Page 17 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai hem dan naar
“OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt ge-
houden.
WAARSCHUWING
DWA10060
Draai de contactsleutel nooit naar “OFF”
of naar “LOCK” terwijl de machine rijdt;
elektrische systemen worden dan afge-
schakeld en mogelijk zult u zo de macht
over het stuur verliezen of een ongeval
veroorzaken. Zorg altijd dat de machine
stilstaat voordat u de sleutel naar “OFF”of naar “LOCK” draait.
DAU34340
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht,
de kentekenverlichting en het parkeerlicht
branden. De alarmverlichting en richtin-
gaanwijzers kunnen worden ingeschakeld,
maar alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “” te kunnen draaien.
LET OP:
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-den raken.
DAU11001
Controle- en
waarschuwingslampjes
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
1. Drukken.
2. Draaien.
1. Waarschuwingslampje olieniveau “”
2. Waarschuwingslampje motorstoring “”
3. Vrijstandcontrolelampje “”
4. Controlelampje grootlicht “”
5. Controlelampje startblokkering “”
6. Controlelampjes richtingaanwijzers “” en
“”
U1B3D0D0.book Page 3 Monday, February 9, 2004 11:45 AM
Page 18 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje “”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11250
Waarschuwingslampje olieniveau “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.OPMERKING:
Bij een voldoende hoog olieniveau kan
het waarschuwingslampje soms toch
knipperen bij rijden op een helling of bij
plotseling afremmen of optrekken, er is
dan echter geen sprake van een sto-
ring.
Dit model is ook uitgerust met een zelf-
diagnosesysteem voor het circuit van
het waarschuwingslampje olieniveau.
Als het waarschuwingslampje olieni-veau defect is, wordt de volgende cy-
clus herhaald totdat de storing is
opgeheven: Het waarschuwings-
lampje olieniveau knippert tien keer en
dooft dan gedurende 2.5 seconde. Als
dit zich voordoet, vraag dan een
Yamaha dealer de machine te contro-
leren.
DAU11530
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knippert wanneer een elektrisch circuit dat
de motorwerking controleert defect is.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer het
zelfdiagnosesysteem te controleren. (Zie
pagina 3-6 voor uitleg over de werking van
het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha dealer om het elektrisch circuit te
testen.
DAU27020
Controlelampje startblokkering “”
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je controleert u door de contactsleutel naar
“ON” te draaien.Als het controlelampje niet een paar secon-
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan
een Yamaha dealer om het elektrisch circuit
te testen.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
OPMERKIN
G:
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem. Als het startblokkeersysteem defect
is dan zal het controlelampje in een bepaald
patroon knipperen wanneer de contactsleu-
tel naar “ON” wordt gedraaid. Vraag in dat
geval een Yamaha dealer het zelfdiagnose-
systeem te controleren. Als het controle-
lampje eerst vijfmaal langzaam knippert en
dan herhaaldelijk tweemaal snel, betreft het
mogelijk een signaalstoring. Als deze foutzich voordoet, probeer dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.
U1B3D0D0.book Page 4 Monday, February 9, 2004 11:45 AM
Page 19 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
OPMERKING:Houd andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden ge-start.
2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeersleu-
tel en beide standaardsleutels naar
een Yamaha dealer en laat de stan-
daardsleutels opnieuw coderen.
DAU32922
LCD-toerenteller Met de LCD-toerenteller kan de motorrijder
het motortoerental controleren en dit binnen
het ideale bereik houden.
Als de contactsleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, verschijnen alle segmenten over het
hele toerentalbereik een voor een op het
display van de LCD-toerenteller en verdwij-
nen daarna weer om het elektrisch circuit te
testen.OPMERKING:Het eerste segment van de toerenteller
knippert tijdens het stationair draaien of rij-
den, totdat de koelvloeistoftemperatuur 60
°C (140 °F) heeft bereikt. Dit duidt dus nietop een storing.
LET OP:
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.Rode zone: 14000 tpm en hoger
1. LCD-toerenteller
2. Rode zone toerenteller
U1B3D0D0.book Page 5 Monday, February 9, 2004 11:45 AM
Page 20 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
DAU32976
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12311
Zorg dat de machine stilstaat, voordat u
wijzigingen in de instellingen van het
multifunctionele display gaat aanbren-gen.
Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:
een snelheidsmeter (die de actuele rij-
snelheid aangeeft)
twee toerentellers, één met LCD-
weergave en één met digitale weerga-
ve (die het aantal tpm van de motor
aangeven)
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand toont)
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor branstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het onderste segment van de brand-
stofniveaumeter begon te knipperen)
een klok
een weergave luchtaanzuigtempera-
tuur
een brandstofniveaumeter
een temperatuurmeter koelvloeistof
een voorziening voor zelfdiagnose
OPMERKING:
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de toetsen “SE-
LECT” en “RESET” gebruikt.
Alleen voor Groot-Brittannië: Om te
wisselen tussen de kilometer- en mij-
lenweergave van de snelheidsmeter
en de kilometerteller/ritteller drukt u de
toets “SELECT” minstens twee secon-den in.Kilometerteller-, ritteller- en digitale toe-
rentellerweergaven
Door op de toets “SELECT” te drukken wis-
selt de weergave volgens onderstaande
volgorde tussen de kilometertellermodus
“ODO” en de rittellermodi “TRIP 1” en “TRIP
2” (“TRIP F”) en de toerenteller “E”:
ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → (TRIP F) → E
→ ODO
Als de hoeveelheid brandstof in de brand-
stoftank afneemt tot 3.6 L (0.95 US gal)
(0.79 Imp.gal), begint het onderste segment
van de brandstofniveaumeter te knipperen
en wisselt de kilometertellerweergave auto-
matisch naar de brandstofreserve-ritteller-
modus “TRIP F”, waarop de afgelegde
afstand vanaf dat punt wordt aangegeven.
In dat geval wordt door het indrukken van
de toets “SELECT” in de onderstaande
volgorde gewisseld tussen de diverse weer-
gaven van rittellers en kilometerteller:
TRIP F → E → ODO → TRIP 1 → TRIP 2
→ TRIP F
Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de toets “SELECT”
te drukken en dan de toets “RESET” min-
stens 1 seconde lang ingedrukt te houden.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet
zelf met de hand op nul terugstelt, wordt
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofniveaumeter
3. Temperatuurmeter koelvloeistof
4.“SELECT”-toets
5.“RESET”-toets
6. Klokweergave/weergave
luchtaanzuigtemperatuur
7. Kilometerteller/rittellers/digitale toerentellerU1B3D0D0.book Page 6 Monday, February 9, 2004 11:45 AM
Page 21 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
deze automatisch teruggesteld zodra na het
tanken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt
de vorige weergavemodus weer.
Klok
Stel de weergave eerst in op de kilometer-
teller- of toerentellermodus en druk dan
minstens twee seconden lang op de “RES-
ET”-toets om van de weergave luchtaan-
zuigtemperatuur naar de klok te wisselen.OPMERKING:De klok wordt automatisch weergegevenals de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid.
De klok op tijd zetten:1. Houd de toetsen “SELECT” en “RES-
ET” tegelijkertijd minstens twee secon-
den lang ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knippe-
ren, drukt u op de toets “RESET” om
de uren in te stellen.
3. Druk op de toets “SELECT” en de mi-
nutenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op de toets “RESET” om de mi-
nuten in te stellen.
5. Druk op de toets “SELECT” en laat
deze dan los om de klok te starten.Luchtaanzuigtemperatuurmodus
Afhankelijk van de staat van de motor kan
de weergegeven temperatuur verschillen
van de buitentemperatuur. Stel de weerga-
ve eerst in op de kilometerteller- of toeren-
tellermodus en druk dan minstens twee
seconden lang op de “RESET”-toets om de
klok te wijzigen naar de luchtaanzuigtempe-
ratuurmodus.
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
displaysegmenten van de brandstofniveau-
meter verdwijnen richting “E” (Empty) naar-
mate het brandstofniveau verder daalt.
Wanneer er nog maar één segment naast
“E” is overgebleven, moet zo snel mogelijk
brandstof worden bijgevuld.
