52
CENTRAAL OPENEN/SLUITEN
VAN DE ZIJRUITEN EN HET
OPENDAKAls u de centrale portiervergrende-
ling in-/uitschakelt, kunnen de zijrui-
ten en het opendak ook centraal wor-
den geopend/gesloten mits alle por-
tieren goed gesloten zijn.
Om de zijruiten en het opendak cen-
traal te sluiten, moet het knopje A
( fig. 23/c) op de afstandsbediening
langer dan 2 seconden worden inge-
drukt na het sluiten van de portieren:
de zijruiten en het opendak worden
geheel gesloten. Als u het knopje
loslaat stopt het sluiten.
Om de zijruiten en het opendak cen-
traal te openen, moet het knopje B
(fig. 23/c) op de afstandsbediening Controleer voor en tij-
dens het bedienen van de
ruit en het opendak altijd
of de passagiers of personen die
zich in de buurt van de auto be-
vinden niet verwond kunnen wor-
den door de bewegende ruiten of
het opendak; hetzij direct door
contact met de ruit of het opendak,
hetzij indirect door voorwerpen
die door de ruit of het opendak
worden meegesleept of geraakt. langer dan 2 seconden worden inge-
drukt na het openen van de portieren:
de zijruiten en het opendak worden ge-
heel geopend. Als u het knopje loslaat
stopt het openen.
Als de auto in de zon heeft gestaan,
kunt u deze functie inschakelen om
het interieur te ventileren, voordat u
in de auto stapt.
BELANGRIJK Plaats de CID niet
op het opendak van de auto om te
voorkomen dat de CID per ongeluk
wordt herkend. Het is raadzaam de
CID altijd bij u te dragen (bijv. in
de zak van een jas).
fig. 23/c
L0A0253b
INSTELLINGEN VAN HET
SYSTEEM
Met het CONNECT kunnen enkele
functies van het herkenningssysteem
(Keyless System) worden in-/uitge-
schakeld via de selecteerbare instel-
lingen op het display van het CON-
NECT.
De functies “centrale ontgrendeling”
en “ontgrendeling bestuurdersportier”
van de centrale portiervergrendeling
kunnen ook worden ingesteld voor het
Keyless System en werken als volgt:
– centrale ontgrendeling: alle portie-
ren van de auto worden gelijktijdig
ontgrendeld en kunnen geopend wor-
den
– ontgrendeling bestuurdersportier:
alleen het bestuurdersportier kan ge-
opend worden terwijl de andere por-
tieren vergrendeld blijven, om de
voorkomen dat daartoe niet gemach-
tigde personen de auto betreden. In
dat geval gaat het groene lampje op
het bestuurderspaneel branden, ter-
wijl de lampjes op de andere panelen
gedoofd zijn.
Met de instelling “ontgrendeling be-
stuurdersportier” kunnen toch alle
53
portieren worden ontgrendeld door
het knopje B(fig. 18) op de CID of,
als het bestuurdersportier is geopend,
het knopje voor centrale portieront-
grendeling op het portierpaneel in te
drukken, zodat passagiers kunnen in-
stappen.
De andere instellingen van het her-
kenningssysteem die kunnen worden
in-/uitgeschakeld zijn:
– automatische vergrendeling van
portieren en kofferdeksel
Zie voor de instellingen van het her-
kenningssysteem het CONNECT-
boekje.
STORINGSMELDING
Als er een storing in het Keyless Sys-
tem is, verschijnt het symbool Yop
het display van het instrumentenpa-
neel met daarbij het bericht “DE-
FECT BEVEILIGING AUTO”.
BELANGRIJK Wendt u bij een
storing tot de Lancia-dealer. EXTRA CID’S BESTELLEN
De ontvanger van het Keyless Sys-
tem kan maximaal 4 CID’s herken-
nen.
Als u naast de geleverde CID’s nog
extra exemplaren hebt aanschaft, be-
denk dan dat het programmeren voor
alle CID’s moet worden uitgevoerd.
