29
De codes op de CODE-card moeten
op een veilige plaats worden opge-
borgen, niet in de auto.
Wij raden u aan de elektronische
code van de CODE-card altijd bij u
te hebben omdat deze onmisbaar is
voor het uitvoeren van een nood-
start.
Als de auto wordt ver-
kocht, moeten alle sleu-
tels en de CODE-card
overhandigd worden aan de
nieuwe eigenaar. De sleutel is voorzien van
(fig.
9):
– een metalen baard Adie in de
handgreep van de sleutel kan wor-
den opgeborgen;
– knopje Bvoor het uitklappen van
de metalen baard;
– knopje Cvoor het op afstand ont-
grendelen van de portieren en het
gelijktijdig uitschakelen van het
diefstalalarm;
– knopje Dvoor het op afstand ver-
grendelen van de portieren en het
gelijktijdig inschakelen van het
diefstalalarm;
– knopje Evoor het op afstand
openen van het kofferdeksel; – lampje
Fgeeft aan dat de code
naar de ontvanger van het diefstal-
alarm is verzonden.
als u knopje Ceven ingedrukt
houdt (langer dan 2 seconden), wor-
den de ruiten en het opendak geo-
pend om het interieur te ventileren:
het openen stopt als u de knop weer
loslaat.
Op dezelfde manier kan opdracht
worden gegeven om de ruiten en het
opendak te sluiten bij het vergrende-
len van de portieren, door langer
dan 2 seconden knopje Dvoor het
op afstand vergrendelen van de por-
tieren in te drukken, totdat de ruit
en het opendak geheel gesloten zijn.
Het sluiten van de ruiten en het
opendak stopt zodra u knopje D
loslaat.
Als u binnen 1 seconde nogmaals
knopje Dindrukt, wordt het dead
lock-systeem ingeschakeld (zie de
paragraaf “Portieren”).
fig. 9
L0A0024b
32
FUNCTIES VAN DE AFSTANDSBEDIENING
Met de afstandsbediening kunnen enkele functies door de gebruiker of door de Lancia-dealer worden gewijzigd in het
instelmenu van het CONNECT. In de volgende tabel staan de mogelijkheden vermeld die het systeem biedt, en de instel-
lingen van de auto als deze aan de klant wordt overhandigd.
Functie
Centrale portierontgrendeling
(richtingaanwijzers knipperen
twee keer kort)
Bediening van de afstands -
bediening
Knopje C (fig. 9) kort
indrukken
Knopje Ctwee keer kort
indrukken (binnen 1 secon-
de)
Knopje
Ceven ingedrukt
houden (langer dan 2 secon-
den) Standaardinstellingen
– Uitschakeling diefstalalarm
– Ontgrendeling van alle por-
tieren en het kofferdeksel
– Uitschakeling dead lock-
systeem (indien ingeschakeld)
– Inschakeling plafondlamp-
jes gedurende ongeveer 30
seconden of totdat de sleutel
in stand MARwordt gedraaid
– Ontgrendeling van alle por-
tieren
– Openen van de ruiten en
het opendak (tot
volledige opening of totdat
het knopje wordt losgelaten) Instelbare functies
– Ontgrendeling bestuurders -
portier
– Kofferdeksel altijd vergren-
deld
34
Functie
Centrale portierontgrendeling
Centrale portiervergrendeling
Handeling met de metalen
baard van de sleutel
Sleutel rechtsom draaien in
het slot van een portier
Sleutel linksom draaien in het
slot van een portierStandaardinstellingen
– Ontgrendeling van alle por-
tieren en het kofferdeksel
– Uitschakeling dead lock-
systeem (indien ingeschakeld)
– Inschakeling plafondlamp-
jes gedurende ongeveer 30
seconden of totdat de sleutel
in stand
MARwordt gedraaid
– Vergrendeling van alle por-
tieren en het kofferdeksel
– Uitschakelen plafondlampjes
FUNCTIES DIE INGESCHAKELD KUNNEN WORDEN MET DE METALEN BAARD VAN DE SLEU\
TEL Met de metalen baard van de sleutel kunnen enkele functies door de gebruiker of door de Lancia-dealer worden inge-
steld in het instelmenu van het CONNECT. In de volgende tabel staan de mogelijkheden vermeld die het systeem biedt,
en de instellingen van de auto als deze aan de klant wordt overhandigd.
