Page 41 of 72

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
2
3
4
5
67
8
9
5. Breng de olieaftapplug van de versnel-
lingsbakolie aan en zet hem vast met
het voorgeschreven aanhaalmoment.6. Voeg de benodigde hoeveelheid aan-
bevolen versnellingsbakolie toe, breng
de olievuldop aan en draai deze vast.
WAARSCHUWING
DWA11310
Zorg dat er geen verontreinigingen
het cardanhuis kunnen binnendrin-
gen.
Zorg dat er geen olie op de banden
of wielen terechtkomt.
7. Controleer de versnellingsbak op olie-
lekkage. Zoek in geval van lekkage
naar de oorzaak.
DAUT1341
Luchtfilter en
luchtfilterelementen in
v-snaarbehuizing
Het luchtfilter en de luchtfilterelementen in
de v-snaarbehuizing moeten worden gerei-
nigd volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Reinig beide luchtfilterelementen vaker
als u in zeer stoffige of vochtige gebieden
rijdt.
Reinigen van het luchtfilterelement
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.
3. Trek het luchtfilterelement naar buiten
1. Olievulplug eindoverbrenging
1. Olieaftapplug eindoverbrenging
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug versnellingsbakolie:
23 Nm (2.3 m·kgf, 16.6 ft·lbf)
ZAUM00**
1
ZAUM00**
1
Aanbevolen versnellingsbakolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
0.13 L (0.14 US qt) (0.11 Imp.qt)
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
ZAUM00**
2(×6)
1
Page 42 of 72

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
en blaas dan zoals in de afbeelding het
vuil weg met perslucht.
4. Controleer het luchtfilterelement op
beschadiging en vervang het indien
nodig.
5. Steek het luchtfilterelement in het
luchtfilterhuis.
LET OP:
DCA10480
Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is ge-
plaatst.
Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige slij-
tage bij de zuiger(s) en/of de cilin-
der(s).
6. Monteer het luchtfilterdeksel door deschroeven aan te brengen.
Het luchtfilterelement in de v-snaarbe-
huizing reinigen
1. Verwijder het luchtfilterdeksel op de
V-snaarbehuizing door de schroeven
te verwijderen.
2. Verwijder de houder van het filterele-
ment door de schroef te verwijderen.3. Trek het luchtfilterelement naar buiten
en reinig het dan in oplosmiddel. Ver-
wijder na het reinigen het achtergeble-
ven oplosmiddel door het element uit
te wringen.
WAARSCHUWING
DWA10430
Gebruik uitsluitend een oplosmiddel dat
speciaal geschikt is voor het reinigen
van onderdelen. Voorkom brand- en ex-
plosiegevaar door geen benzine of op-
losmiddelen te gebruiken met een lage
ontvlamtemperatuur.
LET OP:
DCA10520
Hanteer het luchtfilterelement voorzich-
tig en verwring het niet om beschadigin-
gen te voorkomen.
1. Luchtfilterelement
ZAUM00**
1
1. Luchtfilterdeksel v-snaarbehuizing
2. Schroef
ZAUM00**
21
1. Houder luchtfilterelement
ZAUM00**
1
Page 43 of 72

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
2
3
4
5
67
8
9
4. Breng olie van de aanbevolen soort
aan op het hele oppervlak van de filter-
spons en wring dan de overtollige olie
uit.
OPMERKING:
Het luchtfilterelement moet nat zijn maar
mag niet druipen.
5. Steek het filterelement in het luchtfil-
terhuis.
6. Monteer de houder van het filterele-
ment door de schroef aan te brengen.
7. Monteer het luchtfilterdeksel van de
V-snaarbehuizing door de schroeven
aan te brengen.
DAU21300
Afstellen van de carburateur
De carburateur vormt een belangrijk onder-
deel van de motor en moet zeer precies
worden afgesteld. Laat daarom alle carbu-
rateurafstellingen over aan een Yamaha
dealer die over de benodigde vakkennis en
ervaring beschikt.
DAU21370
Speling van de gaskabel
afstellen
De vrije slag van de gaskabel dient
3.0–5.0 mm (0.12–0.20 in) te bedragen bij
de gasgreep. Controleer de vrije slag van
de gaskabel regelmatig en stel deze in-
dien nodig als volgt af.
OPMERKING:
Het stationair toerental moet correct zijn af-
gesteld voordat de gaskabelspeling wordt
gecontroleerd en afgesteld.
1. Draai de borgmoer los.
2. Draai de stelmoer richting (a) voor
meer gaskabelspeling. Draai de stel-
moer richting (b) voor minder gaska-
belspeling.
1. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing
Aanbevolen olie:
Motorolie
ZAUM00**
1
1. Borgmoer
2. Stelmoer voor vrije slag gaskabel
ZAUM00**
1
2
(a)
(b)
Page 44 of 72

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3. Draai de borgmoer aan.
DAU21401
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU33600
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw machine.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en indien nodig worden bijge-
steld.
WAARSCHUWING
DWA10500
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
Page 45 of 72