Als u in loop der tijd een nieuwe CID
nodig hebt, wendt u dan tot de Lan-
cia-dealer. U dient alle sleutels, de in
u bezit zijnde CID’s, de CODE-card,
een identiteitsbewijs en het kenteken-
bewijs mee te nemen. MINISTERIËLE GOEDKEURING
In overeenstemming met de wetge-
ving in ieder land ten aanzien van ra-
diozendapparatuur is, voor de landen
waar een zendmachtiging verplicht is,
het toelatingsnummer op de CID ver-
meld.
Afhankelijk van de uitvoering/land
kan de code ook zijn aangebracht op
de ontvanger.
54
Batterij vervangen:
– wip het dekseltje A (fig. 24)bij
punt Bop
– verwijder de noodsleutel C (fig.
25)
– vervang de batterij D (fig. 26)en
plaats de nieuwe batterij met de plus-
pool (+) naar boven gericht;
– plaats de noodsleutel terug
– druk het dekseltje weer in de zit-
ting.
BELANGRIJK Raak de elektrische
contacten in de CID niet aan en voor-
kom dat de CID in aanraking komt
met vloeistof of stof.
fig. 24
L0A0226b
fig. 25
L0A0241b
fig. 26
L0A0229b
Lege batterijen zijn
schadelijk voor het milieu.
Ze moeten in een batterij-
enbak of chemobox worden gede-
poneerd. Vermijd blootstelling aan
open vuur en hoge temperaturen.
Houd ze buiten het bereik van kin-
deren.
BATTERIJ VAN DE CID
VERVANGEN
Als de batterij van de CID bijna leeg
is, verminderen de prestaties van het
systeem. In dat geval moet de batterij
vervangen worden door een nieuw
exemplaar van hetzelfde type. Deze
batterijen zijn normaal in de handel
verkrijgbaar. BELANGRIJK
De aanwezigheid
van elektromagnetische golven, die
niet schadelijk zijn voor de CID, kun-
nen invloed hebben op de levensduur
van de batterij. Laat daarom de CID
niet lange tijd in de buurt van elek-
tronische systemen (zoals PC-moni-
tor’s, televisies, enz..).
BELANGRIJK Elektronische syste-
men (zoals mobiele telefoons, PDA,
enz.) kunnen de juiste herkenning
door het Keyless System beïnvloeden.
Wij raden u aan de CID gescheiden te
houden van dergelijke apparaten, bij-
voorbeeld in verschillende zakken.
59
FUNCTIE AUTOCLOSE
(AUTOMATISCHE
VERGRENDELING MET
KEYLESS SYSTEM)Op uitvoeringen met het Keyless
System kunt u met behulp van de in-
stellingen van het CONNECT de
functie “Autoclose” in-/uitschakelen.
Met deze functie worden de sloten van
de portieren en het kofferdeksel auto-
matisch vergrendeld op het moment
dat de CID van de auto weggaat.
Als u zich van de auto verwijdert en
een portier (één of meerdere) is niet
goed gesloten, dan blijft de auto open
en klinkt een tweede geluidssignaal
dat aangeeft dat de sloten niet ver-
grendeld zijn.
De functie “Autoclose” schakelt
noch het diefstalalarm noch het dead
lock-systeem van de portieren (zie de
betreffende paragraaf) in. Deze func-
ties kunnen in ieder geval met de af-
standsbediening worden geactiveerd. ONTGRENDELING VAN DE
SLOTEN BIJ EEN ONGEVAL
De veiligheidsschakelaar schakelt bij
een ongeval ook de centrale portier-
vergrendeling uit, waardoor het inte-
rieur van buitenaf bereikbaar blijft. Het openen van de por-
tieren van buitenaf is ech-
ter afhankelijk van de
staat van de portieren na een on-
geval: als een portier vervormd is,
kan het onmogelijk zijn het portier
te openen ook als het slot is ont-
grendeld. Probeer in dat geval de
andere portieren te openen.
CENTRALE
PORTIERVERGRENDELING
INITIALISEREN
Iedere keer als de accu wordt losge-
koppeld en daarna weer wordt vast-
gekoppeld of de accu wordt opgela-
den als deze volledig leeg was of na
het vervangen van een zekering, moe-
ten voor een correcte werking van de
portiervergrendeling, de klimaatrege-
ling en het ESP-systeem, de hande-
lingen voor het initialiseren worden
uitgevoerd die in de paragraaf “Accu
loskoppelen” in het hoofdstuk “Nood-
gevallen” vermeld staan.