OPMERKING:Deze brandstofniveaumeter is voorzien van
een zelfdiagnosesysteem. Als het elektrisch
circuit defect raakt, zullen de displayseg-
menten gaan knipperen. Vraag in dat geval
een Yamaha dealer het elektrisch circuit tetesten.Temperatuurmeter koelvloeistof
Met de contactsleutel in de stand “ON” geeft
de temperatuurmeter koelvloeistof de tem-
peratuur van de koelvloeistof aan. Als de
contactsleutel naar “ON” wordt gedraaid,
verschijnen alle segmenten van de tempe-
ratuurmeter koelvloeistof een voor een op
het display en verdwijnen daarna weer om
het elektrisch circuit te testen. De koelvloei-
stoftemperatuur is afhankelijk van de
weersomstandigheden en de motorbelas-
ting. Als het bovenste segment knippert,
stop de machine dan en laat de motor af-
koelen. (Zie pagina 6-36.)
LET OP:
DCA10020
Laat de motor niet draaien terwijl dezeoververhit is.
Zelfdiagnosesystemen
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als een van deze circuits uitvalt, gaat het
waarschuwingslampje voor motorstoring
branden en toont het multifunctionele dis-
play een foutcode van 2 cijfers (bijv. 12, 13,
14).
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem.
U1B3D0D0.book Page 7 Monday, February 9, 2004 11:45 AM
Page 22 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
Als een van de circuits van het startblok-
keersysteem uitvalt, gaat het controlelamp-
je startblokkering knipperen en toont het
multifunctionele display een foutcode van 2
cijfers (bijv. 51, 52, 53).OPMERKIN
G:
Als het multifunctionele display foutcode 52
toont (alle segmenten van de temperatuur-
meter koelvloeistof gaan branden met uit-
zondering van het bovenste segment, dat
gaat knipperen), dan kan dit worden veroor-
zaakt door een storing in het transponder-
signaal. Als deze fout zich voordoet,probeer dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.
OPMERKING:Houd andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden ge-start.
2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeersleu-
tel en beide standaardsleutels naar
een Yamaha dealer en laat de stan-
daardsleutels opnieuw coderen.
Noteer zo’n foutcode als die op het multi-
functionele display staat aangegeven en
vraag een Yamaha dealer het voertuig te
controleren.LET OP:
DCA11590
Wanneer het display een foutcode aan-
geeft, moet de machine zo spoedig mo-
gelijk worden gecontroleerd ommotorschade te voorkomen.
DAU12330
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie) Deze motor kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidief-
stal-alarmsysteem. Neem contact op met
een Yamaha dealer voor nadere informatie.
1. Weergave foutcodeU1B3D0D0.book Page 8 Monday, February 9, 2004 11:45 AM
Page 23 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
DAU12343
Stuurschakelaars Links
Rechts
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “” voor grootlicht
en op “” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “/”
Druk deze schakelaar naar “” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “”. Zet deze schakelaar op “” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12710
Startknop “”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien.LET OP:
DCA10050
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voor-dat u de motor start.
DAU12731
Schakelaar alarmverlichting “”
Met de sleutel in de stand “ON” of “” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP:
DCA10060
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de accuontladen raken.
1. Lichtsignaalschakelaar “”
2. Dimlichtschakelaar “/”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “/”
4. Claxonschakelaar “”
5. Schakelaar alarmverlichting “”
1. Noodstopschakelaar “/”
2. Startknop “”
U1B3D0D0.book Page 9 Monday, February 9, 2004 11:45 AM
Page 24 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
3
DAU12820
Koppelingshendel De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-16.)
DAU12870
Schakelpedaal Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij het
schakelen van de versnellingen van de 6-
traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
DAU26822
Remhendel De remhendel bevindt zich aan de rechter-
stuurgreep. Trek de hendel naar het stuur
toe om de voorrem te bekrachtigen.
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor afstelpositie. Om de afstand tussen de
remhendel en de stuurgreep af te stellen,
wordt het stelwiel gedraaid terwijl de hendel
van het stuur vandaan wordt gehouden.
Controleer of het correcte instelpunt op het
stelwiel tegenover het “” merkteken op
de remhendel staat.
1. Koppelingshendel
1. Schakelpedaal
1. Remhendel
2. Stelwiel afstelpositie remhendel
3.“”-merkteken
4. Afstand tussen remhendel en stuurgreep
U1B3D0D0.book Page 10 Monday, February 9, 2004 11:45 AM