INLEIDING
DAU10110
Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als eigenaar van de XP500 profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van pro-
ducten van topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw
XP500. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de scooter, terwijl ook
wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw scooter in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog
vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3. Schuif de rugsteun naar voren of
achteren naar de gewenste posi-
tie.
4. Breng de rugsteunbouten aan en
zet ze stevig vast.
5. Breng het zadel aan.
DAU14340
Helmbevestiging
De helmbevestiging bevindt zich onder
het zadel. Naast de boordgereed-
schapsset is een helmborgkabel aan-
gebracht waarmee een helm aan de
helmbevestiging kan worden vastge-
maakt.
Om een helm aan de helmbevesti-
ging te bevestigen
1. Open het zadel. (Zie pagina 3-15.)
2. Haal zoals afgebeeld de helm-
borgkabel door de gesp aan de
helmriem en haak dan de kabellus
over de helmbevestiging.
3. Sluit het zadel stevig af.
WAARSCHUWING
DWA10160
Rijd nooit met een helm bevestigd
aan de helmbevestiging, de helm
kan zo voorwerpen raken waardoor
de machine mogelijk onbestuurbaar
wordt en een ongeval niet uitgeslo-
ten is.
Om een helm los te maken van de
helmbevestiging
Open het zadel, haal de helmborgkabel
los van de helmbevestiging en de helm
en sluit het zadel weer.
1. Rugsteun bestuurder
2. Bout
1
2
1. Helmbevestiging
1
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
2
3
4
5
67
8
9
LET OP:
DCA11620
Om het slippen van de koppe-
ling te voorkomen (de motorolie
smeert immers ook de koppe-
ling) mogen geen chemische
additieven worden toegevoegd.
Gebruik geen olieën met een
“CD” dieselspecificatie of
olëeen met een hogere kwaliteit
dan gespecificeerd. Gebruik
ook geen oliën met een “ENER-
GY CONSERVING II” of hogereaanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigin-
gen in het carter terecht komen.
9. Start de motor, laat hem een paar
minuten stationair draaien en con-
troleer daarbij op olielekkage. Als
er sprake is van olielekkage, zet
de motor dan direct af en zoek de
oorzaak.
10. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien no-
dig.
Terugstellen van het controlelamp-
je olieverversingstermijn
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Houd de terugstelknop gedurende
twee tot acht seconden ingedrukt.3. Laat de terugstelknop los, het con-
trolelampje olieverversingstermijn
zal nu uitgaan.
OPMERKING:
Als de motorolie werd ververst voordat
het controlelampje olieverversingster-
mijn brandde (dus voordat de periodie-
ke intervalperiode voor olieverversing
was verstreken), moet het controle-
lampje na de olieverversing worden te-
ruggesteld om het eerstvolgende
tijdstip voor olieverversing correct aan
te geven. Volg de hierboven beschre-
ven werkwijze ook om het controle-
lampje olieverversingstermijn terug te
stellen voordat de olieverversingster- Aanbevolen motorolie:
SAE 10W-30 of SAE 10W-40
(API SE, SF, SG of hoger)
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefil-
terpatroon:
2.80 L (2.96 US qt)
(2.46 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpa-
troon:
2.90 L (3.07 US qt)
(2.55 Imp.qt)
1. Terugstelknop “OIL CHANGE”
1
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9gebruik geen bijtende reini-
gingsmiddelen of harde spon-
zen, deze veroorzaken dofheid
en laten krasjes achter. Sommi-
ge reinigingsmiddelen voor
kunststof laten eveneens kras-
jes achter op de kuipruit. Test
het product op een klein,
niet-zichtbaar gedeelte van de
kuipruit om zeker te zijn dat
geen sporen achterblijven op de
kuipruit. Als de kuipruit krasjes
vertoont, breng dan na wassen
een hoogwaardige polish voor
gebruik op kunststof aan.
Na normaal gebruik
Verwijder vuil met warm water, zachte
zeep en een zachte, schone spons en
spoel dan grondig met schoon water.