De mechanische externe
verbindingen zijn alleen
actief als de portieren ont-
grendeld zijn. Als de bestuurder van binnenuit
de centrale portiervergrendeling
heeft ingeschakeld en bij een on-
geval de veiligheidsschakelaar de
centrale portiervergrendeling niet
heeft kunnen uitschakelen door
lekkage of beschadiging aan de
accu, kan het interieur niet van
buitenaf bereikt worden.
125
Lancia CODE, Keyless System (CID) en diefstalalarm
Lampje/symbool
Y
Bericht
BATTERIJ AFSTANDSBE-
DIENING LEEG
ELEKTRONISCHE SLEU-
TEL NIET HERKEND
DEFECT IN DIEFSTAL -
ALARM BEZOEK EEN
WERKPLAATS
INBRAAKPOGING
DEFECT IN
BEVEILIGING
BEZOEK EEN WERK-
PLAATS
SLEUTEL NIET MEER IN
AUTO AANWEZIG AUTO
KAN NIET WORDEN GE-
START Betekenis van het bericht
De batterij van de afstandsbedie-
ning is bijna leeg
De Lancia CODE herkent de code
van de CID niet
Het diefstalalarm is defect
Er is een inbraakpoging
geconstateerd
Er zijn storingen
in de Lancia CODE
geconstateerd
De CID is niet meer
in de auto aanwezig waardoor
de motor niet kan worden gestart Handeling
Vervang de batterij
Probeer het met de andere CID’s die
bij de auto geleverd worden en voer,
indien nodig, een noodstart uit (zie
het hoofdstuk “Noodgevallen”)
Wendt u tot de
Lancia-dealer
Zie de paragraaf “Diefstalalarm“
Wendt u tot de
Lancia-dealer
Om de motor weer te kunnen star-
ten, moet de CID in het interieur
worden geplaatst
180
ELEKTRONISCH
BEDIENDE AUTO-
MATISCHE VER-
SNELLINGSBAK
(COMFORTRONIC)
De auto is uitgerust met een elek-
tronisch bediende automatische ver-
snellingsbak. Naast de normale
functies kunt u handmatig de ver-
snellingen inschakelen door de ver-
snellingspook in het daarvoor
bestemde deel te plaatsen.
BELANGRIJK Lees alle informa-
tie in deze paragraaf zorgvuldig
door, zodat u voordat u met de auto
gaat rijden, op de hoogte bent van
de juiste werking van onder andere
de beveiligingssystemen Shift-lock
en Key-lock, waarmee de automati-
sche transmissie is uitgerust. MOTOR STARTEN
De motor kan alleen gestart wor-
den als de versnellingspook in stand
P of N (fig. 130) staat.
Uit veiligheidsoverwegingen is het
raadzaam de motor te starten terwijl
het rempedaal is ingetrapt.
BELANGRIJK Druk na het starten
van de motor het gaspedaal niet in
voor en tijdens het verplaatsen van
de versnellingspook. Dit is met name
zeer belangrijk als de motor koud is. WEGRIJDEN
Houd na het starten het rempedaal
bij een draaiende motor ingetrapt
(beveiligingssysteem Shift-lock), en
plaats de versnellingspook in stand
D of in de stand voor handmatige
bediening. Laat het rempedaal los
en trap het gaspedaal geleidelijk in.
BELANGRIJK De versnellings-
pook kan uitsluitend uit stand P
worden verplaatst als de contact-
sleutel in stand MARstaat en het
rempedaal is ingetrapt (beveiligings-
systeem Shift-lock).
De versnellingspook kan vanuit
stand Din een andere stand worden
geplaatst, zonder het rempedaal in
te trappen, volgens het schema dat
op het schakelmasker is aange-
bracht. Alleen als de pook vanuit
stand Pwordt verplaatst, moet om
veiligheidsredenen het rempedaal
worden ingetrapt.
fig. 130
L0A0184b
181
Verlang de eerste kilo-
meters geen maximale
prestaties, maar wacht tot
de motor op bedrijfstemperatuur
is.
