebracht. Stop de auto zonder bruusk te
remmen en vermijd heftige stuurbewe-
gingen. Repareer de band onmiddellijk met
de daarvoor bestemde reparatieset (zie
het hoofdstuk “Noodgevallen) en wendt
u zo snel mogelijk tot de Abarth-dealer.
Bandenspanning niet aangepast
aan snelheid
Wanneer constant harder dan 160 km/h
wordt gereden, moet de bandenspanning
verhoogd worden overeenkomstig de
waarde die aangegeven is in de paragraaf
“Bandenspanning”.
Als het TPMS-systeem (indien aanwezig)
signaleert dat de spanning van een of meer
banden niet is aangepast aan de snelheid
van de auto, verschijnt een bericht op het
display (zie de paragraaf “Te lage banden-
spanning” in dit hoofdstuk). BELANGRIJK Verlaag in dat geval onmid-
dellijk de snelheid, omdat door te warme
banden de prestaties en de levensduur van
de banden in gevaar kunnen worden ge-
bracht, en zelfs, in een beperkt aantal ge-
vallen, tot een klapband kunnen leiden.
Sterke straling op een radio-
frequentie kunnen het
TPMS-systeem ontregelen. Dit wordt
aan de bestuurder aangegeven door
het verschijnen van een melding (in-
dien van toepassing). Deze melding
verdwijnt automatisch zodra de sto-
ring het systeem niet meer ontregelt.
ATTENTIE
152
LAMPJES ENBERICHTEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
–
10
15
7,5 20
15
20 –
7,5
7,5
7,5
7,5
10
ZEKERINGENTABEL
Zekeringenkast op dashboard
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Beschikbaar
Voeding vanaf accu: instrumentenpaneel, EOBD-diagnosestekker
Voeding vanaf accu: autoradio, handsfreesysteem met spraakherkenning
en Bluetooth®-technologie, regeleenheid hifi-audiosysteem
Voeding vanaf accu voor start-/contactslot
Voeding elektropomp ruitensproeiers/achterruitsproeier
Voeding slotactuator achterklep
Voeding slotmotoren portiervergrendeling, “dead lock”-actuatoren
Beschikbaar
Voeding plafondverlichting voor, plafondverlichting achter,
bagageruimteverlichting, instapverlichting, verlichting zonneklepspiegel\
Voeding via contactslot: regeleenheid elektrische stuurbekrachtiging
Voeding via contactslot: instrumentenpaneel, rempedaalschakelaar
(regelcircuit remlicht), koppelingspedaalschakelaar
Voeding via contactslot: regeleenheid remsysteem, VDC-systeem,
rempedaalschakelaar
Voeding via contactslot: regeleenheid airbagsysteem 01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
172
LAMPJES ENBERICHTEN
TECHNISCHE GEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
BELANGRIJK Een accu die gedurende lan-
gere tijd minder dan 50% geladen is, raakt
door sulfatering beschadigd. Hierdoor
loopt de capaciteit en het startvermogen
terug.
Ook is de accu dan gevoeliger voor be-
vriezing (reeds bij temperaturen van cir-
ca –10°C). Als u de auto langere tijd niet
gebruikt, zie dan “Auto langere tijd stal-
len” in het hoofdstuk “Starten en rijden”.
Als u na aanschaf van uw auto accessoires
wilt monteren die constante voeding no-
dig hebben (diefstalalarm enz.), of acces-
soires die de elektrische installatie zwaar
belasten, raden wij u aan contact op te ne-
men met de Abarth-dealer. Deze kan u de
meest geschikte installaties uit het Abarth
Lineacccessori-programma aanraden en
controleren of de elektrische installatie
van de auto geschikt is voor het extra
stroomverbruik of dat het noodzakelijk
is een accu met een grotere capaciteit te
monteren.
Enkele van deze stroomverbruikers blij-
ven continu stroom verbruiken ook bij
een uitgezette motor, waardoor de accu
geleidelijk ontlaadt.