Gebruik een tandenborstel of een fles-
senborstel op moeilijk bereikbare plek-
ken. Hardnekkig vastzittend vuil en
insectenresten laten gemakkelijker los
als de bewuste plek alvorens te reini-
gen een paar minuten met een vochti-
ge doek wordt bedekt.Na rijden in regen, aan de kust of op
bepekelde wegenZeelucht en wegenzout waarmee we-
gen ’s winters worden bestrooid heb-
ben in combinatie met water een zeer
corrosieve werking; handel daarom als
volgt na een rit in een regenbui, nabij
de kust of op bepekelde wegen.OPMERKING:
’s Winters gestrooid wegenzout kan
nog tot in de lente aanwezig blijven.
1. Reinig de scooter met koud water
en zachte zeep nadat de machine
is afgekoeld.
LET OP:
DCA10790
Gebruik geen heet water, dit ver-
sterkt de corrosieve werking van het
zout.
2. Breng met een spuitbus een corro-
siewerend middel aan op alle me-
talen delen, ook op verchroomde
en vernikkelde componenten, om
zo corrosie te voorkomen.
Na reiniging
1. Droog de scooter met een zeemle-ren lap of een vochtabsorberende
doek.
2. Gebruik een chroompolish om ver-
chroomde, aluminium en roestvrij-
stalen delen te doen glanzen, ook
het uitlaatsysteem. (Zelfs thermi-
sche verkleuringen op roestvrijsta-
len uitlaatsystemen kunnen door
oppoetsen worden verwijderd.)
3. Het is aan te bevelen om met een
spuitbus een corrosiewerend mid-
del aan te brengen op alle metalen
delen, ook op verchroomde en
vernikkelde componenten, om zo
corrosie te voorkomen.
4. Gebruik oliespray als universeel
schoonmaakmiddel om eventueel
nog achtergebleven vuil te verwij-
deren.
5. Werk kleine lakbeschadigingen bij
veroorzaakt door steenslag e.d.
6. Zet alle gelakte oppervlakken in de
was.
7. Laat de scooter volledig drogen al-
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-3
2
3
4
5
6
78
9
vorens te stallen of af te dekken.
WAARSCHUWING
DWA10940
Controleer of er geen olie of was
op de wielen of de remmen zit.
Reinig de remschijven en rem-
voeringen indien nodig met een
normale remschijfreiniger of
aceton en spoel de banden
schoon met lauw water en een
mild reinigingsmiddel.
Test voor u de scooter in ge-
bruik neemt eerst de remwer-
king en het weggedrag in
bochten.
LET OP:
DCA10800
Breng een geringe hoeveelheid
oliespray en was aan en verwij-
der overtollige hoeveelheden.
Breng oliespray of was nooit
aan op rubber of kunststof de-
len, behandel deze met een
daartoe bestemd verzorgings-
middel.
Vermijd het gebruik van schu-rende poetsmiddelen, deze tas-
ten de lak aan.
OPMERKING:
Vraag een Yamaha dealer om advies
over de te gebruiken producten.
DAU26310
Stalling
Korte termijn
Stal uw scooter steeds op een koele en
droge plek en bescherm indien nodig
tegen stof met een luchtdoorlatende
stallinghoes.
LET OP:
DCA10820
Als de scooter wordt gestald in
een slecht geventileerde ruimte
of in vochtige toestand wordt af-
gedekt met een dekzeil, zal wa-
ter en vocht kunnen
binnendringen en roestvorming
veroorzaken.
Voorkom corrosie door de ma-
chine niet te stallen in een voch-
tige kelder, een stal (i.v.m. de
aanwezigheid van ammoniak-
damp) en in een opslagruimte
voor sterke chemicaliën.
Lange termijn
Alvorens uw scooter gedurende meer-
dere maanden aaneen te stallen:
1. Volg alle instructies op in de para-
graaf “Verzorging” in dit hoofdstuk.