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
2
3
4
5
67
8
9
WAARSCHUWING
DWA11200
De aanwezigheid van bagage heeft grote
invloed op het weggedrag, de rem- en
rij-eigenschappen en de veiligheid van
uw machine. Neem daarom de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
DE MACHINE NOOIT OVERBELA-
DEN! Rijden met een overbeladen
machine kan leiden tot beschadi-
ging van de banden, controleverlies
of ernstig letsel. Zorg dat het totale
gewicht van de bestuurder, de pas-
sagier, de bagage en de gemonteer-
de accessoires nooit hetvoorgeschreven maximumlaadge-
wicht voor de machine overschrijdt.
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de machine en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
Controleer vóór iedere rit de condi-
tie en spanning van de banden.
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKING:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.
Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless banden.
Bandspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
175 kPa (25 psi) (1.75 kgf/cm
2
)
Achter:
200 kPa (29 psi) (2.00 kgf/cm
2
)
90–170 kg (198–375 lb):
Voor:
200 kPa (29 psi) (2.00 kgf/cm
2
)
Achter:
225 kPa (33 psi) (2.25 kgf/cm
2
)
Maximale belasting*:
170 kg (375 lb)
* Totaal gewicht van motorrijder, pas-
sagier, bagage en accessoires
1. Bandprofieldiepte
2. Wang van band
ZAUM00**
1
2
Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
Voorband:
Maat:
110 / 70-12 47L
Fabrikant/model:
CHENG SHIN / C-922N-47L
Achterband:
Maat:
120 / 70-12 58L
Fabrikant/model:
CHENG SHIN / C-6007-58L
Page 46 of 72

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
WAARSCHUWING
DWA10470
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
DAU21960
Gietwielen
Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgebalan-
ceerd. Een niet uitgebalanceerd wiel
zal mogelijk slecht functioneren, of kan
een slechte wegligging en een verkor-
te levensduur van de banden tot ge-
volg hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
DAUT1220
Vrije slag van voorremhendel
controleren
De vrije slag van de remhendel dient
3.0–5.0 mm (0.12–0.20 in) te bedragen, zo-
als weergegeven. Controleer de vrije slag
van de remhendel regelmatig en laat indien
nodig een Yamaha dealer het remsysteem
controleren.
WAARSCHUWING
DWA10640
Als de vrije slag van de remhendel niet
normaal is, wijst dat op een serieus de-
fect in het remsysteem. Laat het remsys-
teem vóór gebruik van de motorfiets
nakijken of repareren door een Yamaha
dealer.
1. Vrije slag remhendel
1
ZAUM0107
Page 47 of 72

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
2
3
4
5
67
8
9
DAU22170
Vrije slag van achterremhendel
afstellen
De vrije slag van de remhendel dient
10.0–20.0 mm (0.39–0.79 in) te bedragen,
zoals weergegeven. Controleer de vrije slag
van de remhendel regelmatig en stel deze
indien nodig als volgt af.
Draai de stelmoer op de remankerplaat
richting (a) voor meer vrije slag van de rem-
hendel. Draai de stelmoer richting (b) voor
minder vrije slag van de remhendel.
WAARSCHUWING
DWA10650
Vraag een Yamaha dealer de afstelling te
doen als de juiste afstelling niet haalbaar
is volgens de beschreven werkwijze.
DAU22380
Controleren van
voorremblokken en
achterremschoenen
De voorremblokken en achterremschoenen
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU22420
Remblokken voorrem
Elk voorremblok heeft een eigen slijtage-in-
dicatorgroef, zodat het remblok kan worden
gecontroleerd zonder de rem te demonte-
ren. Let op de slijtage-indicatorgroef om de
remblokslijtage te controleren. Wanneer
een remblok zover is afgesleten dat de slij-
tage-indicatorgroef vrijwel is verdwenen,
1. Vrije slag remhendel
1ZAUM0108
1. Stelmoer vrije slag remhendel
1
(a)(b)
ZAUM0320
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
ZAUM00**
1
Page 48 of 72

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
1
2
3
4
5
6
7
8
9
vraag dan een Yamaha-dealer de remblok-
ken als set te vervangen.
DAU22540
Remschoenen achterrem
De achterrem heeft een slijtage-indicator
zodat de remschoenslijtage kan worden ge-
controleerd zonder de rem te hoeven de-
monteren. Bekrachtig de rem en let op de
stand van de slijtage-indicator om de rem-
schoenslijtage te controleren. Wanneer een
remschoen zover is afgesleten dat de slijta-
ge-indicator bij de slijtagelimiet komt, vraag
dan een Yamaha dealer de remblokken als
set te vervangen.
DAU32343
Controleren van
remvloeistofniveau voorrem
Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht het
remsysteem binnendringen, waarna de
remwerking mogelijk minder effectief is.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat en vul indien nodig bij.
Een laag remvloeistofniveau wijst mogelijk
op verregaande remblokslijtage en/of lek-
kage in het remsysteem. Als het remvloei-
stofniveau laag is, controleer dan de
remblokken op slijtage en het remsysteem
op lekkage.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht:
Zorg bij het controleren van het rem-
vloeistofniveau dat de bovenzijde vande hoofdremcilinder horizontaal is
door het stuur te draaien.
Gebruik uitsluitend de voorgeschre-
ven kwaliteit remvloeistof, anders kun-
nen de rubber afdichtingen
verslechteren en zo lekkage en slech-
te remwerking teweegbrengen.
Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
Bij vermengen van verschillende typen
remvloeistof kunnen schadelijke che-
mische reacties optreden en kan de
remwerking verslechteren.
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water de hoofdremcilinder kan
binnendringen. Water zal het kookpunt
van de remvloeistof aanzienlijk verla-
gen zodat dampbelvorming kan optre-
den.
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen aantasten. Veeg gemorste
remvloeistof steeds direct af.
Naarmate de remblokken afslijten, zal
het remvloeistofniveau geleidelijk ver-
der dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling sterk
is gedaald.
1. Slijtage-indicator
2. Slijtagelimiet
1
2
ZAUM0059
1. Merkstreep minimumniveau
ZAUM00**
1
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4