Instelbare functies
– Ontgrendeling bestuurders -
portier
– Kofferdeksel altijd vergren-
deld
43
Functies die in het menu van het
CONNECT kunnen worden ingesteld:
– ontgrendeling kofferdekselslot
door de centrale ontgrendeling van de
portieren (*);
– centrale vergrendeling van de por-
tieren en van het kofferdeksel als de
snelheid van de auto boven ongeveer
20 km/h komt, zonder dat het dead
lock-systeem van de portieren in-
schakelt.
(*) Als deze functie is uitgeschakeld
moet u, om het kofferdekselslot bij het
sluiten te vergrendelen, ook als de
portieren vergrendeld waren, de af-
standsbediening of de sleutel voor de
portieren gebruiken; op deze manier
kunt u, als u de sleutel in de bagage-
ruimte hebt gelaten en u het koffer-
deksel hebt gesloten, het kofferdeksel
weer openen met behulp van de
handgreep. Ministeriële goedkeuring
In overeenstemming met de wetge-
ving in ieder land ten aanzien van ra-
diozendapparatuur is voor de landen
waar een zendmachtiging verplicht is,
het toelatingsnummer op het compo-
nent vermeld.
BELANGRIJK Afhankelijk van de
uitvoering/land kan de code ook zijn
aangebracht op de zender en/of ont-
vanger.EASY ENTRY/EXIT
De uitvoeringen met elektrische
stuurwielverstelling kunnen worden
uitgerust met het systeem Easy
Entry/Exit, waardoor de bestuurder
makkelijker kan in- en uitstappen.
Bij de auto’s die met dit systeem zijn
uitgerust, wordt, voordat de bestuur-
der de auto verlaat, het stuurwiel om-
hoog gezet en de stoel naar achteren
geschoven.
De functie wordt geactiveerd als het
bestuurdersportier wordt geopend en
de contactsleutel in stand STOPstaat
of is uitgenomen.
Als u het bestuurdersportier opent
om in de auto te stappen, is het stuur
al naar boven en de stoel naar achte-
ren geplaatst. Als u op de stoel bent
gaan zitten, het portier hebt gesloten
en de contactsleutel in stand MAR
hebt gedraaid, worden de stoel en het
stuurwiel weer in de normale rijstand
gezet.
51
FUNCTIE AUTOCLOSE
(AUTOMATISCHE
VERGRENDELING VAN DE
PORTIEREN, HET
KOFFERDEKSEL EN HET
TANKKLEPJE)Het Keyless System zorgt ervoor dat
de sloten van de portieren en het
kofferdeksel automatisch worden ver-
grendeld als de eigenaar de CID bij
zich heeft en zich van de auto verwij-
derd. Als de richtingaanwijzers knip-
peren, zijn de portieren en het koffer-
deksel vergrendeld.
Deze functie kan worden uitgescha-
keld in het instelmenu van het CON-
NECT.
De functie Autoclose wordt in de
volgende gevallen niet ingeschakeld:
– Als u zich van de auto verwijdert en
één of meer portieren of het kofferdek-
sel is/zijn niet goed gesloten, dan wordt
de bestuurder hierop geattendeerd door
het niet gaan knipperen van de rich-
tingaanwijzers.
– Als u zich van de auto verwijdert
en in het interieur of de bagageruimte
van de auto andere CID’s gesignaleerd
zijn of als de startknop niet in stand Als de functie “Auto-
close” wordt ingeschakeld
(automatische inschake-
ling van de centrale portierver-
grendeling), worden het diefstal-
alarm en het dead lock-systeem
niet ingeschakeld en het stuurslot
niet vergrendeld.