PRAKTISCHE TIPS OM DE
LEVENSDUUR VAN DE ACCU
TE VERLENGEN
Om het snel ontladen van de accu te voor-
komen en de levensduur te verlengen,
dient u de volgende aanwijzingen nauw-
keurig op te volgen:
❒wanneer u de auto parkeert, contro-
leer dan of de portieren, de motorkap
en de achterklep goed gesloten zijn.
Hiermee wordt voorkomen dat de in-
terieurverlichting blijft branden;
❒schakel de interieurverlichting uit: de
auto is in ieder geval uitgerust met een
systeem voor automatische uitschake-
ling van de interieurverlichting;
❒voorkom zoveel mogelijk het gebruik
van stroomverbruikers als de motor
uitstaat (autoradio, waarschuwings-
knipperlichten enz.);
❒maak voordat werkzaamheden aan de
elektrische installatie van de auto wor-
den uitgevoerd, eerst de minpool van
de accu los;
❒de klemmen moeten altijd goed zijn be-
vestigd.
Als u de auto langere tijd
stalt in extreem koude om-
standigheden moet, om bevriezing te
voorkomen, de accu worden verwij-
derd en op een verwarmde plaats
worden bewaard.
ATTENTIE
Bij werkzaamheden aan de
accu of in de buurt van de
accu, moet u uw ogen altijd bescher-
men met een speciale bril.
ATTENTIE
199
LAMPJES ENBERICHTEN
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
Parkeren ............................................... 112
Pasjeshouder - CD-houder ............... 60
Plafondverlichting
- bediening ............................................. 54
- gloeilampen vervangen ..................... 146
Plafondverlichting
- bagageruimte ...................................... 55
- instapverlichting ................................. 55
- voor ..................................................... 54
Pollenfilter ............................................. 170
Portieren ............................................... 64
Prestaties ............................................... 191
Radiozendapparatuur en mobiele
telefoons ............................................. 89
Regensensor ......................................... 50
Remmen
- specificaties ......................................... 186
- vloeistofniveau ................................... 169
Richtingaanwijzers
- bediening ............................................. 48
- gloeilamp achter vervangen ............ 143
- gloeilamp op flanken vervangen ..... 143
- gloeilamp voor vervangen ............... 142
Rokerskit ............................................... 60 Rubber slangen
..................................... 174
Ruitbediening ........................................ 66
Ruiten (reinigen) .................................. 178
Ruitensproeiers
- bediening ............................................. 49
- vloeistofniveau ................................... 168
Ruitenwissers
- bediening ............................................. 49
- ruitensproeiers .................................. 175
- wisserbladen ....................................... 174
Slepen van de auto............................. 159
Sleutel met af standsbediening ........... 9
Sleutels ................................................... 9
Sneeuwkettingen .................................. 119
Snelheid (maximum) ............................ 191
Snelheidsmet er ..................................... 14
Spiegels
- binnenspiegel ...................................... 31
- buitenspiegels ..................................... 32
Start-/contactslot ................................. 12
Startblokkering Fiat CODE ............... 7
Starten en rij den .................................. 109
Stekkerdoos .......................................... 60
Stoelverstellin g ................................ 28-29
- startprocedure
................................... 110
Motorkap ............................................... 71
Motorolie
- niveau controleren ........................... 167
- specificaties ......................................... 193
- verbruik ............................................... 167
Motorruimte
- uitspuiten ............................................ 178
Niveau motorkoelvl oeistof.............. 168
Niveau motoro lie ................................ 167
Niveau remvloeistof ............................ 169
Niveau ruitensproeiervloeistof ......... 168
Niveaus .................................................. 166
Niveaus controleren ........................... 166
Noodgevallen ........................................ 133
Onderhoud en zorg
- Geprogrammeerd onderhoud ....... 162
- Geprogrammeerd onderhouds- schema ................................................. 163
- Periodieke controles ........................ 165
- Zwaar gebruik van de auto ............. 165
Opendak ................................................ 62
Opkrikken van de auto....................... 158