FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU11601
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, slaat de naald van de snelheidsme-
ter eenmaal helemaal uit tot aan de hoogste
snelheid en keert daarna weer terug naar
nul om het elektrische circuit te testen.
DAU11872
Toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de mo-
torrijder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot aan het hoogste aantal toe-
ren per minuut en keert daarna weer terug
naar nul tpm om het elektrische circuit te
testen.
LET OP:
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 8250 tpm en hoger
DAU34135
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12311
Zorg dat de machine stilstaat, voordat u
wijzigingen in de instellingen van het
multifunctionele display gaat aanbren-
gen.
1. Snelheidsmeter
1
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
12
1. Klok/omgevingstemperatuurdisplay
2. Temperatuurmeter koelvloeistof
3. Brandstofniveaumeter
4. Kilometerteller/rittellers
5. “SELECT”-toets
6. “RESET”-toets
1
2
3
4
5
6
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
2
34
5
6
7
8
9
Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:
een brandstofniveaumeter
een temperatuurmeter koelvloeistof
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand toont)
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand weergeeft vanaf
het moment dat het onderste segment
van de brandstofniveaumeter en dewaarschuwingsindicator brandstofni-
veau gaan knipperen)
een voorziening voor zelfdiagnose
een klok
een omgevingstemperatuurweergave
een indicator olieverversing
een indicator V-snaarvervanging
OPMERKING:
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de toetsen “SE-
LECT” en “RESET” gebruikt.
Als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, verschijnen alle segmenten
een voor een op het multifunctionele
display en verdwijnen dan weer om
het elektrisch circuit te testen.
Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de toets “SELECT” wis-
selt de weergave tussen de kilometerteller-
modus “ODO” en de rittellermodi “TRIP”, in
de onderstaande volgorde:
ODO
→
TRIP (boven)
→
TRIP (onder)
→
ODO
Als er ongeveer 2.8 L (0.74 US gal) (0.62
Imp.gal) brandstof in de tank over is, be-
ginnen het onderste segment van de
brandstofniveaumeter en de waarschu-
wingsindicator brandstofniveau te knippe-
ren. De displayweergave wisseltautomatisch naar de brandstofreserve-rit-
teller “TRIP F”, waarop de afgelegde af-
stand vanaf dat punt wordt aangegeven. In
dat geval wordt door het indrukken van de
toets “SELECT” in de onderstaande volg-
orde gewisseld tussen de diverse weerga-
ven van rittellers en kilometerteller:
TRIP F
→
TRIP (boven)
→
TRIP (onder)
→
ODO
→
TRIP F
Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door de toets “SELECT” in-
gedrukt te houden totdat “TRIP” of “TRIP
F” begint te knipperen (“TRIP” of “TRIP F”
knippert slechts vijf seconden). Terwijl
“TRIP” of “TRIP F” knippert, houdt u de
toets “RESET” minstens één seconde
lang ingedrukt. Wanneer u de brandstofre-
serve-ritteller niet zelf met de hand op nul
terugstelt, wordt deze automatisch terug-
1. Indicator V-snaarvervanging “V-BELT”
2. Waarschuwingsindicator brandstofniveau
“ ”
3. Waarschuwingsindicator
koelvloeistoftemperatuur “ ”
4. Indicator olieverversing “OIL”
123
4
1. Ritteller brandstofreserve
1
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
gesteld zodra na het tanken 5 km (3 mi) is
gereden en verschijnt de vorige weerga-
vemodus weer.
OPMERKING:
Het display kan niet worden teruggesteld
naar “TRIP F” nadat de toets “RESET” is in-
gedrukt.
Brandstofniveaumeter
Als de contactsleutel op “ON” staat, geeft
de brandstofniveaumeter de hoeveelheid
brandstof in de brandstoftank aan. De dis-
playsegmenten van de brandstofniveaume-
ter verdwijnen richting “E” (Empty)
naarmate het brandstofniveau verder daalt.
Wanneer het brandstofniveau het onderste
segment vlakbij “E” bereikt, gaan de waar-
schuwingsindicator brandstofniveau en het
onderste segment knipperen. Vul zo snel
mogelijk brandstof bij.
Temperatuurmeter koelvloeistof
Met de contactsleutel in de stand “ON”
geeft de temperatuurmeter koelvloeistof de
temperatuur van de koelvloeistof aan. De
koelvloeistoftemperatuur is afhankelijk van
de weersomstandigheden en de motorbe-
lasting. Als het bovenste segment en de
waarschuwingsindicator voor koelvloeistof-
temperatuur knipperen, stop de machinedan en laat de motor afkoelen. (Zie
pagina 6-36.)