STOP
staat (instrumentenpaneel ver-
licht of motor gestart).
– Als er een storing is in het herken-
ningssysteem (Keyless System).
– Als de batterij van de CID leeg is.
– Als de laatste keer dat de motor
gestart is, deze handeling is uitge-
voerd met de CID in de “nood”-stand.
BELANGRIJKE TIPS
– Als na het vergrendelen van de slo-
ten van binnenuit een portier wordt
geopend, worden alle sloten ontgren-
deld.
– Als u de portieren centraal ont-
grendelt door het knopje op de CID in
te drukken, wordt de functie Auto-
close (automatische vergrendeling)
niet ingeschakeld. Om de centrale
vergrendeling in te schakelen, moet
op het betreffende knopje op de CID
worden gedrukt.
– Als de functie Autoclose is inge-
schakeld, controleer dan of u de CID
bij u hebt voordat u de auto verlaat.– De functie Autoclose kan worden
beïnvloed door de aanwezigheid van
elektromagnetische velden; vergren-
del in dat geval de portieren met de
afstandsbediening of gebruik de por-
tiersloten.
BELANGRIJK De functie Autoclose
dient voor het vergrendelen van de
portieren, het kofferdeksel en het
tankklepje als de eigenaar zich van de
auto verwijdert en de CID bij zich
heeft. Als in dit geval (functie Auto-
close ingeschakeld) brandstof getankt
moet worden, moet het tankklepje
worden ontgrendeld door het knopje
B (fig. 18) op de CID in te drukken.
55
PORTIERENDraai voor ontgrendeling de sleutel
rechtsom 1. Draai voor vergrendeling
de sleutel linksom 2.
Als de portieren met de afstandsbe-
diening ontgrendeld worden, wordt
ook het diefstalalarm en het dead
lock-systeem (hierna beschreven) uit-
geschakeld.
BELANGRIJK Het diefstalalarm
schakelt niet uit als u het portier ont-
grendelt door de sleutel in het slot van
het portier te draaien.
In iedere handgreep bevindt zich een
knop A(fig. 29 voorportieren - fig. 30
achterportieren) die, op het moment
dat u de handgreep vastpakt, de ser-
vobesturing voor het openen van het
portier activeert. De auto is uitgerust met sloten met
elektrische bediening. Hierdoor wor-
den de mechanische delen in bewe-
ging gebracht tijdens het openen van
het portier.
fig. 27
L0A0174b
fig. 28
L0A0176b
fig. 30
L0A0173b
fig. 29
L0A0177b
Controleer voordat u een
portier opent of u dit op
een veilige manier kunt
doen.
VAN BUITENAF ONT-
/VERGRENDELEN
Druk bij gesloten portieren op knopje
A of B(fig. 27) op de handgreep van
de sleutel om de sloten respectievelijk
te ont- of vergrendelen of steek de sleu-
tel in het slot van één van de voorpor-
tieren ( fig. 28).
57
VAN BINNENUIT
OPENEN/SLUITENTrek om het portier te openen aan
handgreep A(fig. 33 voorportieren -
fig. 34 achterportieren) aan de boven-
zijde van het paneel. Dit kan ook bij
vergrendeld slot.
Dicht bij de handgreep van ieder
portier bevinden zich twee druk-
knoppen voor het ver-/ontgrendelen
van de sloten:
– B drukknop voor het ontgrendelen
van de sloten;
– C drukknop voor het vergrendelen
van de sloten.
Het tweekleurige lampje rood/groen
A (fig. 31 voorportieren – fig. 32 ach-
terportieren) geeft aan of de portier-
sloten zijn ver-/ontgrendeld. Het
lampje wordt ongeveer 3 seconden
rood verlicht na het inschakelen van
de centrale portiervergrendeling. Het
lampje is groen verlicht na het ont-
grendelen van de portieren.