AUTO STILZETTEN
Voor het stilzetten van de auto hoeft
alleen het rempedaal ingetrapt te
worden, onafhankelijk van de stand
van de versnellingspook.
Als de motor stationair
draait en de hendel in
stand D of R staat, moet
het rempedaal ingetrapt worden
gehouden, ook als de auto op een
vlakke ondergrond staat; als u
het rempedaal niet ingetrapt
houdt, komt de auto in beweging. De contactsleutel kan alleen uit het
contactslot worden genomen als de
versnellingspook in stand Pstaat
(beveiligingssysteem Key-lock) en
binnen 30 seconden nadat de con-
tactsleutel in stand STOPis
gedraaid. Gedurende deze tijd is de
letter Pop het display van het in-
strumentenpaneel verlicht ( fig.
131). Na deze 30 seconden dooft de
letter Pop het display en blijft de
contactsleutel in het slot geblok-
keerd. Om de sleutel uit het slot te
nemen, moet de contactsleutel in
stand MARworden gedraaid en ver-
volgens weer in stand STOP; op
deze manier hebt u nog eens 30
seconden ter beschikking op de sleu-
tel uit te nemen. BELANGRIJK
In geval van nood
(storingen, lege accu, enz.) kan de
sleutel ook worden uitgenomen als
de versnellingspook niet in stand P
staat. Draai hiervoor de contactsleu-
tel in stand STOP, druk op knop A
(fig. 132) en neem tegelijkertijd de
sleutel uit het slot.
fig. 131
L0A0238b
fig. 132
L0A0178b
189
Als de bovenstaande
voorzorgsmaatregelen niet
in acht worden genomen,
kan ernstige schade aan de auto-
matische versnellingsbak worden
toegebracht.
De auto mag slechts over korte af-
standen en met lage snelheid ge-
sleept worden: indien over een
langere afstand wordt gesleept,
moet dit gebeuren met de aange-
dreven wielen los van de grond,
zodat de versnellingsbak tijdens
het slepen niet wordt aangedreven.
SLEPEN VAN DE AUTO
BELANGRIJK Houdt u bij het sle-
pen van de auto aan de wettelijke be-
palingen en aan de aanwijzingen in
het hoofdstuk “Noodgevallen”.
Bij het slepen moeten de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht worden
genomen:
– vervoer de auto, indien mogelijk,
op de laadvloer van een bergingsauto;
– als er geen bergingsauto beschik-
baar is, moet de auto met de aange-
dreven wielen (voorwielen) los van de
grond gesleept worden;
– als ook deze oplossing onmogelijk
is, kan de auto over een afstand van
maximaal 50 km en met een snelheid
lager dan 50 km/h, gesleept worden.
De auto mag uitsluitend worden ge-
sleept als de versnellingspook in stand
N staat. Voordat u de auto gaat
slepen, moet de automati-
sche handrem worden uit-
geschakeld op de manier die be-
schreven staat in de betreffende
paragraaf. Laat de CID (indien
aanwezig) van het herkennings-
systeem (Keyless System) in het in-
terieur om te voorkomen dat het
stuurslot vergrendelt. Start de mo-
tor niet als de auto wordt gesleept.
ESP EN ASR
ESP-SYSTEEM (ELECTRONIC
STABILITY PROGRAM):
ALGEMENE INFORMATIE
Het ESP-systeem is een elektronisch
geregeld systeem dat de stabiliteit van
de auto bewaakt door het motorkop-
pel en de remwerking op de wielen af-
zonderlijk te regelen als de wielen hun
grip verliezen, waardoor de auto be-
ter op koers blijft.
Tijdens de rit is de auto onderwor-
pen aan zijwaartse krachten en krach-
ten in de lengterichting, die door de
bestuurder kunnen worden gecontro-
leerd, totdat de banden de grip ver-
liezen; als dit gebeurt, dan wijkt de
auto af van de door de bestuurder ge-
wenste koers.
Vooral als op een onregelmatig weg-
dek wordt gereden (klinkers, nat, be-
ijzeld of modderig wegdek), kan de
grip van de banden te gering zijn en
kan het gebeuren dat de auto uit
koers raakt (overstuur, onderstuur).