LET OP:
DCA10020
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
Indicator olieverversing “OIL”
Deze indicator knippert zodra de eerste
1000 km (600 mi) zijn afgelegd en na
5000 km (3000 mi). Vervolgens gaat de
indicator om de 5000 km (3000 mi) knip-
peren, om zo aan te geven dat het tijd is
om de motorolie te verversen.
Nadat de motorolie is ververst moet de indi-
cator olieverversing worden teruggesteld.
(Zie pagina 6-12.)
Als de motorolie werd ververst voordat de
indicator olieverversing brandde (dus voor-
dat de intervalperiode voor olieverversingwas verstreken), moet de indicator na de
olieverversing worden teruggesteld zodat
het eerstvolgende tijdstip voor olieverver-
sing weer correct wordt aangegeven. (Zie
pagina 6-12.)
Het elektrisch circuit van de indicator kan
via de volgende procedure worden getest.
1. Zet de noodstopschakelaar in “ ” en
draai de sleutel naar “ON”.
2. Kijk of de indicator een paar seconden
oplicht en dan dooft.
3. Als de indicator niet gaat branden,
vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
OPMERKING:
De indicator olieverversing kan gaan knip-
peren als er gas wordt gegeven terwijl de
scooter op de middenbok staat; dit wijst dan
echter niet op een storing.
Indicator V-snaarvervanging “V-BELT”
Deze indicator knippert om de 20000 km
(12500 mi), wanneer de V-snaar moet wor-
den vervangen.
Het elektrisch circuit van de indicator kan
via de volgende procedure worden getest.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “ ” is gezet.
2. Als de indicator niet gaat branden,
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
2
34
5
6
7
8
9
vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als een van deze circuits uitvalt, toont het
multifunctionele display een foutcode van 2
cijfers (bijv. 12, 13, 14).
Noteer zo’n foutcode als die op het multi-
functionele display staat aangegeven en
vraag een Yamaha dealer het voertuig na te
zien.
LET OP:
DCA11790
Wanneer het multifunctionele display
een foutcode aangeeft, moet het voer-
tuig zo spoedig mogelijk worden gecon-
troleerd om motorschade te voorkomen.
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem.
Als een van de circuits van het startblok-
keersysteem uitvalt, gaat het controlelamp-
je startblokkering knipperen en geeft het
multifunctionele display een foutcode van
twee cijfers weer (bijv. 51, 52, 53) wanneer
de sleutel naar “ON” is gedraaid.
OPMERKING:
Als het multifunctionele display foutcode 52weergeeft, betreft dit mogelijk een storing in
het transpondersignaal. Als deze fout zich
voordoet, probeer dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.
OPMERKING:
Houd andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden ge-
start.
2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeersleu-
tel en beide standaardsleutels naar
een Yamaha dealer en laat de stan-
daardsleutels opnieuw coderen.
Als het multifunctionele display foutcodes
toont, noteer deze dan en vraag een
Yamaha dealer om het voertuig te controle-
ren.
Klokweergave
De klok op tijd zetten:
1. Houd de toetsen “SELECT” en “RES-ET” tegelijkertijd minstens twee secon-
den lang ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knippe-
ren, drukt u op de toets “RESET” om
de uren in te stellen.
3. Druk op de toets “SELECT” en de mi-
nutenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op de toets “RESET” om de mi-
nuten in te stellen.
5. Druk op de toets “SELECT” en laat
deze dan los om de klok te starten.
Door de toets “SELECT” minstens
twee seconden lang ingedrukt te hou-
den, wisselt de klokweergave naar de
omgevingstemperatuurweergave.
Omgevingstemperatuurweergave
Deze weergave toont de omgevingstempe-
ratuur vanaf –10 °C tot 50 °C in stappen van
1 °C. De weergegeven temperatuur kan af-
wijken van de omgevingstemperatuur. Door
de toets “SELECT” minstens twee secon-
den lang ingedrukt te houden, wisselt de
omgevingstemperatuurweergave terug
naar de klokweergave.
OPMERKING:
Als de omgevingstemperatuur daalt tot
onder de –10 °C, wordt een lagere
temperatuur dan –10 °C niet weerge-
geven.
Als de omgevingstemperatuur stijgt tot