Dead lock-systeem
Met het dead lock-systeem kunnen
de interne handgrepen voor het ope-
nen van de portieren mechanisch wor-
den ontkoppeld, zodat de portieren
niet meer van binnenuit kunnen wor-
den geopend door aan de handgrepen
te trekken na het inslaan van een ruit
(extra beveiliging tegen diefstal).
Het systeem schakelt in als binnen 1
seconde na het sluiten van de portie-
ren op het knopje B(fig. 27) op de af-
standsbediening wordt gedrukt: als de
functie is ingeschakeld klinkt er een
geluidssignaal en knipperen de rich-
tingaanwijzers (pijlen) twee keer.
Het systeem schakelt alleen in als
alle portieren goed gesloten zijn.
Zodra het dead lock-systeem is in-
geschakeld, knipperen de lampjes op
de portierpanelen twee maal rood.
Na inschakeling van het
systeem is het onmogelijk
de auto te verlaten: het
dead lock-systeem mag dus alleen
worden ingeschakeld nadat ge-
controleerd is of er geen personen
meer aan boord zijn. Als aan de handgreep aan de bin-
nenzijde van het bestuurdersportier
wordt getrokken, worden gelijktijdig
alle portieren of alleen het bestuur-
dersportier ontgrendeld, afhankelijk
van de in het CONNECT geselec-
teerde instelling.
Bij iedere interne handgreep bevindt
zich een lampje, waardoor de hand-
greep in het donker beter zichtbaar is.
De lampjes branden ongeveer 2 mi-
nuten nadat de contactsleutel in stand
STOP is gedraaid of totdat een por-
tier wordt geopend.
fig. 34
L0A0052b
59
FUNCTIE AUTOCLOSE
(AUTOMATISCHE
VERGRENDELING MET
KEYLESS SYSTEM)Op uitvoeringen met het Keyless
System kunt u met behulp van de in-
stellingen van het CONNECT de
functie “Autoclose” in-/uitschakelen.
Met deze functie worden de sloten van
de portieren en het kofferdeksel auto-
matisch vergrendeld op het moment
dat de CID van de auto weggaat.
Als u zich van de auto verwijdert en
een portier (één of meerdere) is niet
goed gesloten, dan blijft de auto open
en klinkt een tweede geluidssignaal
dat aangeeft dat de sloten niet ver-
grendeld zijn.
De functie “Autoclose” schakelt
noch het diefstalalarm noch het dead
lock-systeem van de portieren (zie de
betreffende paragraaf) in. Deze func-
ties kunnen in ieder geval met de af-
standsbediening worden geactiveerd. ONTGRENDELING VAN DE
SLOTEN BIJ EEN ONGEVAL
De veiligheidsschakelaar schakelt bij
een ongeval ook de centrale portier-
vergrendeling uit, waardoor het inte-
rieur van buitenaf bereikbaar blijft. Het openen van de por-
tieren van buitenaf is ech-
ter afhankelijk van de
staat van de portieren na een on-
geval: als een portier vervormd is,
kan het onmogelijk zijn het portier
te openen ook als het slot is ont-
grendeld. Probeer in dat geval de
andere portieren te openen.
CENTRALE
PORTIERVERGRENDELING
INITIALISEREN
Iedere keer als de accu wordt losge-
koppeld en daarna weer wordt vast-
gekoppeld of de accu wordt opgela-
den als deze volledig leeg was of na
het vervangen van een zekering, moe-
ten voor een correcte werking van de
portiervergrendeling, de klimaatrege-
ling en het ESP-systeem, de hande-
lingen voor het initialiseren worden
uitgevoerd die in de paragraaf “Accu
loskoppelen” in het hoofdstuk “Nood-
gevallen” vermeld staan.
De mechanische externe
verbindingen zijn alleen
actief als de portieren ont-
grendeld zijn. Als de bestuurder van binnenuit
de centrale portiervergrendeling
heeft ingeschakeld en bij een on-
geval de veiligheidsschakelaar de
centrale portiervergrendeling niet
heeft kunnen uitschakelen door
lekkage of beschadiging aan de
accu, kan het interieur niet van
buitenaf bereikt worden.